ECLI:NL:RBGEL:2025:1492

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
225475-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een contant geldbedrag van € 55.147,- door een 30-jarige man

Op 20 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van witwassen. De verdachte had op 15 november 2022 in Arnhem een contant geldbedrag van € 55.347,- voorhanden gehad, waarvan een aanzienlijk deel was aangetroffen in een tas tijdens een politiecontrole. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, waardoor de doorzoeking van de tas rechtmatig was. De verdachte had verschillende verklaringen gegeven over de herkomst van het geld, maar deze werden als ongeloofwaardig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken en een taakstraf van 180 uur geëist. De rechtbank legde deze straf op, met de toevoeging dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits de verdachte zich tijdens de proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast werd een geldbedrag van € 55.147,- verbeurd verklaard, terwijl een bedrag van € 200,- aan de verdachte werd geretourneerd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/225475-23
Datum uitspraak : 20 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. D.C. Vlielander, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 november 2022, te Arnhem, althans in Nederland (van) (een) of meer voorwerp(en), te weten (een) contant(e) geldbedrag(en) van (ongeveer) € 55.347,00
-, in elk geval enig geldbedrag
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) te weten dat/die gedlbedrag(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) te weten dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den) en/of
(een) voorwerp(en) te weten (een) contant(e) geldbedrag(en) van (ongeveer) € 55.347,00-, in elk geval enig geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) contant(e) geldbedrag(en) van (ongeveer) € 55.347,00-, in elk geval enig geldbedrag, althans (een) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij verdachte wist dat dat/die voorwerp(en) te weten dat/die contant(e) geldbedrag(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij heeft primair aangevoerd dat het aangetroffen geldbedrag moet worden uitgesloten van het bewijs vanwege een onherstelbaar vormverzuim. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat sprake dient te zijn van bewijsuitsluiting van de eerste verklaring die verdachte heeft afgelegd na het aantreffen van het geldbedrag omdat zich een onherstelbaar vormverzuim heeft voorgedaan.
De raadsman heeft meer subsidiair bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de geldbedragen die verdachte bij zich had onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf nu er een concrete, verifieerbare verklaring ligt die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Beoordeling door de rechtbank
Vormverzuimen
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig was, omdat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld. Hiermee was de doorzoeking van de tas zonder toestemming van verdachte ongerechtvaardigd. Vanwege dit vormverzuim dient het aantreffen van het geldbedrag in die tas als onrechtmatig verkregen bewijs te worden aangemerkt en zal dit moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt dat verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 15 november 2022 in Arnhem een ANPR hit kregen van een voertuig (kenteken [kenteken] ) en de inzittenden, in verband met mogelijke betrokkenheid bij drugsdealen. Hierop hebben verbalisanten het voertuig een stopteken gegeven. Het voertuig werd bestuurd door verdachte. Gelet op de ANPR hit is door verbalisanten besloten om tot een uitgebreide controle over te gaan.Aan verdachte is daarbij gevraagd of er achter in zijn auto mocht worden gekeken. De verbalisant hoorde verdachte hierop “ja hoor” zeggen. De verbalisant heeft daarop de kofferbak van het voertuig geopend en zag hierin meerdere spullen liggen, waaronder een kartonnen doos met daarin wat spullen en een rode hard-plastic boodschappentas. De verbalisant kon in deze tas kijken omdat de tas open stond. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat er in de tas een voorwerp lag dat was gewikkeld in een zachte plastic tas. Gezien zijn eerdere, beroepsmatige, ervaringen met betrekking tot vervoer van drugs en de manier waarop deze onopvallend verpakt worden trok deze combinatie zijn aandacht. Verbalisant heeft de tas opgepakt en merkte dat deze zwaar aanvoelde. Toen hij het voorwerp vastpakte, voelde hij dat het voorwerp niet solide of zacht was. Verder hoorde verbalisant een knisperend geluid van iets dat op folie leek bij het bewegen van de inhoud. Het is verbalisant ambtshalve bekend dat blokken drugs vaak in folie gewikkeld worden. Vanwege de ANPR treffer en het hierboven geschreven gevoel kreeg de verbalisant het vermoeden dat de inhoud van de tas mogelijk een blok drugs betrof. Hierop besloot de verbalisant om verder in de plastic tas te kijken. Toen hij de tas opende trof hij hierin een pak met bankbiljetten aan die strak op elkaar geperst in folie waren gepakt. [2]
De rechtbank is van oordeel dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit op het moment dat de verbalisant in de tas keek en daarin een voorwerp zag liggen dat gewikkeld was in zwart plastic. Deze waarneming in combinatie met het feit dat het voor verbalisant ambtshalve bekend is dat drugs vaak op een dergelijke wijze verpakt wordt en de ANPR hit op het voertuig die betrekking had op dealen, maakt dat er sprake was van een redelijke verdenking op de aanwezigheid van drugs. Hierdoor was de verbalisant op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering, bevoegd om de tas te doorzoeken. Het aangetroffen geldbedrag in de tas kan daarom worden aangemerkt als rechtmatig verkregen bewijs. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot bewijsuitsluiting.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat sprake is van een ander onherstelbaar vormverzuim omdat verdachte niet op zijn recht op verhoorbijstand is gewezen toen hij zijn eerste verklaring over het aangetroffen geld heeft afgelegd. Vanwege dit vormverzuim dient deze afgelegde verklaring als onrechtmatig verkregen bewijs te worden aangemerkt en zal dit moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier volgt dat verbalisant [verbalisant 1] , na het aantreffen van het geldbedrag, aan de verdachte de cautie heeft medegedeeld en hem vervolgens heeft gevraagd of hij de eigenaar is van het aangetroffen pak met geld. Verdachte antwoordde hierop dat het geld niet van hem was en dat hij ook niet wist van wie het was en hoe het daar terecht was gekomen. [3]
De rechtbank stelt vast dat aan verdachte alleen de cautie is gegeven, maar dat hij niet is gewezen op het recht op verhoorbijstand. Door de Hoge Raad is meermalen bepaald dat ingeval een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, dat in beginsel een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Wetboek van Strafvordering oplevert. Hierdoor is, gelet op de rechtspraak van het EHRM, een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate geschonden, dat na een daartoe strekkend verweer - op grond van diezelfde rechtspraak - in de regel dient te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen. Verdachte was tijdens het afleggen van zijn eerste verklaring nog niet aangehouden maar de rechtbank is wel van oordeel dat er sprake was van een verhoorsituatie in de zin van artikel 29 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, omdat de vraag van verbalisant gesteld werd aan een als verdachte aangemerkt persoon. Er was immers een redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt deze eerste door verdachte afgelegde verklaring uitgesloten van het bewijs.
6-stappenarrest witwassen (ECLI:NL:HR:2018:2352)
Het aangetroffen geld in de plastic tas betrof een bedrag van € 49.985,-. [4] Daarnaast is tijdens de doorzoeking van de auto in het dashboardkastje een bedrag van € 200,- aangetroffen. Tot slot is tijdens de fouillering van verdachte nog een bedrag van € 5.162,- inbeslaggenomen. [5] Verdachte heeft dus op 15 november 2022 een geldbedrag van in totaal € 55.347,- voorhanden gehad.
Omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat het geldbedrag afkomstig is uit een concreet gronddelict dient de rechtbank, op grond van bovenstaand arrest, allereerst te beoordelen of sprake is van een vermoeden van witwassen.
De rechtbank oordeelt dat er ten aanzien van de aangetroffen € 200,- in het dashboardkastje van de auto, geen aanwijzingen zijn dat er sprake is van witwassen. Het enkel aantreffen van dat contante bedrag in een dashboardkastje roept bij de rechtbank geen bijzondere vragen op.
Ten aanzien van de overige aangetroffen € 55.147,- overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft een grote hoeveelheid contant geld voorhanden gehad waarbij een bedrag van € 49.985,- geseald in folie en gebundeld met elastiekjes in een plastic boodschappentas in de kofferbak lag. Ook het bedrag dat tijdens de fouillering werd aangetroffen was voor het grootste gedeelte met elastiekjes gebundeld. Deze ongebruikelijke wijze van vervoer kan worden geduid als een witwastypologie. Een andere witwastypologie is dat het fysieke vervoer van grotere bedragen in contanten een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich meebrengt.
Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen ten aanzien van deze twee bedragen. Daarom mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de legale herkomst van het geld, die concreet, verifieerbaar en niet op voorhand onwaarschijnlijk is.
Verdachte heeft steeds verschillende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld. Op de eerste verklaring van verdachte op straat wordt geen acht geslagen. Tijdens zijn voorgeleiding heeft verdachte verklaard dat hij bezig was met een verhuizing en dat het zijn spaargeld was [6] en tijdens het verhoor van verdachte op 16 november 2022 verklaart hij dat het aangetroffen geld zijn geld is en dat hij daar hard voor heeft gewerkt. [7] Naar aanleiding van de aan hem verzonden 30 dagen brief komt verdachte met de alternatieve verklaring dat hij
€ 50.000,- heeft geleend van mevrouw [getuige] . [8] Er werd een leenovereenkomst bijgevoegd en bankafschriften waaruit zou blijken dat mevrouw [getuige] over een aantal legale contante gelden beschikte. Naar het oordeel van de rechtbank is deze enkele verklaring van verdachte daarmee op zichzelf concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk.
Voor het geldbedrag van € 5.162,- werd geen alternatieve verklaring gegeven.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft afgelegd, dient het OM onderzoek te doen naar de alternatieve herkomst van het voorwerp.
Mevrouw [getuige] is naar aanleiding van de verklaring van verdachte en de bijgevoegde leenovereenkomst gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat verdachte een vriend van haar vriend is en dat zij op 1 november 2022 € 50.000,- heeft uitgeleend aan verdachte voor zijn onderneming omdat haar vriend daarom vroeg. De getuige gaf aan dat zij verdachte niet echt kende, maar dat ze haar vriend vertrouwde. De getuige heeft verklaard dat zij thuis spaargeld en bruidsgeld in contanten had liggen omdat zij banken niet vertrouwt. Ze verklaart ook dat verdachte op 1 november 2022 aankwam met de leenovereenkomst, dat verdachte de leenovereenkomst had opgesteld, dat zij deze heeft ondertekend en dat ze er van uit ging dat het wel goed zou zijn. [9] Ook is er financieel onderzoek gedaan naar mevrouw [getuige] waaruit volgt dat zij tot januari 2020 een bijstandsuitkering genoot en inmiddels als zzp-er werkzaam is in de psychiatrische zorg. In de mutatieoverzichten van haar zakelijke ING bankrekening ( [onderneming] ) is in het jaar 2022 een (bruto) omzet zichtbaar van totaal € 116.700,-. Verder is op de mutatieoverzichten te zien dat zij vanaf augustus 2022 in totaal € 22.100,- contant geld heeft opgenomen van haar zakelijke rekening verspreid over 19 opnames. [10]
De rechtbank constateert dat verdachte niet eenduidig is over de herkomst van de € 50.000,-. Eerst was hij aan het verhuizen en was het zijn spaargeld, later was het zijn geld waar hij hard voor had gewerkt en na de 30 dagen brief was het geld ineens geleend van mevrouw [getuige] . Daarnaast bevat de leenovereenkomst diverse ongerijmdheden. Er is geen datum of plaats ingevuld, er is geen einddatum van de leenovereenkomst in opgenomen, er zijn geen zekerheden in opgenomen, er is geen boetebedrag ingevuld en de leenovereenkomst bevat geen twee handtekeningen. [11] Voorts neemt de rechtbank in ogenschouw dat het financieel onderzoek naar mevrouw [getuige] geen verklaring geeft voor het aangetroffen geldbedrag ondanks dat zij € 22.100,- in contanten heeft opgenomen en zij heeft verklaard dat zij thuis bruidsgeld heeft liggen, nu dit bruidsgeld op geen enkele manier is onderbouwd. Gelet op deze omstandigheden en de tegenstrijdigheden in de verklaringen van verdachte, acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte het geld heeft geleend van mevrouw [getuige] .
Gelet op het bovenstaande kan er, naar het oordeel van de rechtbank, geen legale herkomst van het aangetroffen geldbedrag worden vastgesteld, zodat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring kan zijn. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat het contante geldbedrag van € 49.985,- afkomstig was uit enig misdrijf. Dit geldt ook voor het bedrag van € 5.162,- dat tijdens de fouillering is aangetroffen en waar geen alternatieve verklaring voor is gegeven.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks15 november 2022, te Arnhem,
althans in Nederland(van) (een) of meer voorwerp(en), te weten
(een)contant(e) geldbedrag(en) van
(ongeveer)€ 55.147,00-,
in elk geval enig geldbedrag-
de werkelijke aard,de herkomst,
de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsingheeft verborgen
en/of heeft verhuld dan wel- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) te weten dat/die geldbedrag(en) was/waren, en/of- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) te weten dat/die geldbedrag(en) voorhanden had(den)en/
of(een)voorwerp(en) te weten
(een)contant(e) geldbedrag(en) van
(ongeveer)€ 55.147,00-,
in elk geval enig geldbedragheeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) contant(e) geldbedrag(en) van (ongeveer) €55.347,00-, in elk geval enig geldbedrag, althans (een) en van die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij verdachte wist dat
dat/die voorwerp(en) te weten
dat/die contant(e) geldbedrag(en) onmiddellijk of middellijk afkomstig
was/waren uit enig
(eigen)misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Witwassen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 weken met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf van 180 uur te vervangen voor 90 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat vanwege de overschrijding van de redelijke termijn een (voorwaardelijke) gevangenisstraf niet meer aan de orde kan zijn. De raadsman bepleit verder dat, gelet op de eis van de officier van justitie, de taakstraf gematigd zou moeten worden naar 100 uur te vervangen door 50 dagen hechtenis.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag ad € 55.147,-. Witwassen is een ernstig feit omdat daarmee het (vertrouwen in het) economisch verkeer wordt geschaad en omdat het bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen dekt de onderliggende strafbare feiten af en maakt dat de crimineel verkregen inkomsten besteedbaar worden. Verdachte heeft daar met het voorhanden hebben van een geldbedrag van € 55.147,- een bijdrage aan geleverd. Daarnaast heeft de verdachte steeds verschillende verklaringen afgelegd over de herkomst van het geldbedrag en weinig openheid van zaken gegeven. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 24 december 2024 van verdachte waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank overweegt dat het handelen van verdachte in beginsel dient te worden bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Desondanks is de rechtbank van oordeel dat, mede vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet lang aan de orde is.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd in combinatie met een forse taakstraf passend en geboden is. De rechtbank zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 6 weken met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een taakstraf opleggen van 180 uur te vervangen door 90 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest.

8.De beoordeling van het beslag

Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de geldbedragen verbeurd moeten worden verklaard omdat de geldbedragen zien op witwassen.
De raadsman heeft bepleit dat de geldbedragen moeten worden geretourneerd aan verdachte. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat een geldbedrag van € 50.000,- terug moet naar de rechthebbende, mevrouw [getuige] , van wie verdachte dat geld zou hebben geleend.
De rechtbank zal het geldbedrag van € 55.147,- verbeurd verklaren nu de rechtbank van oordeel is van het geldbedrag geen legale herkomst heeft. Het geldbedrag van € 200,- zal aan verdachte worden geretourneerd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
 verklaart verbeurd een geldbedrag van € 55.147,-;
 gelast de teruggave van een geldbedrag van € 200,- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 februari 2025.
Mr. Blokhuis is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022532794, gesloten op 7 september 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 7 en p. 8.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 256.
4.Kennisgeving van inbeslagname, p. 285.
5.Kennisgeving van inbeslagname, p. 289.
6.Proces-verbaal van voorgeleiding na aanhouding, p. 267.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 279.
8.P. 130
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 14 t/m p. 19.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63 en p. 63.
11.Leningsovereenkomst, pagina 23 t/m p. 27.