ECLI:NL:RBGEL:2025:1160

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
11373283 \ BR VERZ 24-3020 \ 814
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de kantonrechter in beroep tegen aanmaning wegens niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanmaning die aan betrokkene was gestuurd. De aanmaning was gedateerd op 8 januari 2024 en volgde op een sanctie die eerder was opgelegd op 25 oktober 2023 wegens een snelheidsovertreding op 15 oktober 2023. De gemachtigde van betrokkene had op 2 december 2023 beroep ingesteld tegen de oorspronkelijke sanctie. Na het ontvangen van de aanmaning, heeft de gemachtigde op 16 februari 2024 beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie verklaarde het beroep tegen de sanctie ongegrond op 7 maart 2024. De gemachtigde heeft de officier van justitie in gebreke gesteld omdat er niet tijdig was beslist op het beroep tegen de aanmaning. Op 23 juli 2024 heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland tegen het niet tijdig beslissen op het beroep tegen de aanmaning. Dit beroep werd behandeld op de zitting van 24 januari 2025, waar de gemachtigde en de officier van justitie aanwezig waren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep niet tijdig is ingediend, omdat de aanmaning ten onrechte was verstuurd. De officier van justitie had al op 2 december 2023 beroep ingesteld tegen de onderliggende beslissing. De kantonrechter oordeelde dat het niet tijdig nemen van een beslissing op het beroep tegen de aanmaning geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor de kantonrechter onbevoegd was om het beroep te behandelen. De kantonrechter heeft daarom de verzoeken om vergoeding van kosten niet in behandeling genomen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingslocatie Apeldoorn
zaakgegevens 11373283 \ BR VERZ 24-3020 \ 814
cjib-nr / registratienr [registratienummer] / 0247SG
zitting van 24 januari 2025
uitspraak 7 februari 2025
beslissing inzake Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van

[betrokkene]

gevestigd te [adres] , [postcode] [woonplaats]
betrokkene
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen

de officier van justitie

Procesverloop

Bij beslissing van 25 oktober 2023 is aan betrokkene een sanctie opgelegd wegens het op 15 oktober 2023 overtreden van de maximumsnelheid met 4 km/uur te Arnhem.
Tegen deze beslissing is door de gemachtigde van betrokkene op 2 december 2023 beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een aanmaning ontvangen gedateerd 8 januari 2024 naar aanleiding van het niet betalen van de bij beslissing van 25 oktober 2023 opgelegde sanctie.
Tegen deze aanmaning heeft de gemachtigde van betrokkene op 16 februari 2024 beroep ingesteld bij de officier van justitie.
Bij beslissing van 7 maart 2024 heeft de officier van justitie het beroep tegen de beslissing van 25 oktober 2023 ongegrond verklaard.
Bij brief van 11 juni 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene de officier van justitie in gebreke gesteld omdat de beslistermijn naar aanleiding van het beroep tegen de aanmaning van 8 januari 2024 inmiddels was verstreken.
Bij beroepschrift van 23 juli 2024 heeft de gemachtigde van betrokkene bij de rechtbank Gelderland beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het beroep tegen de aanmaning van 8 januari 2024 en tevens verzocht de officier van justitie een dwangsom op te leggen voor het geval de officier van justitie in gebreke blijft te beslissen binnen een door de rechter te stellen termijn.
Dit beroepschrift is in eerste instantie in behandeling genomen door de Afdeling bestuursrecht van de rechtbank Gelderland en op 31 juli 2024 doorgezonden naar het CVOM ter verdere behandeling. De officier van justitie heeft op 3 september 2024 de ontvangst van het beroep aan betrokkene bevestigd.
Het beroep is vervolgens behandeld op de zitting van de kantonrechter van 24 januari 2025. Daarbij zijn verschenen [gemachtigde] als gemachtigde van betrokkene en de officier van justitie. Ter zitting is het volledige procesdossier aan de kantonrechter overgelegd.

Gronden voor de beslissing

De kantonrechter stelt op grond van bovenstaand procesverloop vast dat het beroep niet tijdig dat nu ter beoordeling voorligt, ziet op het niet tijdig beslissen door de officier van justitie op betrokkenes beroep tegen de aanmaning van 8 januari 2024.
Deze aanmaning lijkt ten onrechte te zijn verstuurd nu betrokkene al op 2 december 2023 beroep had ingesteld tegen de onderliggende beslissing. Daarnaast is ook wel vast te stellen dat de officier van justitie nog (steeds) niet heeft beslist op het beroep tegen het niet tijdig beslissen. Aan de andere kant is vast te stellen dat op het beroep tegen de oorspronkelijke sanctie inmiddels al lang is beslist en dat tegen een aanmaning, oftewel een verhoging van rechtswege, geen beroep open staat (zie: ECLI:NL:GHARL:2017:1003).
De verhoging van de sanctie volgt uit artikel 23 Wahv en vindt daarmee van rechtswege plaats. Dit is niet gericht op rechtsgevolg, nu de sanctie zelf al vaststaat, en daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Het niet tijdig nemen van een beslissing op het ingestelde beroep tegen de aanmaning betreft dan ook niet het niet tijdig nemen van een besluit zoals bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, zodat daartegen hoe dan ook geen beroep bij de kantonrechter openstaat. De kantonrechter is daarom onbevoegd van het door de gemachtigde ingestelde beroep kennis te nemen. Aan beoordeling van de verzochte vergoeding van reis- en verletkosten komt de kantonrechter dan ook niet toe.

Beslissing

De kantonrechter:
verklaart zich onbevoegd van het beroep kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. M.E. Snijders, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier, De kantonrechter,
Rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzending van een afschrift hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem - Leeuwarden, doch alleen indien:
a. de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer dan € 110,00 bedraagt, of
b. het beroepschrift niet-ontvankelijk is verklaard omdat de zekerheid niet (tijdig) is gesteld.
Het beroepschrift dient schriftelijk te worden ingediend bij de rechtbank Gelderland, Team strafrecht, Mulderzaken, kamer C.1.14, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem en dient door degene die beroep heeft ingesteld, of door zijn gemachtigde te zijn ondertekend. Beroepschriften die per e-mail worden ingediend, kunnen gezien de wettelijke regeling niet in behandeling worden genomen.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een zitting wordt gevraagd waarbij u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Een afschrift van deze uitspraak is aan betrokkene en de officier van justitie verzonden op: