ECLI:NL:RBGEL:2025:1160
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de kantonrechter in beroep tegen aanmaning wegens niet tijdig beslissen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een aanmaning die aan betrokkene was gestuurd. De aanmaning was gedateerd op 8 januari 2024 en volgde op een sanctie die eerder was opgelegd op 25 oktober 2023 wegens een snelheidsovertreding op 15 oktober 2023. De gemachtigde van betrokkene had op 2 december 2023 beroep ingesteld tegen de oorspronkelijke sanctie. Na het ontvangen van de aanmaning, heeft de gemachtigde op 16 februari 2024 beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie verklaarde het beroep tegen de sanctie ongegrond op 7 maart 2024. De gemachtigde heeft de officier van justitie in gebreke gesteld omdat er niet tijdig was beslist op het beroep tegen de aanmaning. Op 23 juli 2024 heeft de gemachtigde beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland tegen het niet tijdig beslissen op het beroep tegen de aanmaning. Dit beroep werd behandeld op de zitting van 24 januari 2025, waar de gemachtigde en de officier van justitie aanwezig waren.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep niet tijdig is ingediend, omdat de aanmaning ten onrechte was verstuurd. De officier van justitie had al op 2 december 2023 beroep ingesteld tegen de onderliggende beslissing. De kantonrechter oordeelde dat het niet tijdig nemen van een beslissing op het beroep tegen de aanmaning geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor de kantonrechter onbevoegd was om het beroep te behandelen. De kantonrechter heeft daarom de verzoeken om vergoeding van kosten niet in behandeling genomen. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.