ECLI:NL:RBGEL:2025:115

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
13 januari 2025
Zaaknummer
426821
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van het vermogen van een ontbonden vennootschap onder firma na opzegging

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 januari 2025 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure betreffende de verdeling van het vermogen van een ontbonden vennootschap onder firma (vof). De rechtbank heeft vastgesteld dat de vof op 14 oktober 2021 door opzegging is ontbonden en dat deze datum als peildatum voor de verdeling van het vermogen moet worden aangehouden. De partijen, aangeduid als eiser in conventie en gedaagde in conventie, hebben verschillende vorderingen ingediend met betrekking tot de verdeling van activa en passiva van de vof. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen overwogen dat er geen schriftelijke vennootschapsovereenkomst was en dat de deelgerechtigdheid van de vennoten bepaald moest worden op basis van hun inbreng en de grondslag waarop zij in de winsten en verliezen deelden.

De rechtbank heeft de vorderingen tot vereffening van de vof afgewezen, omdat er geen schulden of vorderingen op derden meer waren. In plaats daarvan heeft de rechtbank besloten om zelf de verdeling vast te stellen op basis van de overlegde documenten en de stellingen van partijen. De rechtbank heeft de kapitaalposities van beide vennoten vastgesteld en rekening gehouden met onttrekkingen en stortingen die in de periode van 1 januari 2021 tot 14 oktober 2021 hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook de waarde van de activa, waaronder twee voertuigen, vastgesteld en de verdeling van deze activa tussen de partijen geregeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdeling van het vermogen van de ontbonden vof vastgesteld, waarbij de Ampera aan de gedaagde werd toebedeeld en de Tesla aan de eiser. De eiser werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de gedaagde wegens overbedeling. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/426821 / HA ZA 23-466
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van
[eis. in conv. verw. in rec.],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [eis. in conv. verw. in rec.] ,
advocaat: mr. A. van Weverwijk,
tegen
[ged. in conv. eis. in rec.],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: [ged. in conv. eis. in rec.] ,
advocaat: mr. H. van Straten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 juni 2024
- de aktes uitlaten van partijen van 24 juli 2024, waarbij beide partijen producties hebben overgelegd
- de antwoordaktes van partijen van 18 september 2024, waarbij [ged. in conv. eis. in rec.] producties heeft overgelegd
- de akte uitlaten producties van [eis. in conv. verw. in rec.] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis van 12 juni 2024 (gepubliceerd onder ECLI:NL:RBGEL:2024:3565) heeft de rechtbank overwogen dat de vof [V.O.F.] op 14 oktober 2021 door opzegging is ontbonden en dat die datum wordt aangehouden als peildatum voor de gevolgen van de verdeling. Omdat partijen geen schriftelijke vennootschapsovereenkomst hebben gesloten wordt de deelgerechtigdheid van [eis. in conv. verw. in rec.] en [ged. in conv. eis. in rec.] bepaald door enerzijds de inbreng en anderzijds de grondslag waarop de vennoten in de winsten en verliezen delen. De vennoten zijn gerechtigd tot het saldo van hun kapitaalrekening, vermeerderd dan wel verminderd met ieders aandeel in de winst of het verlies over de periode tot aan de ontbinding.
2.2.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis voorts overwogen de vorderingen tot vereffening van de vof af te wijzen omdat de vof geen schulden aan en/of vorderingen op derden meer heeft en de verdeling zelf vast te willen stellen. Ten behoeve van die verdeling heeft zij aan partijen overlegging van verschillende documenten gevraagd. Op grond van de overlegde documenten, in samenhang bezien met de door partijen ingenomen stellingen, is de rechtbank in staat om de verdeling zelf vast te stellen. Hieronder zal zij daartoe overgaan.
Uitgangspunten
2.3.
De rechtbank heeft onder 5.11 van het tussenvonnis overwogen waarom zij ervan uitgaat dat de door [eis. in conv. verw. in rec.] jaarlijks verstrekte Excel-overzichten een juiste weergave vormen van de bedoeling van partijen ten aanzien van de wijze van toedeling van inkomsten en van de kapitaalposities van partijen, na toedeling van de winst en verrekening van stortingen en opnames. Herhaald wordt dat [ged. in conv. eis. in rec.] nooit bedenkingen of voorbehouden heeft geuit ten aanzien van de aan haar verstrekte Excel-overzichten, ondanks dat zij toegang had tot de volledige administratie en bij uitstek vaardig was op boekhoudkundig vlak. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarop terug te komen. Dat is alleen anders voor de vermelding in het, door [eis. in conv. verw. in rec.] als bijlage 8 bij zijn akte uitlaten overgelegde, Excel-overzicht 2020 van een onttrekking van € 10.000 door [ged. in conv. eis. in rec.] .
2.4.
[ged. in conv. eis. in rec.] heeft gesteld dat zij naast de arbeidsbeloning van jaarlijks € 15.000 nooit geld onttrokken heeft uit de vof. Volgens haar heeft zij in 2020 in totaal € 10.000 ontvangen. Dat bedrag, aangevuld met een nabetaling van € 5.000 op 2 januari 2021, gold als de arbeidsbeloning van 2020. [eis. in conv. verw. in rec.] heeft dit ongemotiveerd betwist. In zijn spreekaantekeningen heeft de advocaat van [eis. in conv. verw. in rec.] gesteld dat [ged. in conv. eis. in rec.] in 2020 geen maandelijkse uitkering van € 1.250 (aan arbeidsbeloning) meer kreeg. Dat stemt overeen met de stelling van [ged. in conv. eis. in rec.] en met de bankafschriften van de Rabobankrekening van de vof over de periode 2017 tot en met 2021 die [ged. in conv. eis. in rec.] als producties 12 tot en met 16 bij haar antwoordakte heeft overgelegd. Daaruit blijkt dat [ged. in conv. eis. in rec.] tot en met 2019 per jaar door middel van maandelijkse of kwartaalbetaling in totaal € 15.000 overgemaakt kreeg, onder de noemer ‘arbeidsbeloning’ of ‘voorschot winst’. In 2020 zijn de enige overboekingen van de Raborekening aan [ged. in conv. eis. in rec.] de overboeking op 30 januari 2020 van een bedrag van € 3.750 onder vermelding van ‘voorschot winstaandeel’ en op 31 januari 2020 van € 1.250 onder vermelding van ‘maandvoorschot winstaandeel’. Daarnaast is van de ABN Amro-rekening op 31 december 2020 een bedrag van € 5.000 aan haar overgeboekt. Omdat [eis. in conv. verw. in rec.] niet heeft gesteld dat en hoe [ged. in conv. eis. in rec.] arbeidsbeloning over 2020 (als opgenomen in het Excel-overzicht van 2020) anders betaald zou zijn dan op deze wijze, heeft hij onvoldoende gemotiveerd betwist dat deze overboekingen, samen met de overboeking van € 5.000 op 2 januari 2021, dienden ter betaling van [ged. in conv. eis. in rec.] arbeidsbeloning over 2020. Deze betalingen kunnen dan niet tegelijkertijd worden aangemerkt als een extra onttrekking.
2.5.
Rekening houdend met die correctie op 5.11 van het tussenvonnis, gaat de rechtbank ervan uit dat de kapitaalpositie van [eis. in conv. verw. in rec.] op 31 december 2020 € 144.613 bedroeg en van [ged. in conv. eis. in rec.] € 41.275.
2.6.
[eis. in conv. verw. in rec.] heeft er nog op gewezen dat [ged. in conv. eis. in rec.] in de kantongerechtprocedure ook betaling van de arbeidsbeloning (ad € 15.000) over 2021 heeft gevorderd en toegewezen gekregen, en dus anders dan overwogen in 5.9 van het tussenvonnis, ook bedragen over 2021. Dat is juist. [ged. in conv. eis. in rec.] heeft in deze procedure erkend het bedrag van € 15.000 over 2021 naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter te hebben ontvangen (zie ook 5.10 onder m van het tussenvonnis). De rechtbank houdt daar bij de verdeling rekening mee. [eis. in conv. verw. in rec.] heeft er verder nog op gewezen dat [ged. in conv. eis. in rec.] in de kantongerechtprocedure ook een bedrag van € 3.500 toegewezen heeft gekregen, zijnde de betaling in 2021 door een klant van [ged. in conv. eis. in rec.] voor een door haar voor die klant geschreven boek. Volgens [eis. in conv. verw. in rec.] maakt de omzet van het boek ook deel uit van het resultaat van de vof in 2021, waardoor die betaling ook bij de verdeling moet worden betrokken. [ged. in conv. eis. in rec.] heeft dat niet gemotiveerd betwist. De rechtbank zal de betaling uit het vennootschapsvermogen van het bedrag van € 3.500 daarom beschouwen als een onttrekking van [ged. in conv. eis. in rec.] (zie hierna onder 2.15). Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat zij voor het overige nog steeds geen aanleiding ziet om de proceshouding van [ged. in conv. eis. in rec.] van invloed te laten zijn op de afrekening tussen partijen.
2.7.
In 5.13 van het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat [eis. in conv. verw. in rec.] tijdens de mondelinge behandeling onbetwist heeft verklaard dat de omzet in 2021 (in lijn met wat volgens partijen gebruikelijk was) € 60.000 is geweest en de winst € 35.000. [eis. in conv. verw. in rec.] betwist bij zijn akte uitlaten dat hij dit gezegd heeft. Hij laat echter na te verduidelijken wat hij dan wel heeft gezegd en hoe hoog de omzet en de winst over 2021 dan wel geweest is. Bovendien heeft hij als bijlage 9 een overzicht overgelegd waaruit lijkt te kunnen worden opgemaakt dat de opbrengsten in 2021 € 64.770 waren en de winst € 35.278. Dit alles maakt dat de rechtbank geen aanleiding ziet om op deze overweging terug te komen.
Stortingen en opnames van [eis. in conv. verw. in rec.] in 2021
2.8.
Uit het door [eis. in conv. verw. in rec.] als bijlage 2 overgelegde overzicht, onderbouwd met de als bijlage 6 en 7 overgelegde mutaties van de bankrekeningen [nummer] en [nummer] , blijkt dat [eis. in conv. verw. in rec.] in de periode van 1 januari 2021 tot 14 oktober 2021 € 7.173,87 heeft gestort op de bankrekeningen van de vof en € 75.866,54 heeft opgenomen, hetgeen resulteert in een netto opname van € 68.692,67. Die opnames en stortingen zijn door [ged. in conv. eis. in rec.] niet betwist. Zij heeft nog wel aangevoerd dat ook de overboeking op 29 september 2021 van de Raborekening aan [eis. in conv. verw. in rec.] onder de noemer “ [eis. in conv. verw. in rec.] terugbetaling kapitaal” als onttrekking moet worden aangemerkt omdat niet gesteld of gebleken is dat [eis. in conv. verw. in rec.] eerder een kapitaalstorting van € 25.000 heeft voldaan. [eis. in conv. verw. in rec.] heeft hier niet op gereageerd. De rechtbank is bij gebreke aan reactie of toelichting van [eis. in conv. verw. in rec.] van oordeel dat deze (kort voor de ontbinding gedane overboeking) als privé-onttrekking van [eis. in conv. verw. in rec.] moet worden beschouwd, omdat niet valt in te zien waarom een kapitaalstorting door [eis. in conv. verw. in rec.] niet in zijn kapitaalpositie zou zijn verwerkt, net zoals is gebeurd met de inbreng van [eis. in conv. verw. in rec.] eenmanszaak en latere stortingen (zie ook 5.11 van het tussenvonnis).
2.9.
[ged. in conv. eis. in rec.] heeft verder nog aangevoerd dat ook een bedrag van € 417,01 als privé-onttrekking door [eis. in conv. verw. in rec.] moet worden beschouwd, omdat hij na 7 januari 2021 nog voor dat bedrag fossiele brandstoffen heeft getankt ten laste van de vof, terwijl de vof na die datum niet meer beschikte over brandstofauto’s. [eis. in conv. verw. in rec.] heeft daar tegenin gebracht dat dat vergoedingen waren voor alternatief vervoer voor onder andere langere ritten. Hier heeft [ged. in conv. eis. in rec.] niets over gesteld. De rechtbank houdt het ervoor dat dit zakelijke kosten waren. Ook ten aanzien van de overige overboekingen in 2021 (tot een bedrag van € 6.957,28) die [ged. in conv. eis. in rec.] als privé-onttrekkingen aanmerkt, heeft zij onvoldoende gemotiveerd waarom dit privé-onttrekkingen waren.
2.10.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [eis. in conv. verw. in rec.] in de periode van 1 januari 2021 tot 14 oktober 2021 netto € 93.692,67 (68.692,67 + 25.000) heeft opgenomen van het vennootschapsvermogen. De rechtbank rekent een bedrag van € 15.000 toe aan [eis. in conv. verw. in rec.] arbeidsbeloning, zodat hij een bedrag van € 78.692,67 onttrokken heeft.
Stortingen en opnames van [ged. in conv. eis. in rec.] in 2021
2.11.
Onderbouwd met zijn bijlage 3 stelt [eis. in conv. verw. in rec.] dat [ged. in conv. eis. in rec.] van 1 januari 2021 tot 14 oktober 2021 € 7.318 heeft onttrokken van het vennootschapsvermogen. [ged. in conv. eis. in rec.] betwist deze onttrekkingen.
2.12.
Allereerst zit daarin de betaling op 4 januari 2021 van € 5.000 als ‘voorschot winst arbeidsvergoeding’ aan [ged. in conv. eis. in rec.] . Zoals overwogen onder 2.4 moet het ervoor worden gehouden dat dit een nabetaling van de arbeidsvergoeding over 2020 betrof. Dit bedrag kan dus niet als onttrekking in 2021 worden aangemerkt.
2.13.
Wat betreft de door [eis. in conv. verw. in rec.] op € 1.800 gestelde onttrekking voor ‘privé gebruik Ampera’ overweegt de rechtbank dat zij met [ged. in conv. eis. in rec.] van oordeel is dat dit geen onttrekking betreft. Niet is gebleken dat privégebruik van de auto’s (de Ampera en de Tesla) eerder als onttrekkingen werden genoteerd. Bovendien heeft [eis. in conv. verw. in rec.] bij eisvermeerdering gevorderd [ged. in conv. eis. in rec.] te veroordelen om een vergoeding voor het gebruik van de Ampera te betalen.
2.14.
Bij gebreke van (gemotiveerde) betwisting door [ged. in conv. eis. in rec.] wordt de betaling van € 518 aan de belastingdienst wel als privé-onttrekking van [ged. in conv. eis. in rec.] aangemerkt.
2.15.
Zoals overwogen onder 2.6 zal de ontvangst van de betaling van € 3.500 ook als een onttrekking van [ged. in conv. eis. in rec.] worden aangemerkt. Het voorgaande betekent dat de rechtbank ervan uitgaat dat [ged. in conv. eis. in rec.] in de periode van 1 januari 2021 tot 14 oktober 2021 € 4.018 heeft onttrokken aan het vennootschapsvermogen.
De activa van de vof per 14 oktober 2021
2.16.
Uit de door [eis. in conv. verw. in rec.] overgelegde jaarrekening 2020 (bijlage 4) in samenhang bezien met het door hem overlegde activa-overzicht (bijlage 5) blijkt dat de boekwaarde van de materiële vaste activa per 31 december 2020 € 126.181 bedroeg. De voornaamste activa waren de Ampera (boekwaarde 31 december 2020: € 37.724) en de Tesla (boekwaarde 31 december 2020: € 49.700), waarover hierna meer. Volgens [eis. in conv. verw. in rec.] waren de overige activa op 14 oktober 2021 € 30.755 waard en zijn die inmiddels nog maar € 360 waard (nu hebben alleen de laadkabels, naar de rechtbank aanneemt van de Ampera en de Tesla, nog waarde). Dit is door [ged. in conv. eis. in rec.] niet betwist. De rechtbank begrijpt dat [eis. in conv. verw. in rec.] de activa op de Ampera na (die naar [ged. in conv. eis. in rec.] is gegaan) heeft behouden, dat hij de Tesla heeft verkocht en de winst daarvan ook heeft behouden en dat hij de beschikking heeft gehouden over de banksaldi, die blijkens de mutatie-overzichten op 14 oktober 2021 € 2.696,25 (Raborekening) en € 346,02 (ABN Amrorekening) bedroegen.
2.17.
De rechtbank stelt voorop dat ter zake de waarde van de in de verdeling te betrekken activa als uitgangspunt geldt het tijdstip van de feitelijke verdeling (waarderingspeildatum), tenzij partijen een ander tijdstip met elkaar zijn overeengekomen of de redelijkheid en billijkheid zich tegen dat tijdstip verzetten. Wat betreft de auto’s stelt [ged. in conv. eis. in rec.] zich klaarblijkelijk op het standpunt dat de redelijkheid en billijkheid zich tegen waardering op dit moment verzetten. De rechtbank is dat met haar eens. De auto’s zijn destijds, bij de ontbinding, feitelijk verdeeld, in die zin dat elk van partijen één van de auto’s behield. [eis. in conv. verw. in rec.] heeft de Tesla inmiddels verkocht en de verkoopsom niet aan de vof overgemaakt. Dat betekent dat de rechtbank voor de bepaling van de waarde van de auto’s uit zal gaan van de waarde op de peildatum (14 oktober 2021). Datzelfde geldt voor de hoogte van de banksaldi. Voor de overige activa zal de rechtbank, in navolging van de niet betwiste stelling van [eis. in conv. verw. in rec.] , een waarde van € 360 aannemen.
2.18.
Vaststaat dat de Tesla is aangeschaft op 12 februari 2019 voor € 56.818 en op 14 oktober 2021 een boekwaarde had van € 41.336. De Ampera is aangeschaft op 12 februari 2018 voor € 44.997 en had op 14 oktober 2021 een boekwaarde van € 31.375.
2.19.
Volgens [eis. in conv. verw. in rec.] had de Tesla per 14 oktober 2021 een waarde in het economisch verkeer van € 34.434. Hij heeft daarvan, ondanks het verzoek daartoe van de rechtbank in het tussenvonnis, geen onderbouwende documentatie overgelegd. [ged. in conv. eis. in rec.] betwist de stelling van [eis. in conv. verw. in rec.] en vraagt om een taxatierapport. [eis. in conv. verw. in rec.] heeft de Tesla inmiddels verkocht. In voormelde feiten en omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om de waarde van de Tesla op de peildatum zelf vast te stellen op de boekwaarde, dus op € 41.336.
2.20.
Ten aanzien van de Ampera stelt [eis. in conv. verw. in rec.] zich op het standpunt dat die per 14 oktober 2021 een waarde in het economisch verkeer had van € 24.475. [ged. in conv. eis. in rec.] heeft een waardebepaling van een notarieel beëdigd register taxateur overgelegd, die de waarde van de Ampera op die datum heeft bepaald op € 19.616. [eis. in conv. verw. in rec.] heeft daarop gereageerd door de stellen dat de waarde van de Ampera op 2 februari 2023 blijkens een door [ged. in conv. eis. in rec.] voorafgaand aan de mondelinge behandeling overgelegde waardebepaling nog € 24.475 bedroeg. Daarmee valt een lagere waarde op de 1,5 jaar eerder gelegen peildatum niet te verenigen. De rechtbank volgt het bezwaar van [eis. in conv. verw. in rec.] en ziet daarin aanleiding om zich voor de waarde van de Ampera op 14 oktober 2021 aan te sluiten bij het standpunt van [eis. in conv. verw. in rec.] dat de waarde toen € 24.475 bedroeg.
De verdeling
2.21.
De rechtbank gaat er gelet op het voorgaande en omdat er geen stellingen zijn ingenomen die inhouden dat er op 14 oktober 2021 nog andere vermogensbestanddelen waren die bij de verdeling moeten worden betrokken, vanuit dat in het kader van de verdeling van de activa uitgegaan moet worden van een waarde van € 69.213,27:
Tesla € 41.336
Ampera € 24.475
overig € 360
banksaldi € 2.696,25
€ 346,02 +
€ 69.213,27
2.22.
Verder gaat de rechtbank op grond van de overwegingen onder 2.3 tot en met 2.15 (waaronder een winst in 2021 van € 35.000) en met inachtneming van de methodiek waar partijen vanuit gingen (zie 5.10 onder i van het tussenvonnis en de overgelegde Excel-bestanden) uit van het volgende kapitaalsverloop in 2021:
Kapitaal 1/1/2021
arbeidsvergoeding
rentevergoeding
winstaandeel
onttrekkingen
Kapitaal
14/10/2021
[eis. in conv. verw. in rec.]
144.613
15
723
2.035,50
78.692,67
83.696,83
[ged. in conv. eis. in rec.]
41.275
15
206
2.035,50
4.018
54.498,50
2.23.
Gelet op hun kapitaalposities op 14 oktober 2021 had [eis. in conv. verw. in rec.] recht op € 41.918,43 van het te verdelen actief van € 69.213,27 en had [ged. in conv. eis. in rec.] recht op een bedrag van € 27.294,84 van dat actief. Vaststaat dat [ged. in conv. eis. in rec.] de Ampera heeft gekregen, ter waarde van € 24.475, met, naar de rechtbank uit de opstelling van [eis. in conv. verw. in rec.] begrijpt, oplaadkabels ter waarde van nu nog € 240.
2.24.
De rechtbank zal het vermogen van de ontbonden vof als volgt verdelen:
De Ampera met laadkabels wordt aan [ged. in conv. eis. in rec.] toebedeeld,
De Tesla met laadkabel en de banksaldi van de rekeningen [nummer] en [nummer] worden aan [eis. in conv. verw. in rec.] toebedeeld,
[eis. in conv. verw. in rec.] dient wegens overbedeling aan [ged. in conv. eis. in rec.] een bedrag van € 2.579,84 (27.294,84-24.715) te betalen.
Geen vergoeding voor de Ampera
2.25.
[eis. in conv. verw. in rec.] heeft bij vermeerdering van eis nog gevorderd om [ged. in conv. eis. in rec.] te veroordelen een vergoeding aan de vof te laten betalen vanwege het gebruik van de Ampera over, als de rechtbank het goed begrijpt, de periode 2021 tot en met 2023. Deze vordering zal worden afgewezen. Voor de periode tot aan 14 oktober 2021, toen beide partijen nog binnen het kader van de vof werkten, geldt dat [eis. in conv. verw. in rec.] niet heeft gesteld op welke grondslag [ged. in conv. eis. in rec.] destijds een vergoeding voor het gebruik van de Ampera diende te betalen. Dit had, gelet op de gemotiveerde betwisting van [ged. in conv. eis. in rec.] dat dat was overeengekomen, wel op zijn weg gelegen. Wat betreft de periode na 14 oktober 2021 vloeit uit de toedeling van de Ampera aan [eis. in conv. verw. in rec.] al voort dat zij geen vergoeding aan de vof verschuldigd is.
Slotsom
2.26.
Omdat partijen geen (voldoende concrete) feiten hebben gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering.
2.27.
De conventionele vordering zal worden toegewezen in zoverre die inhoudt om tot verdeling van de ontbonden vof over te gaan. Voor het overige zal de conventionele vordering worden afgewezen.
De reconventionele vordering zal worden toegewezen voor zover die inhoudt dat voor recht wordt verklaard dat de vof is ontbonden en om tot verdeling van de ontbonden vof over te gaan. De overige reconventionele vorderingen zullen worden afgewezen.
Proceskosten
2.28.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten zowel in conventie als in reconventie tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
in reconventie
3.1.
verklaart voor recht dat de vennootschap onder firma [V.O.F.] per 14 oktober 2021 door opzegging is ontbonden,
in conventie en in reconventie
3.2.
stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden vennootschappelijke gemeenschap vast als overwogen in 2.24,
3.3.
veroordeelt [eis. in conv. verw. in rec.] wegens overbedeling tot betaling aan [ged. in conv. eis. in rec.] van € 2.579,84,
3.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.5.
verklaart 3.2 en 3.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.