ECLI:NL:RBGEL:2025:1147

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
05.212436.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling, waarbij zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan twee slachtoffers. De zaak betreft twee parketnummers: 05/212436-24 en 03/247886-22. De verdachte is veroordeeld voor het mishandelen van [slachtoffer 1], waarbij deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, te weten een gebroken enkel en een breuk in de jukboog. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, alsook een taakstraf van 120 uren. De verdachte is vrijgesproken van de beschuldigingen met betrekking tot [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], omdat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden met geweldsmisdrijven en zijn huidige pogingen tot rehabilitatie. De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een schadevergoeding van € 3.387,28 toegewezen gekregen, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/212436-24 en 03/247886-22 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 6 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsvrouw: mr. B. M.A. Kersten, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging in parketnummer 05/212436-24, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/212436-24
1.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te [plaats 1] aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken enkel en/of en/of een breuk in de jukboog, heeft toegebracht door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal op/tegen het (achter)hoofd te slaan en/of te stompen en/of waarbij die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of die [slachtoffer 1] (terwijl hij op de grond ligt) meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het (achter)hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of waarbij die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te [plaats 1] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het (achter)hoofd te slaan en/of te stompen en/of waarbij die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en/of (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt) hem meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of te schoppen terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken enkel en/of een breuk in de jukboog ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 22 mei 2023 te [plaats 1] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem op/tegen het hoofd en/of de rug, althans op/tegen het lichaam, te slaan en/of te stompen en/of waarbij die [slachtoffer 2] ten val is gekomen.
Parketnummer 03/247886-22
hij, op of omstreeks 11 juni 2022 te [plaats 2] , gemeente [gemeente] , [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] in/op/tegen het gezicht te slaan en/of te stompen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 03/247886-22 [1]
De standpunten
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 3] deed op 12 juni 2022 aangifte van mishandeling. Zij verklaarde dat zij op 12 juni 2022 alleen naar de woning van verdachte ging en aan verdachte vroeg waar hij mee bezig was. Verdachte zei tegen [slachtoffer 3] dat zij afstand moest houden en dat hij haar anders een klap zou geven. Vervolgens gaf verdachte [slachtoffer 3] een klap in haar gezicht, ter hoogte van haar kaak. Na de klap hield [slachtoffer 3] afstand van verdachte. Op dat moment kwamen haar stiefvader ( [naam 1] ) en haar moeder ( [naam 2] ) ook bij de woning van verdachte. De verbalisant die de aangifte van [slachtoffer 3] opnam, zag geen uitwendig letsel in het gelaat van [slachtoffer 3] .
Stiefvader [naam 1] verklaarde dat hij samen met zijn vrouw en aangeefster [slachtoffer 3] naar de woning van verdachte liep. [naam 1] sprak verdachte aan. Uit het niets zag [naam 1] dat verdachte [slachtoffer 3] met zijn vuist tegen haar kaak sloeg.
Moeder [naam 2] verklaarde dat haar partner en haar dochter samen naar de woning van [naam 4] gingen. Na ongeveer vijf minuten hoorde zij een hoop tumult op straat. Zij zag dat [naam 4] , [naam 1] , haar dochter en verdachte bij elkaar stonden en hevig met elkaar in discussie waren. Na drie minuten zag zij haar dochter en verdachte tegenover elkaar staan. Uit het niets zag [naam 2] dat verdachte haar dochter met zijn vuist op de onderkaak sloeg. [naam 2] zag dat de kaak van haar dochter direct rood was.
Verdachte heeft ter terechtzitting stellig ontkend dat hij [slachtoffer 3] heeft geslagen.
De rechtbank is van oordeel dat er drie verschillende verklaringen zijn afgelegd door [slachtoffer 3] , [naam 1] en [naam 2] over het naar de woning van verdachte gaan. Daarnaast heeft verbalisant kort na het vermeende incident geen letsel in het gezicht van [slachtoffer 3] waargenomen. Ook bevindt zich geen medische verklaring in het dossier. Gelet op de wisselende verklaringen van de getuigen en de ontkennende verklaring van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 3] niet wordt ondersteund door overige bewijsmiddelen.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het tenlastegelegde.
Parketnummer 05/212436-24 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, primair, tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat sprake is van mishandeling. De breuk in het jukboog en de gebroken enkel kunnen niet aangemerkt worden als zwaar lichamelijk letsel. Tot slot heeft de raadsvrouw ten aanzien van feit 2 vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
Deelvrijspraak (feit 1 primair en subsidiair)
Niet ter discussie staat dat verdachte [slachtoffer 1] tweemaal heeft geslagen en dat [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen aan zijn jukboog en enkel. Door de eerste keer klap is [slachtoffer 1] gevallen. Tijdens de tweede klap lag [slachtoffer 1] op de grond. Het letsel aan de enkel is tijdens of door de val van [slachtoffer 1] ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat verdachte met het slaan in het gezicht van [slachtoffer 1] geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Het slaan in het gezicht brengt niet de aanmerkelijke kans mee dat dit leidt tot een gebroken enkel. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair en subsidiair tenlastegelegde.
Feit 1 meer subsidiair
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 12-13;
- een schriftelijk bescheid, te weten: “geneeskundige verklaring”, p. 61;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2025.
Zwaar lichamelijk letsel
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, kunnen als algemene gezichtspunten worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel (ECLI:NL:HR:2018:1051). De rechtbank stelt op grond van de aangifte en de medische gegevens (waaronder het verslag van [naam 3] , Arts-Assistent van de [ziekenhuis] ) vast dat het letsel van dien aard was dat [slachtoffer 1] geopereerd moest worden aan meerdere breuken (trimalleolaire fractuur) in zijn enkel. De geschatte genezingsduur was zes tot twaalf maanden. Indien de geplaatste pennen en/of plaatjes verwijderd moeten worden, dan volgt er een nieuwe operatie. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het letsel van [slachtoffer 1] aan zijn enkel moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank merkt het letsel aan het jukbeen niet aan als zwaar lichamelijk letsel en zal verdachte voor dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het mishandelen van [slachtoffer 1] door hem meermalen tegen het hoofd te stompen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Feit 2
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] , de uitgekeken camerabeelden en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte [slachtoffer 2] een vuistslag tegen het hoofd heeft gegeven. Uit het dossier blijkt echter niet dat [slachtoffer 2] hierdoor pijn en/of letsel heeft opgelopen. [slachtoffer 2] verklaart niet over pijn. Daarnaast blijkt niet dat er letsel bij [slachtoffer 2] is waargenomen (door een verbalisant of middels een medische verklaring).
De rechtbank acht op basis van het voorgaande niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer 2] . De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
parketnummer 05/212436-24 feit 1 meer subsidiairtenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 mei 2023 te [plaats 1] [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
meermalen, althans eenmaal, op/tegen het
(achter)hoofd
te slaan en/ofte stompen,
en/ofwaarbij die [slachtoffer 1] ten val is gekomen en
/of (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond ligt
)hem
meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd
, althans op/tegen het lichaam, te slaan en/ofte stompen,
en/of te schoppenterwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een op twee plaatsen gebroken enkel
en/of een breuk in de jukboogten gevolge heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/212436-24 feit 1, meer subsidiair:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie vordert dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 15 januari 2025.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. De raadsvrouw heeft daartoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsvrouw verzoekt een groot deel van de straf op te leggen in voorwaardelijke vorm met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het drugsverbod, zoals geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van [slachtoffer 1] , waardoor [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft de confrontatie met [slachtoffer 1] opgezocht door vanuit het casino hem achterna te lopen. Een ogenschijnlijk kleine aanleiding heeft verdachte ertoe gebracht twee forse vuistslagen uit te delen. Dit gebeurde nabij een casino op straat, terwijl er enkele bewoners de ruzie hebben meegekregen. Een van deze vuistslagen gaf hij [slachtoffer 1] terwijl die al op de grond lag. Tijdens de zitting is gebleken dat [slachtoffer 1] door het lichamelijk letsel belemmerd wordt bij zijn dagelijkse bezigheden. Door zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. Daarnaast heeft verdachte er met zijn handelen aan bijgedragen dat mensen zich minder veilig voelen op straat. De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. In 2022 werd verdachte voor het laatst veroordeeld voor wederspannigheid en bedreiging.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapportage van de reclassering van 15 januari 2025. Hieruit volgt dat de voornaamste criminogene factoren verslavingen (alcohol en drugs) in combinatie met familiare problemen en agressie problematiek zijn. Met name indien verdachte onder invloed is, lijkt hij zijn impulsen minder onder controle te kunnen houden. Verdachte zegt in te zijn gaan zien dat zijn gedrag ontoelaatbaar is en dat hij wat moest veranderen. Verdachte zegt door het gebeurde te zijn gestopt met het gebruik van drugs en flink te hebben geminderd in zijn alcoholgebruik. Daarnaast is hij verhuisd naar het zuiden van het land en lijkt hier een nieuw leven te hebben opgebouwd. Verdachte heeft een vaste relatie en is recent vader geworden. Hij kijkt met een jobcoach naar werk. Verdachte zegt geen psychische klachten meer te hebben sinds hij is gestopt met gebruik van drugs. Hij zegt zijn emoties en impulsen beter onder controle te kunnen houden. Hoewel verdachte er zelf van overtuigd is dat hij nooit meer zal terugvallen, kan de reclassering dit niet uitsluiten. Verdachte begrijpt dit en staat open voor toezicht van de reclassering. Hij zal meewerken aan behandeling indien dit geïndiceerd is. De risico’s op recidive en op letsel worden ingeschat als hoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, ambulante behandeling, drugsverbod en een contactverbod.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank komt daartoe omdat zij tot een andere kwalificatie van het feit komt. Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank passend een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van drie jaren. Daaraan worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld. De rechtbank zal gelet op het advies van de reclassering ook het drugsverbod opleggen, ondanks dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij geen drugs meer gebruikt. Daarnaast legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 120 uren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met het onder parketnummer 05/212436-24 feit 1 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 58.388,28 aan materiële schade en € 6.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij, met uitzondering van de schadepost gederfde inkomsten, kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor de schadepost gederfde inkomsten heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de schadepost gederfde inkomsten niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Ten aanzien van de overige materiële schade heeft de verdediging geen verweer gevoerd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het bedrag gematigd dient te worden.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Medische kosten, reis- en parkeerkosten en ziekenhuisdaggeldvergoeding
De gevorderde bedragen van eigen risico 2023 en 2024 (€ 770,-), reis- en parkeerkosten (€ 12,28) en ziekenhuisdaggeldvergoeding (€ 105,-) die zijn onderbouwd en niet zijn betwist, zijn toewijsbaar.
Gederfde inkomsten 2023 en 2024
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost onvoldoende is onderbouwd waardoor de genoemde bedragen niet verifieerbaar zijn. De rechtbank kan vanwege ontbrekende onderliggende stukken met betrekking tot (onder andere) de inkomsten van de benadeelde partij geen bedrag inschatten. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Toegewezen wordt een bedrag van € 887,28.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de mishandeling heeft de benadeelde partij immers lichamelijk letsel in de vorm van onder andere een gebroken enkel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen.
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoeding van € 3.387,28 toewijzen die bestaat uit:
  • € 887,28 aan geleden materiële schade;
  • € 2.500,00 aan geleden immateriële schade.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 22 mei 2023.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder parketnummers 05/212436-24 feit 2 en 03/247886-22 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij SVG reclassering Mondriaan (tel. 088-5066262). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich laat behandelen door Mondriaan GGZ of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
  • verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
  • verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 1975), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een taakstraf van
120 (honderdtwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer feit 1, meer subsidiair, tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 887,28 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade,
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 3.387,28 aan materiële schade en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 43 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Eenheid Limburg, district LBZ, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL2300-2022088032, gesloten op 4 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023227239, gesloten op 17 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.