ECLI:NL:RBGEL:2024:9652

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
10955678
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadeclaim na inbraak in berging onvoldoende onderbouwd

In deze zaak vordert eiser, een particulier, schadevergoeding van Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een inbraak in zijn berging. Eiser had op 22 november 2022 een inboedelverzekering afgesloten bij Achmea en meldt op 25 december 2022 de diefstal van een plasmasnijder. Achmea heeft de schadeclaim van eiser afgewezen, omdat er twijfels bestonden over de eigendom en de waarde van de plasmasnijder. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat hij daadwerkelijk eigenaar was van het apparaat en dat het daadwerkelijk was gestolen. De kantonrechter oordeelt dat eiser niet heeft voldaan aan zijn stelplicht en dat de bewijsvoering onvoldoende is om de schadevergoeding te rechtvaardigen. De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van Achmea, die op € 813,00 worden begroot. Het vonnis is uitgesproken op 6 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10955678 \ CV EXPL 24-1760
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
[eiser],
te [Plaatsnaam] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. T.J.C. Bueters,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., H.O.D.N. CENTRAAL BEHEER,
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
gemachtigde: mr. A.W. Hendriks.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 april 2024
- de mondelinge behandeling van 18 oktober 2024, waar de gemachtigde van [eiser] het woord heeft gevoerd aan de hand van een pleitnotitie en de griffier verdere aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 22 november 2022 heeft [eiser] een inboedelverzekering bij Achmea afgesloten met betrekking tot het appartement waar hij woonde.
2.2.
In de periode tussen 13 december en 23 december 2022 is in de berging, die hoort bij het appartement, ingebroken.
2.3.
Op 25 december 2022 heeft [eiser] aangifte gedaan van diefstal. In de aangifte staat het volgende:

(…) Vrijdag ochtend 23-12-22 wilde ik iets uit mijn schuurtje halen en toen kwam ik erachter dat er bij mijn in de schuur was ingebroken en gestolen was het gaat om een blauwe plasma snijder van het merk powertherm hij zat nieuw in doos en is zo compleet gestolen.
(…)
2.4.
[eiser] heeft de diefstal ook bij Achmea gemeld. Op 5 januari 2023 is een expert bij [eiser] langsgeweest voor onderzoek naar de toedracht en omvang van de schade. In zijn rapport schrijft de expert:

(…) De plasmasnijder zou op een kast hebben gestaan. Het is een machine die je niet zomaar particulier kunt gebruiken. Ten eerste is daarvoor krachtstroom nodig en dat heb je niet in een reguliere woning of appartementencomplex. Verder geeft het gebruik van deze machine de nodige risico op brandgevaar en ontwikkelingen van gevaarlijke stoffen. Het is een machine die je onder bedrijfsmatige omstandigheden gebruikt, rekening houdend met de voorschriften, regel- en wetgeving.(…)
2.5.
Achmea heeft de schadeclaim van [eiser] , omdat die vragen opriep, verder laten onderzoeken. CED is daarom ingeschakeld voor nader onderzoek. Op 8 maart 2023 heeft de onderzoeker een gesprek met [eiser] gehad en in zijn rapport van 28 maart 2023 staat:

(…)
Ik sprak met de heer [Naam 1] die de plasmasnijder verkocht zou hebben. Hier kwam de volgende informatie uit naar voren:

De inkoopfactuur wilde de heer [eiser] niet met mij delen. Hij gaf aan dat ik hem dit niet kon verplichten

De garantie hoefde volgens hem niet op papier omdat dit onderling zou worden geregend wanneer er een defect zou zijn

Een serienummer was hij vergeten op het contract te zetten

[Naam 1] en [eiser] zouden geen familie van elkaar zijn maar slechts ‘zakelijke bekenden’ zijn

Er werd mondeling bevestigd dat verzekerde tot dat moment elke maand betaald had en dat de “koop op afbetaling” was voltooid.
Resumé
Doordat [bedrijf 1] geen informatie over de inkoop verstrekte kon geen onderzoek worden gedaan naar de herkomst van de verkoper van de plasmasnijder en werd er ook geen serienummer bekend.
Volgens opgave van verzekerde werd deze aangeschaft voor hobbymatig gebruik en zou de plasmasnijder later mogelijk ook zakelijk worden ingezet. Het is niet uit te sluiten dat verzekerde reeds actief is in de oud-ijzer handel en de plasmasnijder reeds zakelijk gebruikte. Naar eigen zeggen is zijn enige bron van inkomsten een uitkering.
(…)
Buiten het “contract” en de (af)betaalbewijzen zijn er geen bewijzen dat verzekerde daadwerkelijk in bezit was van de plasmasnijder. Verzekerde zelf kon niet overtuigen in het omschrijven van het apparaat.
Het is opmerkelijk dat de inboedelpolis werd afgesloten op 22 november en de diefstal plaats zou hebben gevonden tussen 13 en 23 december. Bij het afsluiten van de inboedelpolis woonde verzekerde er al circa zeven maanden. Vlak voor het verlaten van de woning zou de vermeende diefstal hebben plaatsgevonden.
[bedrijf 2] , een leverancier van de Powertherm Max 125 pro, vertelde mij het volgende: “Dit apparaat is vrij zwaar. Het is wel mogelijk om te verplaatsen door een zeer sterk persoon, maar zeker niet over een grote afstand”.
(…)
2.6.
Op 3 april 2023 heeft Achmea aan [eiser] laten weten niet tot vergoeding over te gaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de door [eiser] geleden schade als gevolg van de diefstal na de inbraak in de periode tussen 13 en 23 december 2022 onder de dekking van de bij Achmea afgesloten inboedelverzekering valt;
II. Achmea te veroordelen tot betaling van de vastgestelde schade van [eiser] van € 8.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
III. Achmea te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 875,00, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] ten grondslag dat hij op 14 oktober 2022 bij [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) een plasmasnijder van het merk Powertherm max 125 pro heeft gekocht voor € 8.000,00. Hij betaalde de plasmasnijder in maandelijkse termijnen van € 300,00 af. Deze plasmasnijder is uit zijn berging gestolen. [eiser] is bij Achmea verzekerd tegen diefstal en dus moet Achmea zijn schade vergoeden. De wettelijke rente is verschuldigd, omdat Achmea te laat betaalt en de buitengerechtelijke kosten moet Achmea betalen omdat [eiser] haar heeft moeten aanmanen, aldus [eiser] .
3.3.
Achmea voert verweer. Achmea concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het is, op grond van art. 150 Rv, aan [eiser] om te stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat sprake is van een verzekerd evenement (diefstal), dat hij door de diefstal schade heeft geleden (hij moet eigenaar zijn van de plasmasnijder) en wat zijn schade precies is (omvang schade). Aan het bewijs van diefstal en de omvang van de schade worden in beginsel geen hoge eisen gesteld. Inbraak en diefstal gebeurt gewoonlijk ongezien en daarom valt volledig en objectief bewijs meestal moeilijk te leveren. Een verzekerde kan daarom bij een diefstal doorgaans volstaan met het
leveren van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de geclaimde goederen zijn eigendom zijn en dat zij zijn gestolen. Afhankelijk van wat de verzekerde met betrekking tot de diefstal heeft gesteld en wat de verzekeraar ter betwisting daarvan heeft aangevoerd, kan de enkele aangifte van diefstal al als voldoende bewijs worden aanvaard. Wel mogen er dan hoge eisen worden gesteld aan de volledigheid en consistentie van de verklaring van de verzekerde. Een verzekerde mag geen niet te verontschuldigen fouten maken die aan de juistheid van zijn verklaring doen twijfelen. Zijn verklaring vormt namelijk doorgaans de belangrijkste bron van informatie. De verzekeraar mag doorvragen, ook naar zaken die de verzekerde niet relevant acht, zodat de verzekeraar de juistheid van die verklaring zo veel mogelijk kan toetsen (vergelijk: HR 28 oktober 1994, NJ 1995, 141, HR 11 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7070 en Hof Arnhem-Leeuwarden 8 november 2011, ECLI:NL:GHARN:2011:BU4513).
4.2.
[eiser] heeft voldaan aan zijn stelplicht. Achmea heeft echter vrijwel alle stellingen van [eiser] gemotiveerd betwist. Ze betwist niet dat er in de berging van [eiser] is ingebroken, maar zet wel de volgende vraagtekens bij zijn schadeclaim:
- de inbraak heeft plaatsgevonden kort na het afsluiten van de verzekering;
- [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij daadwerkelijk in het bezit was van de als gestolen opgegeven plasmasnijder en hij heeft daarmee ook de diefstal niet aannemelijk gemaakt. Zo zijn er twijfels bij de door [eiser] overgelegde aankoopbon van de plasmasnijder en ook over de kwitanties die zien op afbetaling van de plasmasnijder;
- het is niet aannemelijk dat [eiser] , die een uitkering ontvangt, € 8.000,00 voor de plasmasnijder heeft betaald, terwijl het apparaat voor een gemiddelde prijs van € 1.250,00 nieuw in de doos wordt aangeboden op internet.
Tot slot heeft Achmea, subsidiair, gesteld dat er geen dekking is, omdat inboedel die zakelijk wordt gebruikt (bedrijfsinventaris) niet verzekerd is op een particuliere inboedelverzekering, tenzij de verzekerde een bedrijf, kantoor of praktijk aan huis heeft, wat [eiser] niet heeft. De conclusie van Achmea is dat, gezien alle twijfels die er over de diefstal zijn, de enkele aangifte bij de politie niet voldoende is om de diefstal van de plasmasnijder aan te nemen.
4.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] , in het licht van de gemotiveerde betwisting van Achmea, de door hem gestelde aankoop en eigendom van de plasmasnijder en de omvang van zijn schade onvoldoende heeft onderbouwd. Het door [eiser] overgelegde aankoopbewijs onderbouwt de aankoop en eigendom onvoldoende. Op het aankoopbewijs ontbreekt namelijk een factuurnummer en ook het serienummer van de plasmasnijder ontbreekt. Verder geldt dat er geen garantie is verstrekt, wat ongebruikelijk is gezien de aanschafprijs van € 8.000,00. Daarbij komt dat de manier van aflossen ook voor een deel onduidelijk is (gebleven). Volgens [eiser] en het aankoopbewijs vond aflossing plaats in maandelijkse termijnen van € 300,00. [eiser] heeft echter slechts drie betalingsbewijzen overgelegd. Deze had hij niet zelf in bezit, maar heeft [bedrijf 1] op verzoek verstrekt. [bedrijf 1] heeft vervolgens geweigerd inzage in de (verdere) administratie te bieden omtrent de aankoopprijs die zij betaald heeft voor de plasmasnijder. Het is zo dat ze dat ook niet hoeft te doen, maar het maakt wel dat de onduidelijkheid blijft en dat moet voor rekening van [eiser] komen.
4.4.
Verder geldt dat [eiser] niet consistent heeft verklaard over of hij wel of niet een foto had van de plasmasnijder. Bij CED heeft hij op de vraag: “
Heeft u foto’s van werkzaamheden of van het apparaat zelf?” geantwoord “
Nee, daar sta je niet bij stil om te doen”. Toen Achmea aangegeven had niet tot uitbetaling over te gaan, bleek er toch een foto te zijn. Het kan zo zijn, zoals [eiser] zegt, dat hij die foto tegenkwam toen hij een nieuwe telefoon kreeg en gegevens overzette, maar dit komt minder geloofwaardig over. Helemaal omdat [eiser] enkel een schermafbeelding heeft overgelegd en niet de originele foto. Aan een originele foto kan (nader) onderzoek naar de betrouwbaarheid worden uitgevoerd; bij een schermafbeelding is dat niet mogelijk. En, zoals Achmea terecht aangeeft, is het opmerkelijk dat alle in de berging aanwezige spullen op de schermafbeelding op exact dezelfde plek staan als op de foto die door de door Achmea ingeschakelde expert gemaakt is. Tot slot geldt dat [eiser] verwarrend verklaard heeft over de achternaam van “ [Naam 1] ”, de werknemer van [bedrijf 1] die de plasmasnijder aan hem verkocht heeft. Hij geeft aan dat hij de achternaam niet weet, maar dat het mogelijk [naam 2] , [naam 3] is of [naam 4] . Dit terwijl CED in haar rapport beschrijft met de heer [Naam 1] bij [bedrijf 1] gesproken te hebben en de handtekening onder de aankoopbon ook van ene “ [Naam 1] ” lijkt te zijn. Er is dus in eerste instantie geen reden om aan deze achternaam te twijfelen.
4.5.
De kantonrechter benadrukt dat [eiser] niet wordt beschuldigd van fraude. Het is alleen zo dat hij zijn schadeclaim onvoldoende heeft onderbouwd. Daarom worden zijn vorderingen afgewezen en krijgt hij dus geen vergoeding. Vanwege de ontoereikende onderbouwing is er ook geen grond [eiser] toe te laten tot het leveren van het door hem aangeboden bewijs. Bij een diefstalclaim mogen hoge eisen worden gesteld aan de volledigheid en consistentie van de verklaring van de verzekerde. Een verzekeraar of een door de verzekeraar ingeschakelde expert mag dan ook doorvragen; ook naar zaken die de verzekerde niet relevant acht. Dat heeft Achmea in deze zaak gedaan. Op die wijze kan een verzekeraar de juistheid van de verklaring van een verzekerde zoveel mogelijk toetsen. Gebleken is dat [eiser] onvoldoende volledig en consistent was.
4.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Achmea worden begroot op:
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
813,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 813,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.
520 \ 40141