ECLI:NL:RBGEL:2024:9551

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
10885124 \ CV EXPL 24-179
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van schade en aansprakelijkheid in een aanrijdingszaak met betrekking tot buitengerechtelijke kosten

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, is op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en TVM Verzekeringen N.V. De zaak betreft een verkeersongeval dat op 21 oktober 2019 heeft plaatsgevonden, waarbij een verzekerde van TVM en [betrokkene 1] betrokken waren. [betrokkene 1] heeft [eiseres] opdracht gegeven om de schade te verhalen. TVM heeft aansprakelijkheid erkend en een bedrag van € 4.234,47 betaald voor de schade. Echter, [eiseres] heeft ook aanspraak gemaakt op een aanvullende schadevergoeding van € 1.489,60 voor bedrijfsschade en € 600,00 voor buitengerechtelijke incassokosten. TVM heeft in totaal € 280,00 aan buitengerechtelijke kosten betaald, maar betwist de hoogte van de resterende vordering van € 320,00.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de buitengerechtelijke werkzaamheden die door [eiseres] zijn verricht, noodzakelijk waren en dat de kosten redelijk zijn. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de omvang van de buitengerechtelijke kosten voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld, waardoor toepassing van het forfaitaire systeem niet aan de orde is. Uiteindelijk is de kantonrechter tot de conclusie gekomen dat TVM € 104,00 aan [eiseres] moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10885124 \ CV EXPL 24-179
Vonnis van 13 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonende en kantoorhoudende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [gemachtigde]
tegen
TVM VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Hoogeveen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: TVM,
gemachtigde: mr. H.N. Kuiper.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 24 mei 2024
- de conclusie van antwoord met producties
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek met een productie.

2.De feiten

2.1.
Op 21 oktober 2019 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een verzekerde van TVM en [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) betrokken waren.
2.2.
[betrokkene 1] heeft [eiseres] opdracht gegeven om de door het verkeersongeval geleden schade te verhalen. In punt vier van de opdracht tot dienstverlening staat:

De opdrachtgever heeft overeenkomstig artikel 6:96 BW het recht de kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid te verhalen op de aansprakelijke partij. Opdrachtgever draagt het verhaalsrecht van deze vordering ex. artikel 6:96 BW over aan [eiseres] .
2.3.
[eiseres] heeft TVM op 25 oktober 2019 aansprakelijk gesteld voor de geleden zaakschade in verband met het verkeersongeval. TVM heeft aansprakelijkheid erkend en zij heeft op 26 november 2019 de zaakschade van € 4.234,47 betaald.
2.4.
Op 29 december 2019 heeft [eiseres] een aanvullende schadevergoeding verzocht in verband met geleden bedrijfsschade van € 1.489,60, alsmede een bedrag van € 480,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. Op de factuur van 29 december 2019 betreffende de buitengerechtelijke incassokosten staat onder meer het volgende:
“Buitengerechtelijke incassokosten ten behoeve van voorgenoemde claimant volgens rekenmethodiek WIK zoals rechtens bepaald (…) – matiging met 40% bij vlotte afwikkeling.”
2.5.
TVM heeft op 10 januari en 27 januari 2020 [eiseres] om nadere informatie over de bedrijfsschade verzocht. Op of omstreeks 17 februari 2020 heeft TVM een bedrag betaald van € 1.569,60, bestaande uit de bedrijfsschade en € 80,00 aan incassokosten/administratiekosten.
2.6.
Op 25 februari 2021 heeft [eiseres] een betalingsherinnering gestuurd naar TVM, waarbij zij haar vordering heeft bijgesteld naar € 600,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, waarop de betaling van € 80,00 in mindering is gebracht. Bij de specificatie van de vordering heeft [eiseres] vermeld:
“Onze buitengerechtelijke kosten volgens WIK-staffel zoals rechtens als redelijk vastgesteld; toegepaste matiging komt bij non-acceptatie vervallen.”
2.7.
Op of omstreeks 10 augustus 2021 heeft TVM een aanvullend bedrag van € 200,00 aan buitengerechtelijke incassokosten betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] heeft een bedrag van € 600,00 in rekening gebracht bij TVM ter zake van een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Hierop heeft TVM in totaal € 280,00 in mindering voldaan, zodat nog een vordering resteert van € 320,00.
3.2.
TVM voert verweer en concludeert primair tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vordering, subsidiair tot matiging van de vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na aanzegging tot aan de dag van volledige betaling.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Volgens vaste rechtspraak is voor vergoeding van kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid en ter verkrijging van voldoening buiten rechte, als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b en c BW, van belang of de verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en, zo ja, of de gemaakte kosten naar hun omvang redelijk zijn (de dubbele redelijkheidstoets).
4.2.
TVM heeft niet expliciet betwist dat [eiseres] noodzakelijke buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht. Bovendien heeft zij ter zake van die werkzaamheden een bedrag van € 280,00 betaald. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft TVM daarmee de noodzakelijkheid van (een deel van) de door [eiseres] verrichte werkzaamheden erkend.
4.3.
TVM heeft wel verweer gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Omdat er geen inhoudelijke discussie heeft plaatsgevonden over de aansprakelijkheid van haar verzekerde en omdat het schadebedrag prompt is betaald, is volgens haar sprake van een eenvoudige zaak waarvoor een betaling van € 280,00 meer dan voldoende is.
4.4.
In geschil is of de hoogte van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten moet worden bepaald aan de hand van de tarieven die zijn weergegeven in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit), aangezien het Besluit niet van toepassing is op een vordering uit onrechtmatige daad, zoals in deze kwestie, maar op een uit overeenkomst voortvloeiende verbintenis tot betaling van een geldsom.
4.5.
[eiseres] stelt haar vordering te baseren op de tarieven uit het Besluit en zij verwijst in dit verband onder meer naar het arrest ‘Amev/Staat’ van de Hoge Raad [1] en uitspraken van rechtbank Gelderland. De kantonrechter is, anders dan [eiseres] , allereerst van oordeel dat hier sprake is van een ‘eenvoudige zaak’ in de zin van het arrest ‘Amev/Staat’. Volgens [eiseres] heeft erkenning van aansprakelijkheid pas plaatsgevonden na debat daarover. Dat TVM, alvorens over te gaan tot erkenning, aanvullende verklaringen van beide bestuurders heeft opgevraagd over de toedracht van de aanrijding, maakt naar het oordeel van de kantonrechter nog niet dat sprake is van een debat.
Dat geldt ook ten aanzien van de later verzochte vergoeding van bedrijfsschade, waarover TVM om aanvullende informatie heeft verzocht. Ook als sprake is van een eenvoudige zaak, zullen er werkzaamheden verricht moeten worden, zoals het opvragen van gegevens, het beoordelen van het schadeformulier en het inschakelen van een schade-expert.
4.6.
De kantonrechter kan [eiseres] in beginsel volgen in haar betoog dat aansluiting gezocht kan worden bij het hanteren van de forfaitaire bedragen conform het Besluit. De Hoge Raad heeft in ro. 3.7 van het voormelde arrest overwogen dat het Hof de omvang van de kosten heeft geschat, omdat deze niet nauwkeurig kon worden vastgesteld.
[eiseres] heeft echter een specificatie van de door haar verrichte werkzaamheden in het geding gebracht (productie 4 bij dagvaarding). Volgens die specificatie heeft zij 7 uur besteed à € 80,00 per uur, zijnde een bedrag van € 560,01. Hoewel [eiseres] haar vordering baseert op de tarieven conform het Besluit, is de kantonrechter van oordeel dat in deze kwestie de omvang van de buitengerechtelijke kosten voldoende nauwkeurig kan worden vastgesteld, zodat toepassing van het forfaitaire systeem niet aan de orde is.
4.7.
De kantonrechter is van oordeel dat in een overzichtelijke aanrijdingszaak als deze het door [eiseres] gehanteerde uurtarief van € 80,00 redelijk is. Ook de duur van de verrichte werkzaamheden als vermeld op het urenoverzicht komt de kantonrechter redelijk voor, althans tot en met 26 november 2019, zijnde de datum van ontvangst van de betaling van de zaakschade door TVM, alsmede de werkzaamheden op 9 december 2019, 29 december 2019 en het “betalingsbericht relatie” op 20 februari 2020. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, gaat de kantonrechter ervan uit dat de overige werkzaamheden geen betrekking hebben de vaststelling van schade en aansprakelijkheid en verkrijging van voldoening buiten rechte (van de schade geleden door de opdrachtgever van [eiseres] ), als bedoeld in artikel 6:96 lid 2, aanhef en onder b en c BW. De kantonrechter is daarom van oordeel dat redelijkerwijs een bedrag van € 384,00 (4:48 uur à € 80,00) aan buitengerechtelijke (incasso)kosten dient te worden vergoed door TVM. Omdat TVM daarvan al € 280,00 heeft betaald wordt zij veroordeeld tot betaling van € 104,00.
4.8.
Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd, zodat deze wordt toegewezen.
4.9.
Omdat beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

5.1.
veroordeelt TVM om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 104,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 2 januari 2024 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2024.
560 \ 858

Voetnoten

1.HR 16-10-1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2740