ECLI:NL:RBGEL:2024:9550

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
10351409
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in effectenleasezaak tussen DEXIA NEDERLAND B.V. en Selania Fermina

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een effectenleaseovereenkomst tussen DEXIA NEDERLAND B.V. en Selania Fermina. De procedure begon met een dagvaarding van DEXIA op 2 januari 2023, waarin DEXIA vorderde dat de rechtbank zou verklaren dat zij aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan Fermina verschuldigd is. Fermina voerde verweer en stelde een tegenvordering in, waarin zij stelde dat DEXIA onrechtmatig had gehandeld en haar zorgplicht had geschonden. De rechtbank heeft de feiten en de procedure uitvoerig besproken, waarbij het ging om meerdere leaseovereenkomsten die Fermina had ondertekend met DEXIA. De rechtbank oordeelde dat DEXIA haar zorgplichten had geschonden en dat Fermina schade had geleden door betaalde termijnen en restschuld. De rechtbank heeft de vorderingen van DEXIA afgewezen en de vorderingen van Fermina toegewezen, waarbij DEXIA werd veroordeeld tot betaling van de bedragen die zij aan Fermina verschuldigd was, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd DEXIA veroordeeld in de proceskosten van Fermina. Het vonnis is uitgesproken op 14 november 2024 door kantonrechter A. van Dijk.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10351409 EL 23-3
vonnis van de kantonrechter van 14 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals,
tegen
Selania Fermina [gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk, Leaseproces.
Partijen worden hierna Dexia en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 januari 2023 van Dexia,
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende een eis in reconventie, van [gedaagde] ,
  • de akte voortprocederen van Dexia,
  • de akte uitlating voortzetting procedure van [gedaagde] .
1.2.
Dexia heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen conclusie van repliek in conventie, tevens inhoudende een antwoord in reconventie, ingediend.
1.3.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft de volgende leaseovereenkomsten ondertekend waarop zij als lessee stond vermeld, met als wederpartij (de rechtsvoorgangster van) Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
I.
12002143
3-5-1999
Cash-Clicken Lease Service
II.
12006702
23-6-2000
Cash-Clicken Lease Service
III.
12406980
9-10-2001
Korting-Koers Lease Service
IV.
33003237
27-9-1996
Spaarleasen
V.
59008834
19-5-1998
Feestplan II
VI.
69005185
18-7-1997
Click-Leasen
VII.
70903935
21-6-1996
WinstVerdubbelaar
VIII.
73019140
16-5-1997
WinstVerdubbelaar
IX.
74051408
21-3-1998
WinstVerDriedubbelaar
X.
74125615
17-12-1998
WinstVerDriedubbelaar
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
15-6-2006
- € 1.881,12
Afgeboekt
II.
15-6-2006
- € 2.881,01
Afgeboekt
III.
30-9-2005
€ 137,38
Nvt
IV.
9-10-2003
€ 681,86
Nvt
V.
22-1-2007
- € 249,80
Deels verrekend, deels afgeboekt
VI.
9-10-2003
- € 668,20
Deels verrekend, deels betaald
VII.
20-6-2001
€ 5.831,79
nvt
VIII.
15-5-2002
€ 2.418,76
nvt
IX.
20-3-2001
€ 144,46
nvt
X.
9-7-2003
- € 1.977,70
Afgeboekt
2.3.
Bij brief van 18 juni 2022 heeft Dexia [gedaagde] uitgenodigd om in gesprek te gaan en te onderzoeken of partijen tot afronding van het effectenleasedossier kunnen komen. Partijen zijn niet tot afronding van het dossier gekomen.

3.De vordering en het verweer in conventie en reconventie

3.1.
Dexia vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de overeenkomsten aan al haar verplichtingen heeft voldaan en niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Het verweer mondt uit in een tegenvordering, waarbij [gedaagde] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht zal verklaren dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens [gedaagde] toerekenbaar is tekort geschoten, althans haar zorgplicht heeft geschonden jegens [gedaagde] ;
- te vernietigen de bedingen op basis waarvan Dexia resterende termijnen en -naar de kantonrechter begrijpt beëindigingskosten -, in rekening bracht op de eindafrekeningen van de overeenkomsten I. tot en met VI. en Dexia te veroordelen om aan [gedaagde] de bedragen te vergoeden die zij haar verschuldigd is (na schrapping van de niet verschuldigde resterende termijnen en naar de kantonrechter begrijpt de beëindigingskosten), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekeningen tot de dag der algehele voldoening,
- Dexia te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en reconventiealgemeen4.1. Het gaat in deze zaak om een financieel product dat tussen 1990 en 2003 in Nederland ongeveer één miljoen keer is verkocht, namelijk een effectenleaseovereenkomst. Kenmerk van dit product is, dat de afnemer van het product met geleend geld belegt. Na het instorten van de aandelenmarkt zijn vele afnemers geconfronteerd met restschulden en andere verliezen. In de afgelopen 15 à 20 jaar zijn in Nederland hierover duizenden procedures gevoerd, waarbij Dexia vaak één van de procespartijen was. Door belangenbehartigers van afnemers en vertegenwoordigers van aanbieders van deze producten is, in het kader van de WCAM, een regeling getroffen, die bij beschikking van het Gerechtshof Amsterdam van

25 januari 2007 algemeen verbindend is verklaard. Enkele tienduizenden afnemers hebben deze regeling niet geaccepteerd en tijdig een opt-out-verklaring ingediend, onder wie [gedaagde] .
4.2.
De procedures hebben geleid tot veel jurisprudentie, waaronder verschillende richtinggevende arresten van de Hoge Raad. Deze jurisprudentie is bij de gemachtigden van partijen bekend. [1] Deze jurisprudentie wordt bij de beoordeling van de vorderingen als leidraad genomen. Door partijen zijn geen (althans onvoldoende) bijzondere omstandigheden gesteld die in deze zaak een afwijking daarvan rechtvaardigen.
4.3.
Toepassing van deze jurisprudentie leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
er is sprake van huurkoop;
er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de Wck;
Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
[gedaagde] heeft schade geleden, bestaande uit betaalde termijnen en restschuld;
er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
de verklaring voor recht en afwachten van ontwikkelingen in de jurisprudentie
4.4.
Dexia vordert onder meer een verklaring voor recht die ertoe strekt het niet-bestaan van een recht vast te stellen. In haar visie is zij niets meer aan [gedaagde] verschuldigd.
4.5.
[gedaagde] meent met betrekking tot de overeenkomsten I. tot en met VI. nog een vordering op Dexia te hebben vanwege het ten onrechte in rekening brengen van resterende termijnen en beëindigingskosten en op grond van het Hof-model (overeenkomst V. en VI.).
4.6.
In beginsel is het aan de schuldeiser van een vordering om te bepalen of en op welk moment hij zijn vordering in rechte geldend wil maken. Anderzijds dient het procesrecht er ook toe om bescherming te bieden aan een schuldenaar die jarenlang wordt genoodzaakt rekening te houden met een onduidelijke, mogelijk nog jegens hem geldend te maken vordering. Daartoe is in dit geval de door Dexia gevraagde verklaring voor recht een geëigend middel, gelet op de huidige stand van de jurisprudentie. Voor zover [gedaagde] zich erop beroept dat nog verdere jurisprudentie moet worden afgewacht, wordt zij daarin niet gevolgd.
Verklaring voor recht [gedaagde] :
4.7.
De door [gedaagde] gevorderde verklaring voor recht is toewijsbaar, zoals volgt uit de overwegingen onder ‘algemeen’ in dit vonnis.
Resterende termijnen en beëindigingskosten:4.8. [gedaagde] stelt dat Dexia ten onrechte bedragen in rekening heeft gebracht op de eindafrekeningen van overeenkomsten I. tot en met VI. Deze zijn op grond van bedingen in de (Bijzondere voorwaarden bij de) overeenkomsten wegens de voortijdige beëindiging van de overeenkomsten bij [gedaagde] in rekening gebracht. [gedaagde] heeft een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van bovenbedoelde bedingen, onder meer omdat dit volgens haar ‘oneerlijk bedingen’ vormen als bedoeld in de Richtlijn 93/13 EEG (hierna: de Richtlijn).
4.9.
In zijn prejudiciële beslissing van 21 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:773) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een beding in de algemene voorwaarden van Dexia op grond waarvan Dexia in het geval van een tussentijdse beëindiging van de overeenkomst wegens nalatigheid van de zijde van de wederpartij bevoegd is om zonder meer het onbetaalde restant van de overeengekomen leasesom(men) op te eisen, een beding is dat op grond van de Richtlijn als oneerlijk moet worden beschouwd. Om die reden is de rechter gehouden om een dergelijk beding op grond van artikel 6:233 BW te vernietigen voor zover dit betrekking heeft op termijnen die ten tijde van de beëindiging op grond van die bepaling nog toekomstig waren. Op die termijnen kan dan niet langer op grond van de contractuele Bijzondere voorwaarden aanspraak worden gemaakt.
4.10.
Dit leidt tot de conclusie dat de bedingen die Dexia aanspraak geven op na beëindiging van de overeenkomst nog resterende termijnen dienen te worden vernietigd.
4.11.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van 21 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) volgt dat bij vernietiging van het beding in de (Bijzondere voorwaarden bij) de overeenkomst Dexia evenmin op grond van de wet aanspraak heeft op (gehele of gedeeltelijke) vergoeding van de schade die zij door de voortijdige beëindiging van de overeenkomst heeft geleden.
4.12.
Uit het voorgaande volgt dat de posten die zien op de resterende termijnen in de eindafrekeningen van de overeenkomsten I. tot en met VI. komen te vervallen.
Beëindigingskosten
4.13.
Ook ten aanzien van het beding op grond waarvan Dexia de beëindigingskosten in rekening heeft gebracht geldt dat sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen partijen (vgl. gerechtshof Amsterdam 28 mei 2024; ECLI:NL:GHAMS:2024:1433 en 1432). De verschuldigde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is bij een geringe hoofdsom onevenredig hoog en kent bij grotere hoofdsommen geen maximum. Er is dus sprake van een oneerlijk beding, dat de kantonrechter hierbij ambtshalve vernietigt. Dit betekent dat de in verband met leaseovereenkomsten I. tot en met VI. bij [gedaagde] in rekening gebrachte posten die zien op de beëindigingskosten komen te vervallen.
4.14.
[gedaagde] heeft per overeenkomst berekend wat vorenstaande betekent. Deze berekening is door Dexia niet betwist en geldt daarom als uitgangspunt voor het navolgende. [gedaagde] heeft verzuimd in haar berekeningen rekening te houden met de ook vervallen beëindigingskosten, waardoor haar berekeningen niet correct zijn. Indien de beëindigingskosten ook in aanmerking worden genomen, betekent dit het volgende:
Overeenkomst I.
[gedaagde] maakt aanspraak op € 891,31 aan te weinig betaalde opbrengst. Indien de beëindigingskosten van € 113,45 in aanmerking worden genomen is € 1.004,76 te weinig uitbetaald. Dit bedrag dient Dexia nog aan [gedaagde] te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening.
Overeenkomst II.
[gedaagde] maakt aanspraak op € 805,59 aan te weinig genoten opbrengst. Indien de beëindigingskosten van € 113,45 in aanmerking worden genomen, heeft Dexia € 919,04 te weinig uitbetaald. Dit bedrag dient Dexia nog aan [gedaagde] te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening.
Overeenkomst III.
[gedaagde] maakt naar de kantonrechter begrijpt aanspraak op de boetetermijn van € 12,80. Indien dat bedrag niet in rekening zou zijn gebracht zou de opbrengst hoger zijn geweest.
Dit bedrag dient Dexia nog aan [gedaagde] te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening.
Overeenkomst IV.
[gedaagde] stelt dat zonder de resterende termijnen de opbrengst € 152,35 hoger zou zijn geweest. Rekening houdend met de kosten van de beëindiging is dit in totaal € 302,26. Dit bedrag dient Dexia nog aan [gedaagde] te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening.
Overeenkomst V.
[gedaagde] stelt dat een en ander erin resulteert dat zij op basis van het hof-model € 53,32 te veel heeft betaald aan restschuld. Nu echter ook de beëindigingskosten van € 110,00 vervallen, zou de overeenkomst met een opbrengst zijn geëindigd, te weten van € 83,37. Dit bedrag dient Dexia nog aan [gedaagde] te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening. Daarnaast is een bedrag van € 62,20 aan dividend met de oorspronkelijke restschuld verrekend door Dexia. Ook dit bedrag dient Dexia nog aan [gedaagde] te voldoen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de eindafrekening.
Overeenkomst VI.
Volgens [gedaagde] is 202,58 aan resterende termijnen onverschuldigd betaald. Dit bedrag dient Dexia aan [gedaagde] te voldoen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2024. Zonder de resterende termijnen zou de restschuld volgens [gedaagde] € 465,62 hebben bedragen. Dexia dient daarvan op grond van het Hof-model nog 2/3 te vergoeden. Over dat bedrag is de wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment dat de restschuld is betaald.
Gelet op het voorgaande worden de vorderingen van [gedaagde] als na te melden toegewezen.
Vorderingen Dexia:
4.15.
Uit het voorgaande volgt tevens dat de vorderingen van Dexia voor zover deze zien op de overeenkomsten I. tot en met VI., worden afgewezen. Nu [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd tegen de vorderingen voor zover die zien op de overige overeenkomsten, zullen die als na te melden worden toegewezen.
Proceskosten:
4.16.
Omdat [gedaagde] grotendeels inhoudelijk gelijk krijgt is Dexia aan te merken als de in overwegende mate in het ongelijk te stellen partij. Dexia zal dan ook worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie (inclusief nakosten van € 135,00). De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 271,00 (1 punt x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 406,00
4.17.
De proceskosten in conventie worden gelet op de uitkomst van het debat, als na te melden gecompenseerd.

5.5. De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Dexia niets meer aan [gedaagde] verschuldigd is met betrekking tot de overeenkomsten VII., VIII., IX., en X.,
5.2.
compenseert de kosten aldus, dat ieder partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
5.3.
verklaart voor recht dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld en/of toerekenbaar tekort is geschoten, althans haar zorgplicht heeft geschonden jegens [gedaagde] , zoals volgt uit de rechtsoverwegingen en aangehaalde jurisprudentie onder ‘algemeen’,
5.4.
vernietigt de bedingen op basis waarvan Dexia resterende termijnen en beëindigingskosten op de eindafrekeningen in rekening heeft gebracht;
5.5.
veroordeelt Dexia om aan [gedaagde] te betalen de bedragen/schade, vermeerderd met de wettelijke rente als genoemd/bedoeld in r.o. 4.14. telkens tot de dag van de algehele voldoening,
5.6.
veroordeelt Dexia in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot en met heden worden vastgesteld op € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Dijk, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: BF

Voetnoten

1.In het bijzonder gaat het om de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BC2837), 5 juni 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BH 2815), 29 april 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BP4003), 3 februari 2017 (ECLI:NL:HR: 2017:164) en 12 april 2019 (ECLI:NL:HR:2019:590) en de arresten van het gerechtshof Amsterdam van 1 december 2009 (ECLI:NL: GHAMS:2009:BK4981) en 1 april 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:1135).