Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
(…) Het moge duidelijk zijn dat ik geen financieel beheerder of adviseur ben geweest van [erflater] . Ik heb hem geholpen met vraagstukken zowel wat betreft zijn gezondheid, huishouding en financiën. Zijn financiën heeft [erflater] altijd zelf gedaan en op zijn verzoek heb ik handelingen verricht. (…) [erflater] heeft steeds uitgesproken zolang hij wilsbekwaam is, zijn eigen zaken te willen regelen zoals hij dit voor ogen had. Dit heeft hij tot aan zijn laatste dagen kunnen doen.
3.Het geschil
primair[gedaagde] had een overeenkomst van opdracht met erflater en op grond daarvan was ze verplicht rekening en verantwoording aan hem af te leggen (art. 7:403 lid 2 BW). [gedaagde] is tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichting en moet daarom de schade die de erfgenamen daardoor lijden vergoeden;
subsidiair[gedaagde] heeft misbruik gemaakt van omstandigheden (art. 3:44 BW). Er is sprake van financieel ouderenmisbruik. [gedaagde] heeft, als mantelzorger, erflater bewogen geld over te maken naar haar, terwijl ze wist dat erflater afhankelijk van haar was en dat haar ervan had moeten weerhouden. [eiser] vernietigt de rechtshandelingen die erflater heeft gedaan en vordert alle bedragen terug op grond van onverschuldigde betaling;
meer subsidiair[gedaagde] is ongerechtvaardigd verrijkt ten koste van erflater (art. 6:212 BW). Daarom moet zij, voor zover dit redelijk is, de schade van de erfgenamen vergoeden tot het bedrag van de verrijking;
meer subsidiairheeft [eiser] twee schenkingen aan [gedaagde] vernietigd vanwege misbruik van omstandigheden, [gedaagde] moet aldus de geschonken bedragen terugbetalen;
meer subsidiair[gedaagde] heeft onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld, dit kan haar worden toegerekend en daarom is ze verplicht de schade die de erfgenamen lijden te vergoeden (art. 6:162 BW). Ze heeft onrechtmatig gelden aan de bankrekening van erflater onttrokken, namelijk tegen zijn wil, en moet die terugbetalen aan de nalatenschap. Niet vaststaat dat die gelden ten goede zijn gekomen aan erflater. Ook heeft [gedaagde] ervoor gezorgd dat er geld aan haar geschonken werd waar ze geen recht op had en/of heeft ze geld van erflater weggeschonken aan anderen.
4.De beoordeling
op zijn zachts gezegd vragen oproepen en lijken te zijn gedaan enkel te hare gunsten en zo ten detrimento van de nalatenschap van erflater”. Wat hiervan ook zij, die enkele stelling is van onvoldoende gewicht om te oordelen dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld. Ook de laatste grondslag van [eiser] kan de vordering niet dragen.