ECLI:NL:RBGEL:2024:9327

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
AWB - 23_595
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek tegen activiteiten op agrarisch perceel met betrekking tot gewasbeschermingsmiddelen

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 13 december 2022, waarin eerdere besluiten van 28 januari 2022 en 12 augustus 2022 in stand zijn gelaten. Eiseres, eigenaar van twee percelen in [plaats], heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe verzocht om handhavend op te treden tegen activiteiten van de derde-partij, die fruitbomen bespuit met chemische bestrijdingsmiddelen binnen een afstand van 50 meter van haar percelen. Het college heeft het verzoek afgewezen, omdat het niet als een overtreding werd beschouwd en het verzoek niet correct was ingediend.

De rechtbank oordeelt dat de beslissing van het college om het handhavingsverzoek af te wijzen terecht is. De rechtbank stelt vast dat in de beslissing op bezwaar niet is opgenomen dat het advies van de bezwaarschriftencommissie is gevolgd, wat een motiveringsgebrek oplevert. Echter, de rechtbank kan dit gebrek passeren op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat niet aannemelijk is dat eiseres hierdoor is benadeeld. De rechtbank concludeert dat het college het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 28 januari 2022 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de eerdere besluiten in stand blijven.

De rechtbank wijst erop dat de omgevingsvergunning van de derde-partij op dat moment nog geldig was en dat de gestelde gezondheidsschade door eiseres niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond en bepaalt dat het college het griffierecht aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/595
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiseres], uit [plaats], eiseres
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe, het college
(gemachtigde: [naam gemachtigde]).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [plaats], derde-partij.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 13 december 2022, waarin de besluiten van 28 januari 2022 en
12 augustus in stand zijn gelaten.
1.1. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2. Derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van het college en derde-partij.
Achtergrond
2. Eiseres bezit aan [locatie 1] in [plaats] twee naast elkaar gelegen percelen. [1] Op één van de percelen van eiseres staat de woning van eiseres. Deze percelen grenzen aan de fruitboomgaard van de derde-partij. De derde-partij heeft een fruitboomgaard ter hoogte van [locatie 2] in [plaats]. [2]
2.1. Eiseres heeft op 26 januari 2022 het college verzocht om handhavend op te treden tegen activiteiten op het perceel van de derde-partij.
2.2. Bij besluit van 28 januari 2022 heeft het college het verzoek van 26 januari 2022 buiten behandeling gelaten. De reden hiervoor was dat het verzoek van 26 januari 2022 niet per post was verstuurd en niet was ondertekend.
2.3. Eiseres heeft op 11 maart 2022 het college verzocht om handhavend op te treden tegen activiteiten op het perceel van de derde-partij. Eiseres stelt in haar verzoek dat de derde-partij binnen 50 meter vanaf haar percelen fruitbomen bespuit met chemische bestrijdingsmiddelen.
2.4. Het college heeft op 14 april 2022 besloten om het handhavingsverzoek van eiseres af te wijzen, omdat volgens het college geen sprake is van een overtreding en sprake is van een herhaald verzoek.
2.5. Op 19 april 2022 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 april 2022.
2.6. Op 12 augustus 2022 heeft het college het besluit van 14 april 2022 ingetrokken en alsnog besloten op het verzoek van eiseres van 11 maart 2022. In dit besluit heeft het college wederom het verzoek tot handhaving afgewezen, omdat geen sprake is van een overtreding. [3]
2.7. Op 13 december 2022 heeft het college een beslissing op bezwaar genomen. In deze beslissing heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 28 januari 2022 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen het besluit van 12 augustus 2022 ongegrond verklaard en dit besluit in stand gelaten.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

I. Besluit van 28 januari 2022

5. Eiseres betoogt dat het college haar bezwaar tegen het besluit van
28 januari 2022 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres stelt ten eerste dat in de beslissing op bezwaar is opgenomen dat het advies van de bezwaarschriftencommissie niet is overgenomen en daarmee niet is gemotiveerd waarom het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is verklaard. Ten tweede stelt eiseres zich op het standpunt dat zij, anders dan de commissie voor bezwaarschriften van de gemeente West Betuwe (bezwaarschriftencommissie) adviseert, nog wel procesbelang heeft. Zij heeft mogelijk gezondheidsschade geleden door de gestelde overtredingen.
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat geen nadere motivering was vereist, omdat het advies van de bezwaarschriftencommissie ten aanzien van het bezwaar dat was gericht tegen het besluit van 28 januari 2022 is gevolgd. Verder stelt het college dat eiseres op 14 maart 2022 (het verzoek dat dateert van 11 maart 2022, zie onder 2.3) een handhavingsverzoek heeft ingediend met inhoudelijk eenzelfde strekking en dat daarop wel een inhoudelijk besluit is genomen. Hierdoor had eiseres geen belang meer bij de behandeling van haar bezwaar tegen het besluit van 28 januari 2022. Het college heeft verzoek van eiseres namelijk alsnog in het inhoudelijke besluit van 12 augustus 2022 behandeld. Het college stelt verder dat de gestelde gezondheidsschade niet is onderbouwd.
5.2.
In de beslissing op bezwaar is het volgende opgenomen:
‘wij verklaren uw bezwaren tegen ons besluit van 28 januari 2022 niet-ontvankelijk en
(…)
Wij hebben besloten om dit advies niet over te nemen en ons besluit van 12 augustus in stand te laten. Hierna staat waarom en treft u ook onze aanvullende motivering van ons besluit van 12 augustus 2022 aan.’
5.3.
De rechtbank stelt vast dat in de beslissing op bezwaar niet is opgenomen dat het advies van de bezwaarschriftencommissie is gevolgd ten aanzien van het bezwaar dat is gericht tegen het besluit van 28 januari 2022. Verder is in de beslissing op bezwaar alleen gemotiveerd waarom het college het advies van de bezwaarschriftencommissie niet volgt ten aanzien van het bezwaar tegen het besluit 12 augustus 2022. Het college heeft niet gemotiveerd waarom het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk is. Hierdoor is sprake van een gebrek. De rechtbank kan aan dit gebrek voorbijgaan met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht. Het is namelijk niet aannemelijk dat eiseres door dit gebrek is benadeeld. In het verweerschrift van het college is uiteengezet dat de motivering van de bezwaarschriftencommissie ten aanzien van het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 28 januari 2022 wel wordt/is overgenomen. Hierdoor is het voor eiseres alsnog duidelijk waarom het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard. Daarbij neemt de rechtbank ook in acht dat een gelijkluidend verzoek tot handhaving alsnog inhoudelijk is behandeld in het besluit van 12 augustus 2022. De stelling van eiseres dat zij als gevolg van het niet behandelen van haar verzoek tot handhaving meer gezondheidsschade heeft ondervonden, heeft eiseres niet onderbouwd dan wel aannemelijk gemaakt.

II. Besluit van 12 augustus 2022

Omgevingsvergunning van 2 juli 2021
6. Eiseres betoogt dat de derde-partij de omgevingsvergunning van 2 juli 2021 (omgevingsvergunning) overtreedt. Eiseres stelt dat het de derde-partij niet was toegestaan om gewassen te bespuiten in de zone van 20 tot 50 meter tot het moment dat de, in de omgevingsvergunning verplicht gestelde, windhaag adequaat was. Verder stelt eiseres dat, in strijd met de omgevingsvergunning, niet alle bomen binnen de 20 meter zone gerooid waren. Het college heeft volgens eiseres ten onrechte bij de beoordeling hiervan de door haar ingebrachte tekening niet betrokken.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat het college op 2 juli 2021 aan de derde-partij een omgevingsvergunning heeft verleend voor het bestendigen van de aanplant van een boomgaard op de percelen van de derde-partij (omgevingsvergunning). Het college heeft de omgevingsvergunning verleend voor zover de fruitbomen waren gelegen buiten de 20 meter zone vanaf de erfgrens van gevoelige bestemmingen voor gewasbeschermingsmiddelen.
6.2.
Op 21 maart 2023 heeft de rechtbank de omgevingsvergunning vernietigd en geoordeeld dat het college met inachtneming van die uitspraak opnieuw op de aanvraag van de derde-partij moest beslissen. [4] De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek had verricht om te mogen afwijken van de 50 meter zone tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. [5] Tijdens de zitting heeft het college meegedeeld dat de aanvraag van de derde-partij is ingetrokken en de betreffende fruitbomen die in de zone van 20 tot 50 meter zone waren aangeplant, gerooid zijn.
6.3.
In het verzoek van eiseres van 11 maart 2022, waarin zij het college heeft verzocht om handhavend op te treden tegen de derde-partij, heeft eiseres alleen verzocht om over te gaan tot handhaving tegen de overtreding met betrekking tot het spuiten binnen 50 meter van de perceelsgrenzen. In dit verzoek heeft eiseres niet verzocht om handhavend op te treden tegen overtredingen van de inmiddels vernietigde omgevingsvergunning en hierop heeft het college in het besluit van 12 augustus 2022 dan ook niet op gereageerd. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) dat de reikwijdte van een handhavingsverzoek na het primaire besluit niet meer mag/kan worden uitgebreid. Gelet daarop kon de beslissing op bezwaar geen betrekking hebben op de handhaving van de voorschriften uit de omgevingsvergunning en komt, wat daar ook van zij, geen betekenis toe aan wat eiseres daarover in beroep nog heeft gesteld. [6]
6.4.
Gelet op het bovenstaande behoeft de stelling van eiseres, dat in strijd met de omgevingsvergunning, niet alle bomen binnen 20 meter zone gerooid waren, geen bespreking meer. De rechtbank merkt hierbij nog op, vanwege de discussie hierover tijdens de zitting, dat de omstandigheid dat
op dit momentbinnen 20 tot 50 meter van de grens van perceel 459 fruitbomen aanwezig zijn niet relevant is voor deze procedure. De bestuursrechter toetst namelijk de beslissing op bezwaar ‘ex tunc’. Dat wil zeggen, naar de stand van zaken zoals deze was ten tijde van de beslissing op bezwaar. [7] Ten tijde van de beslissing op bezwaar was de omgevingsvergunning niet vernietigd en gold deze daarom. Zoals onder 6.1 beschreven was het ingevolge deze omgevingsvergunning toegestaan voor de derde-partij om vanaf 20 meter vanaf de erfgrens voor gevoelige bestemmingen voor gewasbeschermingsmiddelen, fruitbomen in te planten en deze dan ook te bespuiten met chemische gewasbeschermingsmiddelen.
6.5.
De beroepsgrond slaagt niet.
Dient er een afstand van 50 meter te worden gehanteerd ten opzichte van perceel [nummer 1]?
7. Eiseres betoogt dat het college perceel [nummer 1] ten onrechte niet meerekent bij de beoordeling van de te hanteren spuitzone. Eiseres betoogt dat haar perceel met [nummer 1] feitelijk in gebruik is als tuin en hierdoor vanaf de perceelsgrens van dit perceel een spuitzone van 50 meter geldt. Op de zitting heeft eiseres gesteld dat in het kader van de lokale belastingen perceel [nummer 1] is aangeslagen als ‘tuin’. Verder stelt eiseres dat het college niet heeft onderkend dat buiten de op de bij de omgevingsvergunning behorende tekening aangegeven 20-meterzone fruitbomen aanwezig zijn op perceel [nummer 2] die zijn gelegen binnen een afstand van 20 meter tot de erfgrens van de gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen.
7.1.
De rechtbank overweegt dat ten tijde van de beslissing op bezwaar het bestemmingsplan ‘Buitengebied 2022´ (het bestemmingsplan) gold. Perceel [nummer 1] heeft in dit bestemmingsplan de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’.
Artikel 4.1, aanhef en onder a, en onder 4, van de planregelsluidt:
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
(…)
4. ‘fruitteelt in de vorm van nieuwe boomgaarden niet zijn toegestaan:
- binnen een afstand van 50 m tot gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaarden uitgesloten';
- ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap'.
In artikel 1.30 het bestemmingsplan is ‘gevoelige functies voor gewasbeschermingsmiddelen’ als volgt gedefinieerd:
gronden en percelen waar geregeld en gedurende langere perioden mensen kunnen verblijven zoals (bedrijfs)woningen, tuinen, scholen, zorgfuncties en kampeerterreinen.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat, als al sprake zou zijn van fruitteelt in de vorm van een nieuwe boomgaard, de beroepsgrond niet slaagt omdat perceel [nummer 1] niet geldt als gevoelige functie voor gewasbeschermingsmiddelen in de zin van het bestemmingsplan. Perceel [nummer 1] heeft in het bestemmingsplan Buitengebied de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat perceel [nummer 1] door eiseres gebruikt wordt voor het hobbymatig houden van pony’s en dat er fruitbomen staan. De rechtbank is van oordeel dat dit feitelijke gebruik niet tot gevolg heeft dat perceel [nummer 1] toch als een gevoelige functie voor gewasbeschermingsmiddelen, als bedoeld in het bestemmingsplan moet worden aangemerkt. Het college hoefde dit perceel dan ook niet te betrekken bij het bepalen van de spuitzone. Dat perceel [nummer 1] in het kader van de lokale belastingen niet is aangemerkt als een agrarisch perceel, is geen reden voor een ander oordeel. De aanduiding die in deze heffingen aan het perceel wordt gegeven is niet doorslaggevend bij beantwoording van de vraag of het perceel een gevoelige functie heeft in de zin van het bestemmingsplan. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de beslissing op bezwaar in stand blijft.
9. Vanwege dat wat de rechtbank onder 5.3 heeft overwogen bepaalt de rechtbank dat het college het door eiseres betaalde griffierecht aan haar vergoedt. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit betreft de percelen [gemeente], [sectie], [nummer 3] en [nummer 1].
2.Dit betreft de percelen [gemeente], [sectie], [nummer 2] en [nummer 4].
3.Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft het bezwaar van eiseres van rechtswege betrekking op het besluit van 12 augustus 2022.
4.Uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1518.
5.Uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1518, r.o. 6.3.
6.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:788 en de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:712.
7.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:830, r.o. 6.1.