ECLI:NL:RBGEL:2024:9324

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
AWB - 22_548
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een handhavingsverzoek tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 21 december 2021, waarin het bezwaar tegen het besluit van 3 mei 2021 tot afwijzing van het verzoek tot handhavend optreden is afgewezen. Eiseres, eigenaar van twee percelen in de gemeente Geldermalsen, verzocht het college om handhavend op te treden tegen de activiteiten op het perceel van de derde-partij, die een fruitboomgaard exploiteert. Eiseres stelde dat het groenplan niet correct was uitgevoerd en dat de spuitzone van 50 meter niet in acht werd genomen, zowel ten aanzien van haar woning als de huisvesting van arbeidsmigranten op het perceel van de derde-partij.

De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres, de gemachtigde van het college en de derde-partij aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het niet tot handhaving is overgegaan, ondanks de vastgestelde overtredingen van het groenplan. De rechtbank concludeert dat de beslissing op bezwaar berust op een ondeugdelijke motivering en vernietigt deze. Het college wordt opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden.

De rechtbank benadrukt dat handhaving in het algemeen belang is en dat er bijzondere omstandigheden moeten zijn om van handhaving af te zien. In dit geval zijn die omstandigheden niet aangetoond. De rechtbank wijst erop dat de spuitzone ten aanzien van perceel 589 niet relevant was voor het handhavingsverzoek, en dat de beroepsgronden van eiseres met betrekking tot de spuitzone van arbeidsmigranten niet inhoudelijk besproken kunnen worden, omdat zij niet gemachtigd is om namens hen op te treden. De uitspraak onderstreept het belang van een zorgvuldige motivering door bestuursorganen bij handhavingsbesluiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/548

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe, het college
(gemachtigde: mr. H.I.M. Dierkx).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde-partij]uit [woonplaats], derde-partij.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 21 december 2021, waarin het bezwaar tegen het besluit van
3 mei 2021 tot afwijzing van het verzoek tot handhavend optreden is afgewezen.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van het college en de derde-partij met zijn vader J. Kranenburg.

Achtergrond

2. Eiseres bezit aan de [locatie] in [woonplaats] twee naast elkaar gelegen percelen. [1] Op één van de percelen van eiseres staat de woning van eiseres. Deze percelen grenzen aan de fruitboomgaard van de derde-partij. De derde-partij heeft een fruitboomgaard ter hoogte van de [locatie] in [woonplaats]. [2]
2.1.
Eiseres heeft op 7 april 2021 het college verzocht om handhavend op te treden activiteiten op het perceel van de derde-partij. Eiseres stelt in haar verzoek dat sprake is van de volgende overtredingen:
  • Het groenplan is niet uitgevoerd conform de verleende omgevingsvergunning van 22 juni 2017;
  • De spuitzone van 50 meter wordt geschonden ten aanzien van de woning van eiseres;
  • De spuitzone van 50 meter wordt geschonden ten aanzien van gehuisveste arbeidsmigranten op het perceel van de derde-partij.
2.2.
Het college heeft op 3 mei 2021 besloten om het handhavingsverzoek van eiseres af te wijzen.
2.3.
Op 21 december 2021 heeft het college met de beslissing op bezwaar besloten om het besluit van 3 mei 2021 geheel in stand te laten met aanvulling van de motivering.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de beslissing op bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Overtreding van het groenplan?
5. Eiseres betoogt dat de derde-partij zijn perceel niet in overeenstemming met het groenplan heeft ingericht en dat daarom sprake is van een overtreding. Eiseres stelt dat de derde-partij een boomgaard heeft ingeplant op het perceel en niet, zoals volgens het groenplan is voorgeschreven, twaalf hoogstam fruitbomen. Ook is geen sprake van erfverharding zoals ingetekend in het groenplan. Los van dat de aangeplante boomgaard in strijd is met het groenplan, heeft de aanplant van de boomgaard ook extra verkeersbewegingen en geluid tot gevolg. Zo worden meerdere keren per week werkzaamheden verricht bij de boomgaard.
5.1.
Het college heeft in de beslissing op bezwaar besloten dat sprake is van een overtreding van het groenplan, maar dat er bijzondere omstandigheden zijn waarom er niet handhavend opgetreden hoeft te worden. Het college heeft geconcludeerd dat blijkens een advies van het bureau Delphy en intern advies, het toepassen van gewasbestrijdingsmiddelen op hoogstambomen niet gedaan kan worden conform de regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en wanneer de ingetekende hoogstambomen alsnog worden ingeplant, sprake zal zijn van een overtreding op een andere grondslag. Verder stelt het college dat het inplanten van hoogstambomen ook problematisch is, omdat er extra bestrijdingen plaats moeten vinden om schurft en fruitmot te voorkomen. Dit zou volgens het college leiden tot hogere kosten en de inzet van grotere hoeveelheden bestrijdingsmiddelen. Het college heeft zich verder op het standpunt gesteld dat eiseres geen zicht heeft op de plek waar de hoogstambomen ingeplant hadden dienen te worden. Ter zitting heeft het college aangegeven dat de 73 aangeplante laagstam fruitbomen, dezelfde oppervlakte hebben als 12 hoogstamfruitbomen.
5.2.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal bij een overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Alleen onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevraagd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als concreet zicht op legalisatie bestaat. Verder kan handhavend optreden onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, zodat van optreden in die concrete situatie moet worden afgezien. [3]
5.3.
De rechtbank stelt voorop dat zij in haar uitspraak van 29 juli 2022 al een oordeel heeft gegeven over de erfverharding, namelijk dat die geen onderdeel uitmaakt van het groenplan. [4] Het is de rechtbank niet bekend dat eiseres hiertegen hoger beroep heeft ingesteld dan wel dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) deze uitspraak heeft vernietigd en daarom moet de rechtbank van de juistheid van dit eerder gegeven oordeel uitgaan.
5.4.
Wat betreft de aanplant van twaalf (hoogstam)fruitbomen overweegt de rechtbank dat tussen partijen niet ter discussie staat dat sprake is van een overtreding. De enkele vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is de vraag of het college mocht afzien van handhaving, omdat sprake is van een bijzondere omstandigheid waardoor het college mocht afzien van handhaving.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat op het perceel van de derde-partij, het wijzigingsplan Buitengebied Rijksstraatweg ong Buurmalsen (het wijzingsplan) van toepassing is. Artikel 3 van dit wijzigingsplan luidt:

Artikel 3 Landelijk gebied II
Voor de regels behorende bij de bestemming 'Landelijk gebied II' zijn de regels (voorschriften) van artikel 5 van het bestemmingsplan 'Buitengebied', bestemmingsplan 'Buitengebied', zoals vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 28 november 2006, onverkort van toepassing, inclusief de daar op van toepassing zijnde correctieve herzieningen, met dien verstande dat:
wanneer wordt verwezen naar de plankaart (verbeelding), de bij het wijzigingsplan behorende verbeelding wordt bedoeld;
het bedrijfsmatig houden en/of fokken van dieren niet is toegestaan;
gebouwen uitsluitend binnen het op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan aangeduide bouwvlak zijn toegestaan;
het gebruik van de gebouwen, zoals via deze wijziging worden toegestaan, is pas toegestaan indien en zolang de landschappelijke inpassing zoals deze is weergegeven in Bijlage 1 van deze regels is aangelegd en in stand wordt gehouden.’
Bijlage 1 Landschappelijke inpassing (voorwaardelijke verplichting)
In de toelichting op dit wijzigingsplan is onder meer het volgende opgenomen:
‘Met de realisatie van de bebouwing wordt tevens voorzien in een landschappelijke inpassing. De locatie ligt in het relatief bebouwde gedeelte van Buurmalsen op de oeverwal. Dit betekent dat kleinschalige landschapselementen zoals een haag en boomgaard hier op zijn plaats zijn. De landschappelijke inpassing bestaat uit:
  • De bestaande haag op de zuidoostelijke erfgrens blijft behouden;
  • De noordwestelijke erfgrens wordt voorzien van een struweelhaag, bestaande uit een dubbele rij met gemengde soorten als hazelaar, Gelderse roos, sleedoorn, hondsroos, e.d.;
  • De erfruimte ten zuidoosten van de fruitschuur wordt ingericht met een hoogstamboomgaard, bestaande uit twee rijen, 8 meter uit elkaar, en in totaal 12 stuks. Het betreffen pruimenbomen, maar een andere soort of gemengde boerenboomgaard met appel, peer en pruim is ook passend;
  • De straatzijde van het perceel wordt ingericht als siertuin. Ter markering van het perceel worden bij de entree drie bomen aangeplant, 2 notenbomen en een perenboom.
De rechtbank stelt verder vast dat de derde-partij op 22 juni 2017 een omgevingsvergunning heeft verkregen voor het bouwen van een woning en een fruitschuur en het aanleggen van een uitweg op het perceel: gemeente Geldermalsen, sectie M, nummer 590 (de omgevingsvergunning).
Aan deze omgevingsvergunning is volgende voorwaarde verbonden:
2. Voorwaarden en Voorschriften
Aan de omgevingsvergunning zijn de volgende voorschriften verbonden:
Ten aan zien van strijdig gebruik gronden
Landschappelijke inpassing
De gronden en bouwwerken mogen niet eerder in gebruik zijn genomen dan nadat de bij de planregels en bijbehorende tekening (Groenplan, d.d. 7-6-2017) aangegeven maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting volledig zijn gerealiseerd.’
In de omgevingsvergunning is de volgende tekening (als bijlage) opgenomen:
5.6.
Op 13 augustus 2021 heeft een toezichthouder een controle uitgevoerd en deze controle vastgelegd in een rapport. In dit controlerapport heeft de toezichthouder de volgende constatering opgenomen: ‘
De pruimenbomen links van de loods bestaan uit 2 rijen van 28 en één rij van 17 pruimbomen. Dit zijn geen hoogstammen.’ Verder is in dit controlerapport de volgende luchtfoto opgenomen:
5.7.
De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden waarom het college niet moest overgaan tot handhaving. Het staat vast dat er veel meer bomen zijn ingeplant dan conform het landschappelijke inpassingsplan is toegestaan, aan weerszijden van de schuur zijn namelijk bomen ingeplant, terwijl het groenplan gedetailleerd het perceel inricht. Uitsluitend aan de rechterzijde van de schuur zijn 12 bomen ingetekend. In de afweging van het college om niet tot handhavend optreden over te gaan, is het aantal bomen en het inplanten van fruitbomen in plaats van het aanbrengen van erfverharding niet meegenomen. De stelling van het college dat 73 laagstam fruitbomen dezelfde oppervlakte hebben als 12 hoogstam fruitbomen, wat ook van deze stelling zij, is niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt.
Afstand perceel 589 tot spuitzone
6. Eiseres betoogt dat het college ten onrechte perceel 589 niet meerekent bij de beoordeling van de te hanteren spuitzone. Eiseres betoogt dat haar perceel met nummer 589 feitelijk in gebruik is als tuin en hierdoor vanaf de perceelsgrens van dit perceel een spuitzone van 50 meter geldt.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat de schending van de spuitzone ten aanzien van het perceel 589 geen onderdeel uitmaakte van het handhavingsverzoek van eiseres van 7 april 2021, zodat het college er daarom terecht niet op is ingegaan.
Spuitzone arbeidsmigranten
7. Eiseres betoogt dat de afstand van de spuitzone ten aanzien van de woning [locatie] [woonplaats] en de huisvesting van de arbeidsmigranten niet in acht wordt genomen. Dit is volgens eiseres in strijd met beleidsregel van 6 mei 2021 huisvesting arbeidsmigranten (beleidsregel) van de gemeente West Betuwe.
7.1.
Artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
7.2.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
7.3.
De rechtbank concludeert dat de normen uit de beleidsregel waarop eiseres zich beroept, niet strekken tot de bescherming van de belangen waarvoor zij in deze procedure kan opkomen. Eiseres is niet gemachtigd om namens de bewoners van de woning van [locatie] dan wel arbeidsmigranten te spreken. Gelet hierop staat het in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste in de weg aan vernietiging van het bestreden besluit. De rechtbank zal deze beroepsgronden daarom niet inhoudelijk bespreken. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep van eiseres is gegrond omdat de beslissing op bezwaar berust op een ondeugdelijke motivering. De rechtbank vernietigt daarom de beslissing op bezwaar. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, omdat het college in haar verweerschrift niet alsnog een toereikende motivering heeft gegeven. Ook draagt de rechtbank niet aan het college op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
8.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beslissing op bezwaar;
- draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus Visschers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op [*].
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit betreft de percelen gemeente Geldermalsen, sectie M, nummer 459 en 589.
2.Dit betreft de percelen gemeente Geldermalsen, sectie M, nummer 517 en 590.
3.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1937, r.o. 5.1.
4.Uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 29 juli 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:4098.