ECLI:NL:RBGEL:2024:9208

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
434342
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsfout notaris; schending zorgplicht bij aandelenuitgifte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en TRIP ADVOCATEN NOTARISSEN B.V. De zaak betreft een beroepsfout van de notaris, die zijn zorgplicht heeft geschonden door een partij niet te informeren over een betalingsverplichting in de akte van aandelenuitgifte. In november 2022 heeft [eiseres] een investeringsbereidheid van € 2.000.000 uitgesproken voor een reddingsoperatie van [bedrijf 2]. Op 2 december 2022 heeft de notaris een akte verleden waarbij aandelen van [bedrijf 4] zijn uitgegeven aan [eiseres]. De akte bevatte een betalingsverplichting van € 2.000.000, waarvan € 500.000 direct moest worden betaald. Na het faillissement van [bedrijf 4] heeft de curator betaling van € 500.000 van [eiseres] gevorderd, wat leidde tot een vrijwaringszaak tegen de notaris. De rechtbank oordeelde dat de notaris onvoldoende had voldaan aan zijn informatie- en wilscontroleplicht, waardoor [eiseres] niet goed op de hoogte was van de inhoud van de akte. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] toegewezen en TRIP veroordeeld tot betaling van € 240.000, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/434342 / HA ZA 24-181
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. E. Koekoek,
tegen
TRIP ADVOCATEN NOTARISSEN B.V.,
te Groningen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Trip,
advocaat: mr. L. Wijnbergen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 juli 2024
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak in het kort

2.1.
In november 2022 heeft [eiseres] , die voor bijna € 4.000.000 had geïnvesteerd in [bedrijf 2] ( [bedrijf 2] ) en [bedrijf 3] , in het kader van een reddingsoperatie een nadere investeringsbereidheid uitgesproken van € 2.000.000. Op 2 december 2022 is door Trip een notariële akte verleden waarbij aandelen zijn uitgegeven van de op 9 november 2022 opgerichte [bedrijf 4] Daarbij zijn aan [eiseres] 2000 aandelen uitgegeven, tegen een uitgifteprijs van € 2.000.000. Op dat moment had [eiseres] al € 1.500.000 ten behoeve van [bedrijf 4] betaald (€ 500.000 als overboeking en € 1.500.000 in de vorm van een garantiestelling aan [bedrijf 5] ). Nadat [bedrijf 4] op 19 september 2023 failliet is gegaan, heeft de curator van [bedrijf 4] betaling van € 500.000 van [eiseres] gevorderd, op basis van de in de akte van 2 december 2022 opgenomen betalingsverplichting. Omdat [eiseres] niet overging tot betaling, heeft de curator een zaak aanhangig gemaakt bij deze rechtbank. Die zaak is op 18 december 2024 geëindigd met een vaststellingsovereenkomst. Daarin hebben partijen afgesproken dat [eiseres] € 240.000 betaalt aan de curator.
2.2.
De zaak tussen [eiseres] en Trip betreft een vrijwaringszaak. Een notaris van Trip heeft de akte van 2 december 2022 opgesteld en verleden. Volgens [eiseres] heeft Trip hierbij haar zorgplicht geschonden, vooral doordat zij niet heeft gecontroleerd of [eiseres] wil overeenstemde met hetgeen in de akte was neergelegd. Om die reden vordert zij in deze procedure (na wijziging van eis) dat Trip wordt veroordeeld tot betaling van (het door haar aan de curator betaalde/te betalen bedrag van) € 240.000, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding. Trip betwist dat zij haar zorgplicht heeft geschonden en voert ook nog een aantal andere verweren.
2.3.
De rechtbank zal de vordering toewijzen. De rechtbank zal hierna (onder 4) uitleggen waarom zij tot dat oordeel komt. Eerst zal zij (onder 3) een overzicht van de vaststaande feiten geven.

3.De feiten

3.1.
[eiseres] is de persoonlijke holding van [naam 1] . [eiseres] had voor een groot bedrag geïnvesteerd in [bedrijf 2] (€ 750.000 storting op aandelen [bedrijf 2] en € 3.200.000 aan geldleningen aan [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ). [naam 1] is directeur bij [bedrijf 1] , een bedrijf actief in de staalbouw. Via zijn holding heeft hij deelnemingen in verschillende andere vennootschappen.
3.2.
Op 28 oktober 2022 is er een spoedbijeenkomst geweest van de aandeelhouders van [bedrijf 2] omdat [bedrijf 2] technisch failliet was. Er was een zeer ernstig en acuut liquiditeitsprobleem maar er werden ook kansen gezien, mits er aanvullend geïnvesteerd zou worden. In het kader van de beoogde reddingsoperatie is op 9 november 2022 [bedrijf 4] opgericht. [naam 2] was vanaf oktober/november 2022 interim CFO van [bedrijf 2] en gaf leiding aan de reddingsoperatie. Daarbij stond hij in nauw contact met het bestuur van [bedrijf 2] , met [naam 3] en [naam 4] , aandeelhouders van [bedrijf 2] , en met Trip. Duidelijk was dat er in ieder geval € 10.000.000 nodig was, dat gestoken zou worden in [bedrijf 4] . Aan de aandeelhouders, waaronder [eiseres] , is gevraagd welk commitment zij wilden geven.
3.3.
Bij e-mail van 9 november 2022, om 08.55 uur, schrijft [naam 4] aan [naam 5] , kandidaat-notaris bij Trip:
“Zoals zojuist telefonisch besproken graag een document per investeerder om te tekenen zodat afgesproken commitment vastligt.
(…)
[naam 1] , 2.000.000 waarvan 750.000 per direct en 1000.000 als bankgarantie voor bijv. de benkeraar. 250.000 zsm maar ten minste voor 1 januari.
(…)
Investeerders verwerven een evenredig deel van de inleg aan aandelen (…) en gaan ermee akkoord dat nieuwe investeerders tot 1 maart 2023 zonder adh besluit kunnen instappen tot de 10 mio is bereikt (…)”
3.4.
Op diezelfde dag wordt een langdurige aandeelhoudersvergadering van [bedrijf 2] via Teams gehouden, waaraan [naam 4] en [naam 1] , vanuit het kantoor van [naam 4] , hebben deelgenomen. Tijdens die vergadering is over de reddingsoperatie gesproken en heeft [eiseres] haar toestemming gegeven voor overdracht van haar aandelen in [bedrijf 2] naar [bedrijf 4] .
3.5.
Op 12 november 2022 maakt [eiseres] € 500.000 over aan [bedrijf 2] onder de mededeling “Voorlopige agiostorting”.
3.6.
Op 15 november 2022 tekent [eiseres] een garantiestelling van € 1.000.000 ten behoeve van [bedrijf 5] (de brandstofleverancier).
3.7.
Bij e-mail van 16 november 2022 schrijft [naam 3] aan [naam 4] en [naam 2] :
“Toegezegd zijn de volgende bedragen
(…)
[eiseres] 2.000.000 (500k reeds in cash voldaan, 1M bankgarantie voor bunker gesteld, 500k committed, maar volgt)”
3.8.
Op 18 november 2022 stuurt [naam 5] een e-mail in bcc aan de aandeelhouders, waaronder [eiseres] , met een aantal concept-overeenkomsten, waaronder een ‘deed of issuance shares regarding: [bedrijf 4] ’. In dit Engelstalige concept staat onder meer dat aan [eiseres] 2000 gewone aandelen zullen worden uitgegeven met een ‘par value’ van € 0,01 per stuk, tegen een (totale) uitgifteprijs van € 20.
3.9.
Bij e-mail van 23 november 2022 stuurt [naam 5] opvolgende concepten aan de aandeelhouders in bcc, waaronder ook weer [eiseres] . In het tweede concept van de ‘deed of issuance of shares’ van [bedrijf 4] staat, weer in het Engels, opgenomen dat aan [eiseres] 2000 gewone aandelen in het kapitaal van [bedrijf 4] worden uitgegeven tegen een uitgifteprijs van € 2.000.000, dat die prijs is verrekend met [eiseres] vordering van € 500.000 en dat [eiseres] het restant als volgt heeft betaald: een betaling van € 500.000 en een lening/schuldbekentenis van € 1.000.000 vanaf 1 januari 2023 tegen nader overeen te komen voorwaarden.
3.10.
Tijdens een Teams-gesprek op 25 november 2022 tussen [naam 5] en [naam 1] , toont [naam 1] zijn rijbewijs voor de camera en ondertekent hij een in het Engels opgestelde volmacht (power of attorney) ten behoeve van onder meer “the execution of the notarial deed of issuance of shares in the capital of [bedrijf 4] (…) on the basis of a draft deed of issuance of shares prepared by Trip Advocaten Notarissen”.
3.11.
Bij e-mail van 2 december 2022 van 08:50 uur schrijft de directeur van [bedrijf 4] aan onder andere [eiseres] dat Trip de definitieve versie van de overeenkomsten snel zal delen en dat deze onmiddellijk geretourneerd moeten worden, omdat alles getekend en betaald moet zijn vóór 10:00 uur. Op dezelfde datum om 09:26:32 uur opent [eiseres] de ‘deed of issuance of shares’ (hierna: de akte) en om 09:30:02 heeft hij de akte geaccepteerd, door alle pagina’s van de akte te accorderen. In die tijd heeft hij ook de koopovereenkomst, geldleningsovereenkomst en een bijlage bij VSO geopend.
3.12.
Bij de notariële akte van 2 december 2022 (de deed of issuance of shares) heeft [bedrijf 4] aandelen uitgegeven aan onder meer [eiseres] . In de akte staat:

COMPANY
1.
[bedrijf 4](…)
SUBSCRIBERS
2. a. (…)
b.
[eiseres](…) (
[eiseres]);
INTRODUCTION
(…)
2. The general meeting of the Company resolved to issue:
- (…)
- two thousand (2,000) ordinary shares in the capital of the Company with a par value of one eurocent (€ 0,01) each, numbered 2,001 up to and including 4,000 to [eiseres] (
Ordinary Shares [eiseres]);
- (…)
ISSUANCES
(…)
7. The Ordinary Shares are issued against the following issue prices:
- (…)
- the Ordinary Shares [eiseres] are issued against an issue price of two million Euros (€ 2,000,000.00) (
Issue Price Ordinary Shares [eiseres]);
(…)
9. The Issue Prices Ordinary Shares have been paid as follows:
- (…)
- the Company and [eiseres] have agreed that [eiseres] ’s obligation to pay the Issue Price Ordinary Shares [eiseres] is hereby settled (
verrekend) (…) with [eiseres] ’s claim on the Company in the amount of one million euro (€ 500,000.00) resulting from the payments of part of the Issue Price Ordinary Shares [eiseres] made upfront by [eiseres] to the Company directly, as a result whereof both obligations will cease to exist up to their mutual amount (
gaan beide verbintenissen tot hun gemeenschappelijk beloop teniet). The Company and [eiseres] hereby agree that the remaining part of [eiseres] ’s obligation to pay the Issue Price Ordinary Shares [eiseres] after the settlement referred to above will be paid by [eiseres] to the Company directly ultimately on the first day of January two thousand twenty-three;
(…)”
Tussen partijen staat vast dat het uitschreven bedrag van “one million euro” in artikel 9 een verschrijving betreft. Bedoeld was op te nemen “five hundred thousand euro” een bedrag van € 500.000, zijnde de betaling die [eiseres] op 12 november 2022 had verricht.
3.13.
Bij e-mail van 22 december 2022 schrijft [eiseres] aan [naam 4] , met cc aan [naam 2] :
“Zoals aangegeven kan ik alleen een handtekening aan [bedrijf 6] geven voor 1Mil van m’n holding en verder niet. Dus alles wat erin moet ofzo en die 250 k gaat mij gewoon niet lukken. Ik moet heb al afspraak staan volgende week om voor mn eigen 2,1 mil op te halen om mn projecten rond te draaien.
Ik heb paar maand geleden aangegeven dat ik 500 direct zou doen en 1e kwartaal een miljoen en daarna nog een keer 500 K. Dat is nu wat het is, meer kan ik er met de beste wil van de wereld niet van maken.
Ik zit vanmiddag van 3 tot half 5 in de auto en heb afspraak in Hardenberg. Rond 18.00 uur weer bereikbaar. Als het in Engels is dan kan er niet veel mee.”
3.14.
Op 27 december 2022 ondertekent [eiseres] een garantiestellingsovereenkomst, waarin staat zij € 500.000 leent van [bedrijf 7] (een vennootschap van [naam 4] ) en een zelfde bedrag van [bedrijf 8] , welk bedrag de geldgevers rechtstreeks storten aan [bedrijf 4] , waardoor beide geldgevers een vordering van elk € 500.000 op [eiseres] verkrijgen. Partijen zijn het erover eens dat dit gold als vervanging van de garantiestelling van 15 november 2022 aan [bedrijf 5] .
3.15.
In een bestuursbesluit van [bedrijf 4] van 22 februari 2023, op dezelfde datum door [eiseres] voor akkoord getekend, staat:
“(…)
(C) Op 2 december 2022 heeft [eiseres] zich verplicht tot storting van in totaal EUR 2.000.000 (de
Stortingsverplichting) op de door haar gehouden aandelen in het geplaatste kapitaal van [bedrijf 4] (de
Aandelen). Tot de kapitaalstorting hebben de aandeelhouders van [bedrijf 4] op 2 december 2022 besloten.
(D) [eiseres] heeft op 27 december 2022 van [bedrijf 8] en [bedrijf 7] ieder een bedrag geleend van EUR 500.000, waarvan blijkt uit aangehechte tijdelijke leningsovereenkomsten (
Bijlage). Deze bedragen zijn bestemd voor de nakoming (deels) van de Stortingsverplichting.
(E) Ter uitvoering van de Stortingsverplichting is gestort op het bankrekeningnummer van [bedrijf 2] , houdende voor [bedrijf 4] :
(i) op of omstreeks 2 december 2022: door [eiseres] een bedrag van EUR 500.000; en
(ii) op 27 december 2022: voor rekening van [eiseres] door [bedrijf 8] en [bedrijf 7] ieder een bedrag van EUR 500.000, derhalve in totaal EUR 1.000.000,
(tezamen de
Stortingen)
(F) Na de Stortingen resteert als Stortingsverplichting een bedrag van EUR 500.000.
(…)”
3.16.
Bij e-mail van 27 februari 2023 aan de aandeelhouders van [bedrijf 4] schrijft [eiseres] :
“(…) Om die reden ben ik persoonlijk meegegaan dat de achtergestelde lening er kwam en ik gezegd heb 500 k nu en 1500 k later niet voor einde eerste kwartaal en mogelijk later. (…)”
3.17.
Bij e-mail van 22 mei 2023 schrijft [eiseres] aan [naam 2] :
“(…) Tijdens de financiële storm bij [bedrijf 2] in Oktober 22 hebben we nogmaals toegezegd dat ik zou bij storten maar wel onder voorwaarden 500 k direct en het andere op zn vroegst eerste kwartaal. IK heb ook niet geweten dat ik dus voor de gedeelte direct ook aandelen op naam kreeg. Ik dacht dat is boter bij de vis zeg maar. (…) Gezien mij eigen situatie heb ik op dit moment door de hele financiële markt en rente stijgingen ook uitloop op mijn projecten en kan ik op dit moment niet storten nog. Ik hoop dat dit de komende maanden wel gaat lukken. (…)”
3.18.
Op 19 september 2023 is het faillissement van [bedrijf 4] is uitgesproken. Vanaf eind september 2023 vordert de curator in dat faillissement betaling van € 500.000 van [eiseres] .
3.19.
Bij brief van 29 januari 2024 heeft [eiseres] Trip aansprakelijk gesteld voor de schade ten gevolge van de gestelde beroepsfout door Trip.

4.De beoordeling

Verhouding vrijwaringszaak – ingetrokken hoofdzaak
4.1.
De advocaat van [eiseres] heeft in de akte wijziging van eis uiteengezet dat een hoofdzaak en een vrijwaringszaak zelfstandige procedures vormen en dat uit de jurisprudentie volgt dat een veroordeling in de hoofdzaak geen vereiste is voor het bestaan van een vordering in vrijwaring. Omdat de rechtbank dit onderschrijft en hier ook geen verweer tegen is gevoerd, kan de vrijwaringszaak doorgang vinden, ondanks dat de hoofdzaak met een vaststellingsovereenkomst is geëindigd.
Het juridisch kader
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat een notaris de zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Op een notaris rust een zorgplicht waar onder meer een informatieplicht en wilscontroleplicht vallen. Die verplichtingen houden in dat de notaris aan een partij bij een akte tijdig tevoren de gelegenheid geeft om kennis te nemen van de inhoud van de akte, de zakelijke inhoud van de akte mededeelt en een toelichting daarop geeft en dat de notaris controleert of de wil van de betrokken partij overeenstemt met de inhoud van de akte (zie artikel 43 lid 1 Wet op het Notarisambt). De reikwijdte van de zorgplicht wordt mede bepaald door de omstandigheden van het geval. De zorgplicht vindt haar grens daar waar de notaris goede grond heeft te vertrouwen dat de belanghebbende zichzelf reeds op de hoogte had gesteld of dat deze tevoren reeds voldoende inzicht had in hetgeen voor die gevolgen vereist was. [1]
De wil van [eiseres]
4.3.
[eiseres] stelt dat zij in november 2022 een investeringsbereidheid heeft uitgesproken van € 2.000.000. Volgens [eiseres] blijkt haar intentie uit haar e-mail van 22 december 2023 (zie 3.13): betaling ineens van een bedrag van € 500.000, vervolgens in het eerste kwartaal van 2023 een betaling van € 1.000.000 en daarna nog een keer € 500.000. [eiseres] wijst er verder op dat de inhoud van de akte tussen 18 november 2022 en 2 december 2022 verschillende keren is gewijzigd, waarbij onduidelijk is uit wiens koker de wijzigingen kwamen, zoals ook geldt voor de wijziging van de in het concept van 23 november 2022 vermelde lening van € 1.000.000 onder nader te bepalen voorwaarden, in de vermelding van een betalingsverplichting van “the remaining part” op 1 januari 2023 in de definitieve akte (zie 3.9 en 3.12). Volgens [eiseres] heeft zij deze afspraak niet gemaakt en ook niet bedoeld te maken. [eiseres] stelt door niemand te zijn gewezen op deze betalingsverplichting, die in strijd was met de door haar uitgesproken bedoeling om pas na het eerste kwartaal van 2023 het laatste bedrag van € 500.000 te betalen. [eiseres] voert aan dat zij in de aanloop naar de ondertekening van de akte niet met Trip over de inhoud van de akte heeft gesproken. Ook tijdens het Teams-gesprek op 25 november 2022, dat slechts een paar minuten heeft geduurd, is over die inhoud niet gesproken. Zelf heeft [eiseres] de – wel door haar ontvangen – concepten niet gelezen. Ter zitting heeft [naam 1] toegelicht dat hij zoveel e-mails ontvangt, dat hij alleen persoonlijk aan hem gerichte e-mails leest en geen e-mails in (b)cc zoals deze. Bovendien stelt [naam 1] zeer slecht Engels te spreken. Mede daarom heeft hij zich in het herstructureringstraject verlaten op [naam 4] . Alle stukken die hij heeft ondertekend, zijn getekend omdat [naam 4] zei dat hij moest tekenen, aldus [naam 1] . Verder heeft [eiseres] nog aangevoerd dat als zij had geweten dat zij in de akte een betalingsverplichting van € 2.000.000, af te lossen voor 1 januari 2023, op zich nam, zij de akte niet (of in ieder geval niet onder de huidige voorwaarden) zou hebben ondertekend. Ter zitting heeft [eiseres] nog toegelicht dat zij in november en december 2022 ook niet in staat was om meer te betalen dat € 500.000. Daarom is vanaf het begin gesproken over een betaling in 2023 en vervolgens over het tekenen van een garantiestelling.
4.4.
Trip stelt daartegenover dat uit de verschillende documenten blijkt dat [naam 1] , een ervaren ondernemer en investeerder, heeft begrepen dat [eiseres] op 2 december 2022 aandelen in [bedrijf 4] kocht tegen een uitgifteprijs van € 2.000.000. Bovendien stond [eiseres] in nauw contact met [naam 4] , die nauw betrokken was bij de (opzet van de) reddingsoperatie. [naam 5] heeft ter zitting verklaard dat hij tijdens het Teams-gesprek op 25 november 2022 kort heeft gezegd dat de akte een aandelenuitgifte betrof. Hij kan zich niet herinneren of hij toen ook de (resterende) betalingsverplichting heeft genoemd. Hij heeft verklaard geen gespreksnotities van het Teams-gesprek te hebben gemaakt.
4.5.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat [eiseres] in november 2022 ten behoeve van de reddingsoperatie van [bedrijf 2] een investeringsbereidheid van € 2.000.000 heeft uitgesproken, in die zin dat zij een bedrag van € 500.000 direct wilde overboeken en een bedrag van € 1.500.000 pas later, in 2023. [eiseres] heeft die toezegging consistent aangehaald in haar verschillende e-mails (zie onder 3.13, 3.16 en 3.17). Ook op de zitting heeft [naam 1] onderbouwd toegelicht dat [eiseres] niet de liquide middelen had om in 2022 naast de overboeking van € 500.000 nog een bedrag van € 1.500.000 over te maken, reden waarom is gekozen voor een deelbetaling door middel van een garantiestelling. Het gebrek aan liquide middelen was ook de oorzaak van het feit dat [eiseres] bij de vervanging van die garantiestelling eind december 2022 (zie 3.14) geld leende van twee andere aandeelhouders. Bij dit betoog past ook de inhoud van de e-mail van 16 november 2022 met een update van [eiseres] investeringsbereidheid (zie 3.7). Dat [naam 4] op 9 november 2022 nog had geschreven dat de laatste deelbetaling (op dat moment werd nog uitgegaan van een bedrag van € 250.000) voor 1 januari zou worden voldaan (welke e-mail niet aan [eiseres] is gestuurd), maakt dat niet anders, alleen al omdat de plannen na die e-mail nog zijn gewijzigd, zoals uit de e-mail van 16 november 2022 en de feitelijke gang van zaken rondom de betalingen blijkt. Al met al heeft Trip onvoldoende gemotiveerd betwist dat de wil van [eiseres] , toen zij in november 2022 haar investeringsbereidheid uitsprak, erop was gericht om een bedrag van € 1.500.000 pas in de loop van 2023 over te maken. Vervolgens is daarop in zoverre een wijziging gekomen dat in plaats van overboeking van € 1.000.000 in het eerste kwartaal van 2023 is gekozen voor een garantiestelling. Dit neemt echter niet weg dat [eiseres] wil erop was gericht om in 2022 slechts liquide middelen ter waarde van € 500.000 vrij te maken ten behoeve van de reddingsoperatie van [bedrijf 2] . Die bedoeling bleef door de garantiestelling in stand, omdat [eiseres] dat bedrag feitelijk nog niet hoefde te betalen
De akte
4.6.
In de akte is opgenomen dat [eiseres] het resterende bedrag van haar betalingsverplichting van € 2.000.000 uiterlijk op 1 januari 2023 moest betalen. Als niet (dan wel onvoldoende gemotiveerd) betwist staat vast dat Trip niet met [eiseres] heeft besproken dat zij het resterende gedeelte van die verplichting op die datum moest voldoen. Volgens [naam 5] is tijdens het Teams-gesprek op 25 november 2022 alleen in het algemeen gezegd dat de volmacht onder andere diende voor het ondertekenen van de akte tot uitgifte van aandelen in [bedrijf 4] . Andere gesprekken heeft Trip niet met [eiseres] gevoerd. Bovendien staat vast dat deze betalingsverplichting op 25 november 2022 nog niet in de akte was opgenomen. In de conceptakte van 23 november 2022 was nog vermeld dat [eiseres] vanaf 1 januari 2023 een lening/schuldbekentenis van € 1.000.000 tegen nader overeen te komen voorwaarden zou aangaan. Niet gesteld of gebleken is dat de wijziging daarvan in een betaling op 1 januari 2023 al op 25 november 2022 was doorgevoerd. In ieder geval is de laatste versie van de akte pas op 2 december 2022 in ValidSign ingevoerd en tevoren niet met [eiseres] gedeeld. [eiseres] heeft die akte om 09:26 uur geopend en een paar minuten later geaccepteerd, in lijn met de mededeling van Trip dat alles voor 10:00 uur geaccepteerd moest zijn (zie 3.11).
Strijd met zorgplicht
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat Trip, op grond van haar informatie- en wilscontroleplicht, [eiseres] voorafgaand aan het uploaden van de definitieve versie van de akte tenminste had moeten informeren over het feit dat [eiseres] volgens de akte de verplichting op zich nam om het resterende deel van de uitgifteprijs van € 2.000.000 uiterlijk op 1 januari 2023 te betalen. Dat geldt in het bijzonder omdat de akte meermalen ingrijpend was gewijzigd, omdat de betalingsverplichting op uiterlijk 1 januari 2023 voor het eerst in de laatste versie van de akte was opgenomen en omdat Trip nooit persoonlijk met [eiseres] had gesproken of geschreven over [eiseres] wil en bedoeling. Daarbij laat de rechtbank meewegen dat de akte in het Engels was opgesteld en dat aan [eiseres] slechts heel kort de tijd werd gegund om zelfstandig kennis te nemen van de akte, terwijl de inhoud ervan niet in één oogopslag duidelijk was.
4.8.
Als Trip [eiseres] had geïnformeerd over de zakelijke inhoud van de in de akte opgenomen betalingsverplichting, had [eiseres] kunnen zeggen dat zij het restant pas in 2023 wilde betalen. Ter zitting heeft zij onderbouwd uitgelegd dat en waarom zij niet zou hebben ingestemd met de in de akte opgenomen betalingsverplichting en dus de akte niet in deze vorm zou hebben ondertekend. Dat had voornamelijk te maken met het feit dat [eiseres] onvoldoende middelen had om nog in 2022 het restant te betalen; zij had haar liquide middelen binnen de eigen ondernemingen nodig. Trip heeft dit onvoldoende weersproken. De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat Trip een beroepsfout heeft gemaakt doordat zij [eiseres] onvoldoende heeft geïnformeerd over de inhoud van de akte en daarmee dus ook niet heeft voldaan aan haar wilscontroleplicht. De onder 4.6 genoemde omstandigheden, met name het pas op 2 december 2022 beschikbaar komen van de definitieve, inhoudelijk aanzienlijk gewijzigde akte, maken dat Trip geen goede grond had om te vertrouwen dat [eiseres] zichzelf reeds op de hoogte had gesteld of al voldoende inzicht had in de gevolgen van de akte. Trips beroep op het arrest van de Hoge Raad uit 1992 gaat dus niet op.
4.9.
Aan het oordeel dat Trip een beroepsfout heeft gemaakt door [eiseres] niet te informeren over de in de akte neergelegde betalingsverplichting doet niet af dat [eiseres] aanwezig is geweest bij de aandeelhoudersvergadering op 9 november 2022. Dat betrof de start van het herstructureringstraject, waarna de inhoud van de afspraken nog meerdere keren is gewijzigd. Ook het feit dat [eiseres] een professionele partij is met zeer veel ervaring in het doen van investeringen, neemt niet weg dat een zorgvuldig handelend notaris zich er ook ten aanzien van een dergelijke partij van behoort te vergewissen of die op de hoogte is van en instemt met de inhoud van de akte. Trip stelt nog dat zij geen adviserende rol had, maar alleen de juridische vastlegging van tussen professionele partijen gemaakte afspraken faciliteerde, maar daarmee miskent zij dat zij alleen met bestuurders van [bedrijf 2] en andere aandeelhouders heeft gesproken over de bedoeling van de reddingsoperatie en nooit aan [eiseres] heeft gevraagd of en in hoeverre zij betrokken was bij het maken van de afspraken en/of in hoeverre zij op de hoogte was van de inhoud ervan. Het enkele gegeven dat [naam 1] veel contact onderhield met [naam 4] maakt niet dat [eiseres] geacht kon worden in te stemmen met de door [naam 4] gemaakte afspraken. Dat Trip de concepten van 18 en 23 november 2022 ook aan [eiseres] heeft toegezonden en haar heeft uitgenodigd om de stukken te controleren, daarop te reageren en desgewenst vragen te stellen, kan evenmin worden aangemerkt als het verschaffen van voldoende informatie. Niet alleen betrof dat de eerdere, later weer gewijzigde, concepten, maar bovendien is niet gesteld of gebleken dat Trip heeft nagevraagd of [eiseres] die concepten had gelezen en akkoord bevonden. Ook het feit dat in de, eveneens op 18 en 23 november 2022 toegezonden, concepten van de koopovereenkomst van zijn aandelen in [bedrijf 2] aan [bedrijf 4] telkens een stortingsplicht van € 2.000.000 stond vermeld, neemt niet weg dat Trip [eiseres] had moeten informeren over de inhoud van de betalingsverplichting die zij met de akte op zich nam.
4.10.
Ter zitting heeft Trip nog aangevoerd dat zij het verwijt dat [eiseres] haar in de dagvaarding maakt zo heeft opgevat, dat [eiseres] niet zou hebben begrepen en gewild dat zij een (onvoorwaardelijke) betalingsverplichting van € 2.000.000 aanging. Daarom maakt de vraag of [eiseres] wist en wilde dat het resterende deel van dat bedrag uiterlijk op 1 januari 2023 moest worden betaald, volgens Trip geen onderdeel uit van de rechtsstrijd. Zoals de advocaat van [eiseres] ter zitting heeft opgemerkt, is de betalingsverplichting van (het toen nog openstaande bedrag van) € 500.000 onderdeel van de totale verplichting van € 2.000.000. Naar het oordeel van de rechtbank maakt de inhoud van de betalingsverplichting, waaronder ook het tijdstip van betaling, onderdeel uit van de rechtsstrijd (zie de samenvatting van de stellingen van [eiseres] onder 4.2). Voor zover dat al niet duidelijk was uit de dagvaarding, is dat in ieder geval ter zitting, duidelijk geworden en daarmee in ieder geval op dat moment onderdeel van de rechtsstrijd geworden.
4.11.
Nu op grond van het voorgaande vaststaat dat Trip een beroepsfout heeft gemaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding ook nog in te gaan op de gestelde schending van de identificatie- en waarschuwingsplicht (waarbij de rechtbank nog opmerkt dat het laatste verwijt feitelijk dezelfde inhoud heeft als het hiervoor behandelde verwijt).
Causaal verband
4.12.
Trip voert als verweer aan dat dat [eiseres] geen schade heeft geleden als gevolg van de schending van de zorgplicht. Volgens haar blijkt uit alle feiten en omstandigheden dat [eiseres] de akte ook had laten passeren als zij vaker en nadrukkelijker op de betalingsverplichting was gewezen. [eiseres] betwist dat.
4.13.
De stelplicht en bewijslast ter zake van het ontbreken van causaal verband tussen beroepsfout en geleden schade rust op Trip. [eiseres] heeft gemotiveerd betwist dat zij zou hebben ingestemd met de in de akte opgenomen verplichting om uiterlijk op 1 januari 2022 het restant te betalen. Zij had daartoe immers onvoldoende liquiditeit. Trip heeft op haar beurt niet gemotiveerd aangevoerd waarom ervan kan worden uitgegaan dat [eiseres] desalniettemin met de akte zou hebben ingestemd. Ook is zij niet ingegaan op de stelling van [eiseres] dat zij de akte niet onder de huidige voorwaarden zou hebben getekend. Zij heeft niet gesteld wat er gebeurd zou zijn als [eiseres] zou hebben geweigerd met de opgenomen voorwaarden in te stemmen. Bij deze stand van zaken heeft Trip onvoldoende gemotiveerd gesteld dat de beroepsfout niet in causaal verband staat tot de geleden schade (door [eiseres] gesteld op het in de vaststellingsovereenkomst met de curator van [bedrijf 4] bepaalde schikkingsbedrag van € 240.000).
Geen schending van de klachtplicht
4.14.
Trip heeft verder het verweer gevoerd dat [eiseres] niet tijdig heeft geklaagd in de zin van artikel 6:98 BW. Omdat [eiseres] al op 22 februari 2023 had kunnen constateren dat haar wil niet overeenkwam met wat in de akte staat vermeld, heeft zij met haar brief van 29 januari 2024 te laat geklaagd, aldus Trip. Volgens Trip heeft [eiseres] daarmee de positie van Trip geschaad en het moeilijk gemaakt om verweer te voeren tegen de vordering van de curator. Zij wijst er in dat kader op dat [eiseres] , door niet te klagen, maar wel het bestuursbesluit te tekenen en e-mails te versturen waarin de betalingsverplichting wordt erkend, een eigen lijn heeft uitgezet bij het voeren van verweer tegen de vordering tot storting (door de rechtshandeling nadien te bevestigen).
4.15.
[eiseres] betwist dat zij te laat heeft geklaagd. Binnen bekwame tijd nadat zij door de curator aansprakelijk is gesteld, heeft zij ook de notaris aansprakelijk gesteld. Bovendien is Trip niet in haar belangen geschaad, zeker nu Trip al tijdig door de curator was benaderd, van de kwestie op de hoogte was en van enig verweer tegen de vordering van de curator niets is gebleken, aldus [eiseres] .
4.16.
De rechtbank stelt voorop dat voor de vraag of de klachtplicht is geschonden in belangrijke mate mede bepalend zijn of de belangen van de schuldenaar zijn geschaad, en zo ja, in hoeverre. Als die belangen niet zijn geschaad, zal er niet spoedig voldoende reden zijn de schuldeiser een gebrek aan voortvarendheid te verwijten. [2]
4.17.
Het verwijt van Trip lijkt veeleer te zien op het feit dat [eiseres] het bestuursbesluit heeft getekend en daarna nog e-mails heeft gestuurd waarmee zij volgens Trip de betalingsverplichting heeft erkend. Dat staat echter los van de klachtplicht. Dat Trip al spoedig door de curator is ingeschakeld voor informatie en dus van de kwestie op de hoogte was, heeft zij niet weersproken. Ook heeft zij niet duidelijk gemaakt waarom het tijdsverloop tussen de aansprakelijkstelling van [eiseres] door de curator en haar aansprakelijkstelling op 29 januari 2024 (ondanks voormelde kennis van de kwestie) in haar nadeel zou hebben gewerkt. Dat dat tijdsverloop (en niet de door Trip gestelde erkenning) haar belangen heeft geschaad, heeft Trip niet (voldoende gemotiveerd) gesteld. Bovendien is van (een wens tot) verweer tegen de curator niet gebleken. Trip heeft niet betwist dat zij juist heeft meegewerkt aan verzoeken van de curator om informatie en een schriftelijke verklaring heeft afgegeven over hetgeen zich heeft voorgedaan. Gelet op het voorgaande faalt het beroep op schending van de klachtplicht.
4.18.
Ook het in het verlengde van dit beroep gedane beroep op rechtsverwerking wordt verworpen. Trip heeft dit beroep niet met andere feiten onderbouwd dan hier al besproken. Dit is onvoldoende voor een succesvol beroep op rechtsverwerking.
Exoneratie en vrijwaring
4.19.
Trip heeft daarnaast als verweer gevoerd dat de door [eiseres] op 25 november 2022 getekende volmacht een exoneratie- en vrijwaringsbeding ten gunste van Trip bevat, luidende: “The undersigned in his/her/its relevant capacity indemnifies each Attorney and person designated by any Attorney against any liability incurred in connection with the Power of Attorney granted by the undersigned in this relevant capacity.” Trip betoogt dat de aansprakelijkstelling door [eiseres] hierop moet afstuiten.
4.20.
[eiseres] heeft daar tegenin gebracht dat het vaste rechtspraak is dat een door de notaris gehanteerde exoneratie niet zo kan worden begrepen dat notarissen zich daarmee ontdoen van hun in artikel 43 Wna opgenomen Belehrungsplicht en de daarmee samenhangende zorgplicht, en dat voor zover de exoneratie wel zo moet worden opgevat, zij in strijd is met de wet.
4.21.
Ondanks dat zij daartoe ter zitting in de gelegenheid is gesteld, heeft Trip niets tegen [eiseres] betwisting ingebracht. Trip heeft daarmee onvoldoende gemotiveerd gesteld dat zij, ter afwering van haar aansprakelijkheid op grond van schending van haar zorgplicht, een beroep op deze in de volmacht opgenomen exoneratie kan doen. Dit verweer faalt derhalve.
Eigen schuld
4.22.
Tot slot doet Trip nog een beroep op artikel 6:101 BW, waarin is bepaald dat als de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, de vergoedingsplicht wordt verminderd door de schade over de benadeelde en de vergoedingsplichtige te verdelen in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen en waarin verder is bepaald dat de billijkheidscorrectie, wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval, tot een andere verdeling kan leiden. Trip stelt dat [eiseres] een groot aandeel heeft in het ontstaan van de schade. Als [eiseres] niet de wil zou hebben gehad om een betalingsverplichting van € 2.000.000 aan te gaan, heeft zij het door het ondertekenen van het bestuursbesluit op 22 februari 2023 en door het verzenden van de e-mails van 22 december 2022, 27 februari 2023 en 22 mei 2023 moeilijk, zo niet onmogelijk, gemaakt om jegens de curator een succesvol beroep op oneigenlijke dwaling te doen. [eiseres] lijkt daarmee de rechtshandelingen te hebben bevestigd. Als [eiseres] dat niet zou hebben gedaan, zou haar positie richting de curator een stuk sterker zijn geweest, aldus Trip.
4.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Inmiddels staat vast dat Trip een beroepsfout heeft gemaakt op het punt van de informatieverstrekking over de inhoud van de akte en op het punt van haar wilscontroleplicht. Zoals overwogen wordt aangenomen dat [eiseres] ten gevolge van deze fout de akte heeft ondertekend. In die akte heeft zij een betalingsverplichting (volstorting van de aandelen) op zich genomen. De curator van [bedrijf 4] heeft in de hoofdzaak, met een beroep op (de dwingende bewijskracht van) die akte, een nakomingsvordering ingediend. Hij vorderde nakoming van de in de akte opgenomen volstortingsverplichting (waarvan nog € 500.000 openstond). De schade die [eiseres] door de beroepsfout van Trip heeft geleden, is veroorzaakt door de ondertekening van de akte. Dat gaf de curator van [bedrijf 2] immers de mogelijkheid om een nakomingsvordering in te dienen. De door Trip aan [eiseres] verweten handelingen (die mogelijk de inhoud van de akte bevestigen), hebben zich na het schadeveroorzakende feit voorgedaan. Daarmee kan niet worden gezegd dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [eiseres] kan worden toegerekend. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat de curator van [bedrijf 2] geen nakoming van [eiseres] volstortingsverplichting had kunnen verlangen als [eiseres] nadien haar bewijspositie niet zou hebben bemoeilijkt. Bovendien heeft [eiseres] ten opzichte van Trip schadebeperkend gehandeld door met de curator een schikking te treffen.
Geen bewijslevering
4.24.
Omdat Trip geen voldoende concrete feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden, komt de rechtbank niet toe aan bewijslevering. De rechtbank passeert daarom haar bewijsaanbod.
De wettelijke rente
4.25.
De wettelijke rente over het gevorderde bedrag zal de rechtbank toewijzen als hierna te melden.
De proceskosten
4.26.
Trip wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding € 112,37
- salaris advocaat € 5.428 (2 punten × € 2.714)
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.718,37

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Trip om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 240.000, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van het moment waarop [eiseres] het bedrag van € 240.000 aan de curator van [bedrijf 4] heeft betaald, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Trip in de proceskosten van € 7.294,37 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Trip niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
wijst af het meer of anders gevorderde,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 maart 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0557
2.Hoge Raad 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600