ECLI:NL:RBGEL:2024:9081

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
17 december 2024
Zaaknummer
434683
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor gebreken in de bouw van een geluidsarme woning

In deze zaak vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], een schadevergoeding van gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], wegens gebreken in de bouw van hun woning. De eisers hebben in december 2020 een bouwperceel gekocht en hebben [bedrijf 1] opdracht gegeven om hun woning te bouwen. Tijdens de bouw hebben eisers diverse communicatie gehad met gedaagden over de geluidsisolatie van de woning, mede vanwege de ziekte van [eiser sub 1]. Na oplevering van de woning in februari 2023 zijn er echter verschillende gebreken geconstateerd, waaronder onvoldoende geluidwerendheid. Eisers hebben gedaagden in gebreke gesteld, maar de gebreken zijn niet verholpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden tekort zijn geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst en dat de woning niet voldoet aan de verwachtingen van eisers op het gebied van geluidwerendheid. De rechtbank heeft gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 144.825,78, inclusief wettelijke rente, en heeft hen ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aannemers bij het bouwen van woningen en de noodzaak om aan de verwachtingen van de opdrachtgever te voldoen.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/434683 / HZ ZA 24-135
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

2.
[eiseres sub 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna samen te noemen [eisers] en afzonderlijk van elkaar [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ,
advocaat: mr. B.J. van den Berg,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden de voormalige maten van de
[bedrijf 1],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
hierna samen te noemen [gedaagden] en afzonderlijk van elkaar [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
advocaat: mr. G.R.D. Dekker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 juni 2024
- de akte houdende overlegging producties en wijziging/vermeerdering van eis van
[eisers]
- de akte overlegging producties van [gedaagden] van 5 november 2024
- de mondelinge behandeling van 5 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] en [eiseres sub 2] zijn elkaars echtgenoten. Eind december 2020 zijn zij eigenaar geworden van een bouwperceel aan de [adres 1] (hierna: het perceel).
2.2.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] waren de maten van de [bedrijf 1] , ontbonden op 31 december 2023 (hierna: [bedrijf 1] , productie 1 van [eisers] ).
2.3.
[eisers] heeft in de periode voorafgaand aan en na de koop van het perceel contact met [gedaagden] gehad over (onder andere) nieuwbouw, waarbij in verband met de ziekte van Parkinson van [eiser sub 1] onder meer de geluidwerendheid van een te bouwen woning aan de orde is geweest. Zo heeft [gedaagde sub 2] op 7 oktober 2020 aan [eiser sub 1] gemaild over wat kan worden gedaan om het geluid van stromend water in leidingen en van vallend water op de vloer in de badkamer zoveel mogelijk te voorkomen (productie 2 van [eisers] ) en heeft [gedaagde sub 1] op 3 februari 2021 onder meer aan [eiser sub 1] gemaild dat een verdiepingsvloer van beton die door stalen balken wordt gedragen, optimaal geluidswerend is (productie 3 van [eisers] ).
2.4.
Bij e-mailbericht van 15 maart 2021 (productie 4 van [eisers] ) heeft [gedaagde sub 1] aan [eisers] bericht dat hij naar aanleiding van de plezierige gesprekken over de op het perceel te bouwen woning (hierna: de woning) bevestigt dat [bedrijf 1] de woning op regiebasis zal realiseren waarbij de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
“(…)
- Basis: het voorontwerp zoals wij dit ontvangen hebben van [naam 1] op 26-2-2021;
- Aanvang bouw 1 september 2021;
- Bouw op regiebasis tegen een uurloon van € 45,- excl. btw per uur;
- Reisuren vergoeding; 1 uur per dag voor opdrachtgever, 1 uur voor opdrachtnemer bij een werkdag van (netto) 8 uur;
- Toeslag materiaal/externen; 15% tot een maximum van € 29.500,-;
- Waar mogelijk HSB/prefab elementen, waarmee (reis)tijd bespaart wordt.
De bouw wordt in hoofdzaak gerealiseerd door vaste medewerkers van [bedrijf 1] en installateur [naam 2] . Tot de aanvang van de bouw onderhouden wij regelmatig contact met de architect voor het afstemmen van bouwwijze en materiaalvoorstellen.
Daar waar nodig en mogelijk zullen door ons mensen ingehuurd worden uit de omgeving van Nunspeet (zoals een tegelzetter of schilder), om onnodige reiskosten te besparen.
(…)”
2.5.
[eisers] heeft opdracht gegeven om een ontwerp voor de woning te maken aan architect [naam 1] (hierna: de architect).
2.6.
In januari 2023 heeft [eisers] de woning betrokken, hoewel deze nog niet gereed was.
2.7.
Op 8 februari 2023 heeft er een brand in de woning gewoed.
2.8.
Na herstel van de brandschade en verdere werkzaamheden door [gedaagden] heeft op 25 mei 2023 de opleveringskeuring van de woning plaatsgevonden. [naam 3] van Vereniging Eigen Huis heeft daarvan een rapport opgemaakt (productie 6 van [eisers] ). In het rapport, dat zowel namens [eisers] als namens [gedaagden] is getekend en voor akkoord verklaard, zijn in totaal 26 gebreken opgesomd en is opgenomen dat de genoemde tekortkomingen onverwijld, maar uiterlijk binnen 3 maanden na 25 mei 2023 worden hersteld. Twee gebreken hebben betrekking op geluidwerendheid: onder het kopje
“de gehele woning”is vermeld dat deze niet geluidsarm is en onder het kopje
“1e etage”is vermeld dat de ouderslaapkamer onvoldoende geluidwerend is.
2.9.
Op 16 juni 2023 heeft [naam 4] van [bedrijf 2] op basis van metingen op 8 juni 2023 gerapporteerd over de woning van [eisers] Onder
“WETTELIJK KADER”is vermeld dat het Bouwbesluit minimumeisen bevat waaraan een woning dient te voldoen en dat voor een woning, waarvan vooraf is gesteld dat deze aan nadere akoestische eisen dient te voldoen, deze minimumeisen niet toereikend zijn. Onder
“BESPREKING VAN DE RESULTATEN”is het volgende opgenomen:
“(…)
Nagalmtijden (Tabel 1)
Uit tabel 1 blijkt dat de nagalmtijden, en daarmee de hoeveelheid absorptie in de ruimte, voor wat betreft de beide slaapkamers en de kantoren overeenkomstig de daarvoor gebruikelijke normen zijn. (…) Overigens is de ruimteabsorptie sterk afhankelijk van de inrichting en daarmee deels ook van de smaak en beleving van de bewoner. Een gedeelte van de ruimteabsorptie wordt ook beïnvloed door de constructie. (…)
Voor de woonkamer, zowel het keuken- als het zithoekgedeelte, zijn de nagalmtijden zeer lang. Dit betekent dat geluid slechts langzaam uitdooft. In combinatie met de veelal parallel en recht tegenover elkaar gelegen wanden en harde vloer en plafond leidt dit tot een grote kans op staande golven en een verhoging van het algehele geluidsniveau in de ruimte.
Het aangrenzende trappenhuis (met overloop boven) versterkt geluid dat van buiten wordt ingevangen als gevolg van een zeer harde stoffering en parallelle wanden. In combinatie met de halfopen afsluiting met de woonkamer vormt dit trappenhuis een belangrijke akoestische verbinder tussen begane grond en verdieping.
Luchtgeluidsisolatie (Tabel 2)
Voor de luchtgeluidsisolatie tussen naastgelegen ruimten welke met een enkele deur van elkaar zijn gescheiden gelden eigenlijk geen geluidsnormen. Toch zijn dergelijke overgangen wel gemeten om een indruk te krijgen wat dit betekent voor de geluidsoverdracht. Te zien is dan dat de halfopen overgangen tussen woonkamer naar kantoor oost en het trappenhuis zeer laag scoren. Het verschil tussen de slaapkamers oost en west vanuit de woonkamer kan worden verklaard doordat het trappenhuis als doorgeefluik fungeert naar slaapkamer west. Zelfs vanuit de gang, via de woonkamer /keuken naar het trappenhuis wordt nog relatief veel geluid doorgegeven. De overgang tussen woonkamer/keuken en kantoor west is relatief zwak hoewel wel aan het Bouwbesluit kan worden voldaan. Voor zover de ruimten wat verder uit elkaar zijn gelegen en er voldoende barrières zijn, (…) is de isolatie op niveau.
Contactgeluidsisolatie (Tabel 3)
Over het geheel is de contactgeluidsisolatie in orde. Er zijn geen duidelijke zwakke plekken herkenbaar. Wel is het opgevallen dat met name bij slaapkamer west er soms luchtgeluid van het hamerapparaat doordringt via het trappenhuis hetgeen het meetresultaat negatief beïnvloed, overigens zonder de norm te overschrijden. De overgangen van de slaapkamers naar de woonkamer zijn relatief het zwakst, mogelijk een gevolg van verbindingen tussen de draagconstructie van de verdiepingsvloer naar de begane grond, maar er blijft sprake van een kwalitatief hoogwaardige contactgeluidsisolatie.
Geluid wering gevels (Tabel 4)
Hoewel geen sprake is van een verhoogde gevelbelasting buiten als gevolg van verkeers- of industriegeluid mag er vanuit worden gegaan dat op grond van de gemaakte afspraken de woning een betere geluidswering bezit dan op grond van het Bouwbesluit strikt noodzakelijk is. Over het algemeen maakt de woning dat ook waar met een geluidwering van 32 dB of meer. Hoewel tot op zekere hoogte binnen de marges van de meetnauwkeurigheid is er sprake van een tweetal relatief zwakkere overgangen. Met een waarde van 29 dB is de noordpui van kantoor oost relatief wat minder. Een verklaring kan zijn de negatieve invloed van de overkapping en een mogelijk wat kierende schuifdeur. In de noordgevel van slaapkamer west is het dakraam duidelijk het wat mindere onderdeel van de geluidwering.”
In de tabellen zijn de gemeten resultaten per vertrek weergegeven. Daarbij zijn de metingen die afwijken van de norm van het Bouwbesluit uitkomen rood gemaakt (zijnde 13 van de 35 gemeten nagalmtijden, 2 van de 10 gemeten luchtgeluidisolatie en 2 van de gemeten geluidwering gevel).
2.10.
Op 19 juni 2023 heeft [eisers] onder meer aan [gedaagden] gemaild dat het teleurstellend en niet acceptabel is dat [gedaagden] niet communiceert over herstel van de gebreken en dat de gehorigheid van de woning zorgwekkend is (productie 10 van [eisers] ). [eisers] heeft [gedaagden] verzocht om uiterlijk voor 23 juni 2023 stukken toe te zenden die nodig zijn voor het geluidsonderzoek (o.a. werktekeningen van alle bouwlagen en installatietechnische berekeningen en tekeningen inclusief alle revisietekeningen) en uiterlijk 27 juni 2023 een onderbouwd plan van aanpak en concreet voorstel voor een tijdschema over te leggen om alle punten in het opleverrapport op te lossen, met uitzondering van de geluidsproblemen. Daarbij is meegedeeld dat het bericht een expliciete ingebrekestelling is en, dat als niet aan het verzoek wordt voldaan, [gedaagden] in verzuim zal verkeren en [eisers] de herstelwerkzaamheden door derden zal laten uitvoeren op kosten van [gedaagden]
2.11.
Bij e-mailbericht van 30 juni 2023 (productie 7 van [eisers] ) is namens [gedaagden] aan [eisers] bevestigd dat is afgesproken dat een geluidsonderzoek in de woning zal plaatsvinden, dat een aantal gebreken uit het opleverrapport is hersteld en dat [gedaagden] vanaf 10 juli 2023 de herstelwerkzaamheden – met uitzondering van
“het punt voor wat betreft geluid”,waarvoor nog nader onderzoek plaatsvindt – kan verrichten en dat hij verwacht daarvoor twee tot drie dagen nodig te hebben.
2.12.
Bij brief van 24 augustus 2023 (productie 11 van [eisers] ) heeft de advocaat van [eisers] [gedaagden] bericht dat nog geen gehoor is gegeven aan de ingebrekestelling van 19 juni 2023 en hem nogmaals in de gelegenheid gesteld deugdelijk te herstellen na ontvangst van een gedegen plan van aanpak en tijdschema. [gedaagden] is aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van het tekortschieten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens [eisers] en gesommeerd binnen 14 dagen een plan van aanpak met tijdschema te sturen.
2.13.
In opdracht van [eiser sub 1] heeft [naam 5] van [bedrijf 3] op 19 januari 2024 in aanwezigheid van [eisers] , [gedaagde sub 1] en de architect de woning geïnspecteerd en bouwkundig beoordeeld op
“diverse bouwkundige punten waarover met de aannemer een geschil is ontstaan”. [naam 5] heeft daarover op 22 februari 2024 gerapporteerd (productie 8 van [eisers] ) en als volgt geconcludeerd:
“Totaal zijn op basis van de klachten van de heer [eiser sub 1] twaalf onderdelen beoordeeld.
De gebreken zijn op basis van de bevindingen als volgt in te delen:
• Gebreken van esthetische aard:
o Verkleuringen traptreden.
o Variatie in kierwijdte onder de deuren.
• Gebreken met invloed op duurzaamheid:
o Scheur/Barst in raam slaapkamer.
o Ontbrekend voegwerk in douche van badkamer 1.04 (kans op lekkage).
o Onthechte vloertegels.
o Pui keuken ontzet door thermische belasting.
• Gebreken die niet voldoen aan het Bouwbesluit 2012 zoals dat tijdens de verstrekking van de vergunning van toepassing was:
o De locatie van de toevoer WTW zit op onvoldoende afstand van de afvoer van rookgassen van de open haard.
o De kier onder de deur van het toilet 1.06 en badkamer 1.09 voldoen niet aan de uitgangspunten met betrekking tot ventilatie.
o Lekkage in de kelder. De scheidingsconstructies dienen dusdanig te zijn ontworpen en uitgevoerd dat indringing van water wordt voorkomen.
Functionele gebreken:
o De valdorpel onder de deur van slaapkamer 1.03 sluit niet geheel af met een geluidslek tot gevolg.
o De kitranden achter de toiletten zijn gescheurd. Dit beperkt de reinigingsmogelijkheid.
(…) Aangezien het uitvoeren van geluidmetingen geen onderdeel heeft uitgemaakt van de onderzoeksopdracht het vermeende gebrek qua geluidwering van de wand niet beoordeeld.”
2.14.
Naar aanleiding van het rapport van 22 februari 2024 heeft de architect een kostenraming gemaakt van de nodige herstelwerkzaamheden (productie 9 van [eisers] ), waarin de totale kosten zijn begroot op € 91.649,51.
2.15.
Op 20 maart 2024 is namens [gedaagden] aan de advocaat van [eisers] gemaild over diverse gebreken en het herstel ervan (productie 15 van [eisers] ). Onder het kopje
“Geluidsarme woning”is verder het volgende opgenomen:
“Zoals u reeds bekend betwist cliënte dat tussen partijen is afgesproken dat de woning volledig geluidsdicht zou zijn. De woning voldoet aan de gestelde eisen. Er is gesproken over een stille woning, maar nooit geluidsdicht en er zijn ook geen meetbare normen afgesproken tussen partijen. Bovendien komt het ontwerp/de indeling en inrichting van de woning niet voor rekening en risico van cliënte. Uw cliënten moeten daarvoor de architect aanspreken. (…)”
2.16.
Op 2 april 2024 heeft [eisers] , na daartoe verlof te hebben gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, conservatoir beslag laten leggen op het aandeel van [gedaagden] in de onroerende zaak aan de [adres 2] (productie 12 van [eisers] )
2.17.
Op 4 juli 2024 heeft [eiser sub 1] aan [bedrijf 1] gemaild (productie 31 van [eisers] ) dat hij enkele dagen daarvoor is geconfronteerd met een volledig dichtzittend riool waarvoor hij via [bedrijf 4] het bedrijf [bedrijf 5] heeft laten komen. [eiser sub 1] heeft aangegeven dat de voorlopige conclusie is dat het riool op de verdieping niet goed is aangelegd en [bedrijf 1] bericht dat hij graag verneemt of dit wordt opgepakt of aan de problemenlijst kan worden toegevoegd – in welk geval [eiser sub 1] [bedrijf 1] aansprakelijk stelt voor de te maken kosten –. [eiser sub 1] heeft [bedrijf 1] een termijn van drie weken gegeven voor herstel.
2.18.
In augustus 2024 heeft [eisers] [bedrijf 6] een geluiddichte slaapcabine laten bouwen in zijn slaapkamer voor € 15.132,01 (producties 32 en 33 van [eisers] ).

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert na vermeerdering van eis bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 227.285,55, althans tot betaling van een door de rechtbank te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 195.850,96 met ingang van 7 september 2023, althans vanaf de dag van dagvaarden, en over een bedrag van € 28.207,17 met ingang van 1 september 2024, tot aan de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van gedaagden in de proceskosten met inbegrip van de beslagkosten en de nakosten, met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd is indien niet binnen 14 dagen na dit vonnis zijn betaald.
3.2.
[eisers] legt samengevat aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagden] onjuist heeft geadviseerd en tekort is geschoten in de deugdelijke nakoming van de aannemingsovereenkomst. Er is niet voldaan aan de overeengekomen eisen van een geluidsarme woning met een geluidwerende slaapkamer. Daarnaast is de woning, anders dan overeengekomen, niet in mei 2022 gereed gekomen maar was er pas op 10 februari 2023 een vooroplevering gepland. Verder is gebleken van diverse gebreken die nog altijd niet allemaal zijn verholpen. [gedaagden] is gelet op de ingebrekestelling van 24 augustus 2023 in ieder geval op 7 september 2023 in verzuim. [eisers] beroept zich op grond van artikel 6:87 BW op omzetting van zijn vordering tot nakoming in een vordering tot vervangende schadevergoeding ten bedrage van de herstelkosten (in totaal € 188.980,70). Daarnaast vordert [eisers] vergoeding van de kosten van de ingeschakelde deskundigen (in totaal € 6.870,26) en € 3.224,42 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.3.
[gedaagden] voert ten verwere samengevat aan dat [eisers] weliswaar een stille woning wilde, maar dat niet over normen of de mate van geluidsarmoede is gesproken en dat uit rapport van [bedrijf 2] blijkt dat sprake is van een goed geïsoleerde/ geluidswerende woning. Van diverse gebreken stelt [gedaagden] dat die niet aan hem zijn te wijten maar aan de architect of andere – door [eisers] ingeschakelde – derden of keuzes van [eisers] , zodat [gedaagden] daarvoor niet aansprakelijk is. Ten slotte stelt [gedaagden] zich nog op het standpunt dat in de kostenraming exorbitante en onredelijke prijzen staan.
[gedaagden] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat tussen partijen een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen voor de bouw van de woning van [eisers] Dat betekent dat op de afspraken tussen partijen de voor de aannemingsovereenkomst geldende bepalingen in artikel 7:750 BW en volgende van toepassing zijn. Partijen hebben de aannemingsovereenkomst niet schriftelijk vastgelegd maar tussen hen is niet in geschil dat de in het e-mailbericht van 15 maart 2021 (weergegeven in r.o. 2.4) genoemde uitgangspunten gelden. [eisers] stelt zich op het standpunt dat [gedaagden] de aannemingsovereenkomst niet deugdelijk is nagekomen. [gedaagden] betwist dat. De rechtbank zal beoordelen of sprake is van deugdelijke nakoming door [gedaagden] De gestelde gebreken zijn onder te verdelen in (1) de mate van geluidwerendheid van de woning, (2) overige gebreken die bij de oplevering zijn vastgesteld en (3) gebreken die [eisers] na dagvaarding heeft ontdekt.
De rechtbank zal hierna achtereenvolgens op deze afzonderlijke gebreken ingaan. [eisers] heeft verder gesteld dat [gedaagden] de woning te laat heeft opgeleverd doordat niet in mei 2022 is opgeleverd maar pas op 10 februari 2023 een vooroplevering was gepland.
[gedaagden] erkent dat de woning later dan verwacht is gerealiseerd. Niet gesteld of gebleken is dat [eisers] als gevolg van latere realisatie schade heeft geleden, zodat evenmin is gebleken dat dit punt voor de beoordeling van de (geld)vordering van belang is. Dit punt kan daarom verder onbesproken blijven.
1. Geluidwerendheid
4.2.
De eerste vraag is wat partijen zijn overeengekomen over de geluidwerendheid. [eisers] stelt dat afgesproken was dat de woning geluidsarm zou zijn en dat de master-slaapkamer geluiddicht of maximaal geluidwerend moest zijn. Dat heeft te maken met de ziekte van [eiser sub 1] , waarvan [gedaagden] op de hoogte was.
[gedaagden] erkent dat duidelijk was dat [eisers] een stille woning wilde laten bouwen met een zeer stille slaapkamer. Hij betwist echter dat over concrete geluidsnormen of de mate van geluidsarmoede is gesproken en dat het daardoor moeilijk is te zeggen waar de woning – die volgens hem heel stil is – precies aan moet voldoen wat geluidwering betreft.
4.3.
Gelet op de stellingen van partijen is niet in geschil dat tussen hen overeengekomen is dat [gedaagden] een stille woning voor [eisers] zou bouwen en dat de slaapkamer van [eisers] maximaal geluidwerend of zeer stil zou worden. Hoewel partijen geen concrete geluidsnormen hebben afgesproken en daardoor niet precies is vast te stellen waar de woning volgens de overeenkomst aan moet voldoen, is de rechtbank van oordeel dat de woning wat de geluidwerendheid betreft niet voldoet aan wat [eisers] mocht verwachten. Daarbij is in aanmerking genomen dat uit het rapport van [bedrijf 2] blijkt dat de woning wél voldoet aan de algemeen (op grond van het Bouwbesluit) geldende normen, maar dat is, gelet op de speciaal voor de geluidsisolatie gemaakte afspraken, niet voldoende. Uit genoemd rapport komt naar voren dat de woning op drie van de vier gemeten criteria niet bijzonder hoog scoort. Zo blijkt dat de nagalmtijden in een groot deel van de woning zeer lang zijn door (onder andere) veelal parallel en recht tegenover elkaar gelegen wanden en situering van het trappenhuis. De luchtgeluidsisolatie scoort op sommige plekken in de woning
“zeer laag”en op andere
“relatief zwak”, waarbij de isolatie de verder uit elkaar gelegen ruimten
“op niveau”is. Hoewel uit het rapport blijkt dat sprake is van een kwalitatief hoogwaardige contactgeluidisolatie, wordt daarover gerapporteerd dat de overgangen van de slaapkamers naar de woonkamer relatief het zwakst zijn, mogelijk als gevolg van verbindingen tussen de draagconstructie van de verdiepingsvloer naar de begane grond. Over de geluidswering van de gevels is verder opgenomen dat de woning weliswaar een betere geluidswering bezit dan strikt noodzakelijk op grond van het Bouwbesluit, maar dat sprake is van twee relatief zwakkere overgangen:
“de noordpui van kantoor oost”en
“in de noordgevel van slaapkamer west (…)”.[gedaagde sub 1] heeft het rapport van [bedrijf 2] niet onderbouwd betwist. Hij heeft ter zitting gesteld dat hij bij de bouw diverse maatregelen heeft genomen in verband met de geluidwering en dat hij de woning zelf als heel stil (en de slaapkamer als zeer stil) heeft ervaren. De subjectieve ervaring van [gedaagde sub 1] kan echter niet afdoen aan de objectieve meetgegevens in het rapport van [bedrijf 2] . Overigens heeft [gedaagde sub 1] , naar aanleiding van de vraag of je in een zeer stille slaapkamer regen mag horen vallen, gezegd dat hij niet precies weet waar een zeer stille slaapkamer aan moet voldoen en dat je altijd wel iets hoort door het materiaal dat voor de kozijnen is gekozen. Gelet op de gemaakte afspraken mocht [eisers] echter méér van de geluidwerendheid van de woning verwachten dan wat uit het rapport blijkt en mocht [eisers] ervan uitgaan dat in een zeer stille slaapkamer niet is te horen dat het regent.
4.4.
[gedaagden] heeft als verweer nog aangevoerd dat sommige keuzes van de architect niet in het belang van geluidwering waren. Zo heeft de architect ervoor gekozen de slaapkamer en de badkamer aangrenzend te maken en een bepaald soort voegen toe te passen en weinig ruimte in te tekenen voor isolatiemateriaal. [gedaagden] stelt dat hij (tevergeefs) meerdere malen feedback heeft gegeven aan de architect.
[eisers] heeft zich op het standpunt gesteld dat [bedrijf 1] als hoofdaannemer verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de woning en constructieve aspecten. Hij heeft dit onderbouwd met de door hem als productie 22 overgelegde verklaring van de architect, waarin onder meer staat dat zijn rol na de bouwaanvraag (op basis van het traditionele bouwsysteem in plaats van Hout Skelet Bouw) voornamelijk esthetisch van aard was en dat hij op verzoek van [gedaagden] tekeningen heeft aangepast aan die van [bedrijf 10] (die de HSB-wanden leverde) omdat [gedaagden] ervaring had met HSB.
4.5.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 7:754 BW geldt dat de aannemer bij het aangaan of uitvoeren van de overeenkomst verplicht is de opdrachtgever te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht en/of in geval van gebreken of fouten in door de opdrachtgever verstrekte plannen, tekeningen, berekeningen voor zover hij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen. Op grond van artikel 7:760 lid 1 BW geldt verder dat gevolgen van een ondeugdelijke uitvoering van het werk, die te wijten zijn aan gebreken of ongeschiktheid van door de aannemer gebruikte materialen of hulpmiddelen, voor rekening van de aannemer komen. Voor zover de ondeugdelijke uitvoering echter te wijten is aan gebreken of ongeschiktheid van zaken, plannen of tekeningen die afkomstig zijn van opdrachtgever, dan komen de gevolgen op grond van lid 2 en 3 van artikel 7:760 BW voor zijn rekening indien de aannemer niet zijn waarschuwingsplicht van artikel 7:754 heeft geschonden of anderszins met betrekking tot deze gebreken in deskundigheid of zorgvuldigheid is tekort geschoten.
4.6.
De architect heeft in opdracht van [eisers] tekeningen voor de woning gemaakt. De tekeningen zijn dan ook aan te merken als door [eisers] verstrekte tekeningen. Voor zover de problemen van geluidwerendheid van de woning al te wijten zijn aan fouten in die tekeningen – zoals [gedaagden] stelt –, dan geldt in beginsel dat [gedaagden] [eisers] daarvoor had moeten waarschuwen. Volgens [eisers] heeft [gedaagden] dat niet gedaan en daarvan is ook niet gebleken. De stelling van [gedaagden] dat hij de architect feedback heeft gegeven, maakt dat niet anders. Dat brengt met zich dat, wat ook zij van de precieze rolverdeling tussen [gedaagden] en de architect, de gevolgen van eventuele fouten in die tekeningen voor rekening van [gedaagden] komen.
4.7.
Het voorgaande geldt eveneens voor het verweer van [gedaagden] dat [eisers] zelf binnendeuren heeft gekocht die zeer dun zijn uitgevoerd en daardoor niet goed geluidwerend zijn. [eisers] stelt dat [gedaagden] die heeft besteld nadat hij had doorgegeven wat voor deuren hij mooi vond. De vraag wie de deuren heeft gekocht is niet relevant. Oók in het geval [eisers] de deuren zelf zou hebben besteld en de geluidwerendheid daardoor onvoldoende is, geldt dat [gedaagden] [eisers] had moeten waarschuwen. Doordat hij dat niet heeft gedaan, komt dit gebrek voor zijn rekening.
4.8.
Het voorgaande brengt met zich dat de woning gebrekkig is voor wat betreft de mate van geluidwerendheid. Hoewel de ingebrekestelling namens [eisers] geen betrekking had op herstel van dit gebrek, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] op dit punt toch in verzuim is geraakt omdat dat daadwerkelijk herstel van dit gebrek niet mogelijk is gebleken. Ter zitting heeft [gedaagde sub 1] immers aangegeven dat hij niet zou weten wat er beter of anders zou moeten worden gedaan en namens [eisers] is verklaard dat de slaapkamer niet meer stil te maken is. [gedaagden] verkeert daardoor in verzuim en moet de schade vergoeden die [eisers] als gevolg van de gebrekkige oplevering lijdt.
4.9.
De vraag is wat de omvang van die schade is. [eisers] heeft het gebrek aan geluidsisolatie van de slaapkamer inmiddels oplost met de geluiddichte cabine. De kosten daarvan (€ 15.132,01, onderbouwd met de als productie 32 door [eisers] overgelegde factuur) komen in aanmerking voor vergoeding door [gedaagden]
[eisers] stelt dat kosten om de woning enigszins geluidsarm te maken € 97.331,19 zijn. Ter onderbouwing heeft hij verwezen naar offertes van [bedrijf 11] (bijlage 7 bij productie 12) voor akoestische raambekleding, vloerkleden, een traploper en wandbekleding voor de overloop. [gedaagden] heeft deze kosten als zodanig niet betwist. De vordering in verband met deze kosten zal daarom worden toegewezen.
2. Overige gebreken die bij de oplevering zijn vastgesteld en
4.10.
Bij dagvaarding heeft [eisers] gesteld dat twaalf punten uit het rapport van [bedrijf 3] , óók na sommatie om deze te herstellen, nog altijd niet zijn verholpen, waardoor [gedaagden] in verzuim is geraakt. [eisers] stelt op grond van artikel 6:74 BW recht te hebben op schadevergoeding in verband met genoemde punten. De omvang van de schade heeft [eisers] onderbouwd met de als productie 9 door hem overgelegde kostenraming die de architect heeft opgesteld (hierna: de kostenraming) naar aanleiding van het rapport van [bedrijf 3] . [gedaagden] heeft de ingebrekestelling niet betwist. Over de kostenraming heeft [gedaagden] aangevoerd dat er exorbitante en onredelijke prijzen in staan, dat onduidelijk is waarom een architect deze raming heeft opgesteld in plaats van een aannemer die deskundig is en weet welke prijzen worden gehanteerd. [gedaagden] heeft echter geen bedragen genoemd die volgens hem gemoeid zijn met het herstel. De rechtbank overweegt als volgt over deze afzonderlijke punten.
I. Vervuiling filters van twee WTW-units
4.11.
[gedaagden] voert als verweer aan dat niet [bedrijf 1] maar [bedrijf 4] de warmtepomp heeft geplaatst en direct heeft gefactureerd aan [eisers]
heeft vervolgens als productie 24 een e-mailbericht van [naam 6] van [bedrijf 4] overgelegd waarin deze verklaart dat [bedrijf 4] de werkzaamheden in opdracht van en onder leiding van [gedaagde sub 1] heeft verricht. Dat betekent dat, voor zover [gedaagden] betoogt dat hij niet aansprakelijk is voor gebreken aan de WTW-units omdat [bedrijf 4] niet als een door hem ingeschakelde hulppersoon is aan te merken, [gedaagden] in dit standpunt niet is te volgen. [bedrijf 4] werkte kennelijk niet in opdracht van [eisers] maar als onderaannemer (hulppersoon) van [bedrijf 1] . Dat brengt met zich dat [gedaagden] op grond van artikel 6:76 BW aansprakelijk is voor het werk dat [bedrijf 4] in de woning heeft verricht zoals hij dat is voor door [bedrijf 1] zelf verricht werk. Omdat [gedaagden] de gevorderde schade niet (voldoende onderbouwd en concreet) heeft betwist en geen bedragen heeft genoemd, zal de rechtbank de vordering op dit punt toewijzen conform de kostenraming waarin een bedrag is opgenomen van € 4.420,00 exclusief btw.
II. Verkleuringen traptreden
4.12.
[gedaagden] stelt dat de vlekken in de traptreden zijn ontstaan doordat de door [eisers] ingeschakelde schilder heeft nagelaten te controleren of er nog bouwvocht in de trap aanwezig was. De vlekken zijn volgens [gedaagden] daarom niet aan hem te wijten. Bovendien zijn de vlekken eenvoudig te verwijderen volgens [gedaagden]
[eisers] erkent dat hij zelf een schilder heeft ingeschakeld maar betwist dat de vlekken op de trap zijn ontstaan door een fout van de schilder. Volgens [eisers] heeft [bedrijf 1] de trap – die kaal is – bij de bouw te snel tegen de muur gezet, waardoor vocht uit de muur in de trap is getrokken en de vlekken er ook niet meer uit gaan. [eisers] heeft de kosten van herstel door middel van de kostenraming onderbouwd begroot op € 11.720,00 exclusief btw. [gedaagden] heeft zijn stelling dat zijn dat de vlekken eenvoudig te verwijderen zijn en welke kosten daarmee gemoeid zouden zijn, niet onderbouwd. Het door [eisers] gevorderde zal daarom als onvoldoende betwist worden toegewezen.
III. Scheur/Barst in raam slaapkamer
4.13.
[gedaagden] stelt dat dit punt is opgelost. [eisers] heeft dat in zijn conclusie van antwoord erkend en zijn vordering verminderd met de daarmee gemoeide kosten, zodat dit punt verder buiten beschouwing kan blijven.
IV. Binnenkozijn deur (valdorpel) onvoldoende
4.14.
Volgens [gedaagden] sluit de valdorpel niet goed aan op de vloer doordat de vloer niet juist is geëgaliseerd door [bedrijf 7] die op verzoek van [eisers] heeft gewerkt. De oneffenheden zijn bovendien verwaarloosbaar volgens [gedaagden]
[eisers] stelt dat [bedrijf 1] de vloer heeft gemaakt, althans heeft laten maken. Naar het oordeel van de rechtbank kan de vraag wie [bedrijf 7] precies opdracht heeft gegeven in het midden blijven. Uit het rapport van [bedrijf 3] blijkt dat deze valdorpel in de slaapkamerdeur is aangebracht in verband met de geluiddichtheid van de slaapkamer. Nu [eisers] de geluiddichtheid van de slaapkamer inmiddels zelf heeft opgelost door middel van de slaapcabine, kan [eisers] niet daarnaast ook schade vergoed krijgen in verband met een niet goed aansluitende valdorpel in de slaapkamerdeur. De vordering is voor dat gedeelte dan ook niet toewijsbaar.
V. Tegel/voegwerk douche
4.15.
[gedaagden] erkent dat deze werkzaamheden moeten worden verricht en heeft de vordering van [eisers] op dit punt niet betwist. Het door [eisers] gevorderde en met de kostenraming onderbouwde bedrag van € 90,00 exclusief btw is dan ook toewijsbaar.
VI. Holklinkende tegel en afwijkende voeg
4.16.
[gedaagden] heeft dit gebrek en de noodzaak van het vervangen van de tegel eveneens erkend. Volgens [gedaagden] is echter niet nodig dat nieuwe tegels worden gekocht. Hij stelt dat [eisers] de betreffende tegels nog in zijn kelder heeft staan, wat [eisers] vervolgens niet heeft betwist. De rechtbank zal daarom rekening houden met de kosten van herstel zoals begroot in de kostenraming, met uitzondering van de kosten van een pak vloertegels, zodat een bedrag van € 590,00 exclusief btw toewijsbaar is.
VII. Afwijkende marges onderkant binnendeuren
4.17.
[gedaagden] stelt dat de deuren door [eisers] zelf zijn gekocht en dat deze aan de onderkant eventueel kunnen worden afgezaagd en dat hij dit bereid is op te lossen.
[eisers] betwist dat hij de deuren heeft gekocht. Hij stelt dat hij aan [gedaagden] heeft doorgegeven welke deuren hij had gekozen, waarna [gedaagden] deze heeft besteld. Ter onderbouwing heeft [eisers] als productie 26 een factuur van [bedrijf 8] overgelegd op naam van [bedrijf 1] . Gelet op deze onderbouwing gaat de rechtbank ervan uit dat [gedaagden] in ieder geval betrokken is geweest bij het bestellen van de deuren en dat hij – óók als [eisers] deze had besteld (op grond van artikel 7:760 BW) – aansprakelijk is voor de (onbetwiste) ondeugdelijkheid van de deuren en de daaruit voortvloeiende schade. De bereidheid van [gedaagden] om het probleem zelf op te lossen, doet niet af aan zijn verplichting tot schadevergoeding. Nu [gedaagden] door [eisers] in gebreke is gesteld om (onder andere) dit gebrek te herstellen, maar [gedaagden] dat toen niet heeft gedaan, hoeft [eisers] daar nu geen genoegen meer mee te nemen. De schade in verband hiermee is dan ook toewijsbaar conform het in de kostenraming begrote bedrag van € 5.400,00 exclusief btw.
VIII. Pui keuken ontzet
4.18.
[eisers] stelt dat de pui is ontzet als gevolg van een constructiefout van [bedrijf 1] , waardoor er teveel druk op de pui komt. Ter onderbouwing heeft [eisers] meetresultaten overgelegd van de leverancier van de pui ( [bedrijf 9] ) van 1 mei 2024 (productie 29) en foto’s van de pui (productie 34).
[gedaagden] betwist dat sprake is van een ontzette pui maar van een probleem als gevolg van weersomstandigheden (uitzetting door warmte). [gedaagden] stelt verder dat [bedrijf 9] bereid is de problemen op te lossen in het kader van garantie. Ter onderbouwing heeft [gedaagden] ter zitting als productie 8 een Plan van aanpak van [bedrijf 9] overgelegd van 22 oktober 2024 naar aanleiding van metingen op 16 oktober 2024, waarin [bedrijf 9] aanbevelingen voor herstel doet.
4.19.
In het rapport van [bedrijf 3] is over de oorzaak onder meer het volgende vermeld:
“Het vervormen van de aluminium kozijnen ontstaat als gevolg van temperatuurverschil tussen het profiel aan de buitenzijde en dat aan de binnenzijde. (…)”.Onder
“Voorstel maatregel(en)”is onder andere opgenomen dat in overleg met de leverancier van de pui afgestemd moet worden in hoeverre het mogelijk is om de gevoeligheid van de pui aan te passen. In het door [gedaagden] overgelegde Plan van aanpak van [bedrijf 9] staat dat er geen aanleiding is voor zorgen over de bouwkundige basis. De conclusie van [bedrijf 9] in het Plan van aanpak luidt:
“Zoals genoemd onder bevindingen maakt de som van relatief kleine onvolkomenheden t.o.v. de kozijnen dat de hoeken er esthetisch niet fraai uitzien en zullen deze hersteld moeten worden conform aanbeveling. Ik heb gelukkig geen aanwijzingen kunnen zien dat er rond de genoemde pui constructieve problemen zijn.”Dat sprake is van een door [bedrijf 1] gemaakte (constructie)fout blijkt niet uit de overgelegde stukken. Wél gebleken is dat de pui gebreken vertoont, maar dat [bedrijf 9] die gebreken kennelijk bereid is die te herstellen in het kader van garantie. De rechtbank komt op grond daarvan tot het oordeel dat geen sprake is van een gebrek in de nakoming door [bedrijf 1] , althans dat sprake is van een gebrek dat [bedrijf 9] in het kader van garantie zal oplossen. De vordering van [eisers] op dit punt zal daarom worden afgewezen.
IX. Veel voegwerk los
4.20.
[gedaagden] erkent dat sprake is van los voegwerk in één van de werkkamers. Uit het rapport van [bedrijf 3] blijkt dat zowel in één van de kantoorruimtes (0.07) als in de gang (0.06) sprake is van slecht voegwerk. Bij gebrek aan verdere betwisting door [gedaagden] is de rechtbank van oordeel dat in deze beide ruimtes voegwerk dient te worden hersteld en dat [gedaagden] de in verband daarmee begrote schade (€ 240,00 exclusief btw) aan [eisers] dient te vergoeden.
X. Holle tegel keuken
4.21.
[gedaagden] heeft dit gebrek en de noodzaak van herstel erkend. Volgens [gedaagden] is echter niet nodig dat nieuwe tegels worden gekocht omdat [eisers] deze nog in zijn kelder heeft staan. [eisers] heeft dat niet heeft betwist. De rechtbank zal daarom rekening houden met de kosten van herstel zoals begroot in de kostenraming, met uitzondering van de kosten van een pak vloertegels, zodat een bedrag van € 590,00 exclusief btw toewijsbaar is.
XI. Losse/niet voldoende stevige wand entree bijkeuken
4.22.
[gedaagden] betwist dat er iets mis is met de wand en dat hij aansprakelijk is voor oplossing van dit door [eisers] ervaren probleem. Zoals ook uit het rapport van [bedrijf 3] blijkt, is enige flexibiliteit normaal voor een HSB-wand, aldus [gedaagden]
4.23.
In het rapport van [bedrijf 3] staat onder
“Bevindingen”dat is vastgesteld dat op de wand aan de kantoorzijde enkele objecten zijn bevestigd die meetrillen en geluid veroorzaken bij het bekloppen van de wand aan de zijde van de gang en bij het openen en sluiten van de deur, en dat geen vervorming van de wand is vastgesteld. Onder
“Beoordeling”staat dat op basis van de uitgevoerde inspectie niet kon worden vastgesteld in hoeverre de wijze waarop de objecten aan de wand zijn bevestigd bijdraagt aan de klachten. Als oplossing is in het rapport voorgesteld de objecten die in trilling komen van de wand te verwijderen, te borgen of te isoleren tegen het in trilling komen.
Gelet op de inhoud van het rapport is niet gebleken dat sprake is van een fout van [bedrijf 1] of een gebrek aan de woning. Kennelijk wordt het door [eisers] gestelde probleem veroorzaakt door de aan de wand (door hemzelf) bevestigde objecten en door de wijze waarop deze zijn bevestigd. Dat het nodig is om werkzaamheden aan de wand te verrichten zoals in de kostenraming is opgenomen, is daarom evenmin gebleken. De in verband daarmee gevorderde schadevergoeding is daarom niet toewijsbaar.
XII. Alle opnieuw aangebrachte kitranden achter de toiletten gescheurd
4.24.
Volgens [gedaagden] zijn de toiletten door de installateur niet juist bevestigd en heeft dat geleid tot scheuren in kitranden. Volgens hem is de oplossing hiervoor om het toilet op de juiste manier te bevestigen. Aldus betwist [gedaagden] het gebrek niet en evenmin de oplossing die in de door [eisers] overgelegde raming van de herstelkosten is opgenomen (te weten:
“verwijderen kitwerk, stellen/aandraaien toiletten, afkitten toiletten”)en de daarin genoemde kosten (€ 682,50 exclusief btw). Het verweer dat de installateur de toiletten niet goed heeft bevestigd en dat hij daarvoor niet aansprakelijk is, kan [gedaagden] niet baten. Zoals [eisers] terecht heeft gesteld – en onderbouwd met facturen van F. Tol installatietechniek op naam van [bedrijf 1] (productie 25 van [eisers] ) – is de installateur aan te merken als een door [bedrijf 1] ingeschakelde hulppersoon, zodat [gedaagden] op grond van artikel 6:76 BW aansprakelijk is voor dat werk aansprakelijk is. De in verband met dit gebrek gevorderde schadevergoeding van € 682,50 exclusief btw is dan ook toewijsbaar.
Totaalbedrag van bij oplevering vastgestelde overige gebreken
4.25.
Het voorgaande brengt met zich dat de volgende bedragen toewijsbaar zijn in verband met de bij oplevering – naast het gebrek aan geluidswering – vastgestelde gebreken: € 4.420,00 voor vervuiling filters WTS-units, € 11.720,00 voor verkleuring traptreden, € 90,00 voor tegel/voegwerk douche, € 590,00 voor holklinkende tegel op de verdieping, € 5.400,00 voor binnendeuren, € 240,00 voor los voegwerk, € 590,00 voor holle tegel keuken en € 682,50 in verband met kitranden toiletten. In totaal komt dat op een bedrag van € 23.732,50 exclusief btw, zijnde € 28.716,33 inclusief btw. Dat bedrag zal worden toegewezen. Het meerdere dat in de kostenraming is opgenomen is niet toewijsbaar, waaronder de kosten voor afdekken meubels, algemene kosten / winst risico en coördinatie en oplevering. Die kosten hangen onvoldoende (concreet) samen met de in het rapport van [bedrijf 3] genoemde gebreken en door de algemene formulering van die bedragen is onvoldoende duidelijk wat daar precies onder valt en of die daadwerkelijk als schade van [eisers] zijn aan te merken. Nu [gedaagden] de raming heeft betwist, wordt vergoeding van deze kosten afgewezen.
3. Gebreken die [eisers] na dagvaarding heeft ontdekt.
4.26.
[eisers] heeft zijn vordering na dagvaarding vermeerderd omdat hij nadien stelt de zijn geconfronteerd met nog drie kostenposten die voor rekening van [gedaagden] moeten komen. Eén van die bedragen betreft de kosten van de slaapcabine waarover de rechtbank in het kader van de geluidwerendheid al heeft geoordeeld dat die toewijsbaar zijn. Over de twee overige punten wordt als volgt overwogen.
I. Gebrekkig aangelegd riool
4.27.
[eisers] stelt dat hij in juli 2024 is geconfronteerd met de gevolgen van een zwaar vervuild riool en met een verzakking in het riool. [eisers] stelt dat de vervuiling het gevolg is van een fout aangelegde afvoer (geen verloop) en dat hij heeft kosten heeft moeten maken voor ontstopping (€ 988,27) en voor reparatie van het riool in de tuin (€ 4.000,00). Daarnaast vordert hij voor de komende tien jaar een tegemoetkoming in de kosten van € 9.000,00 omdat hij het riool jaarlijks zal moeten laten doorspoelen.
[gedaagden] heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering in verband met deze kosten afgewezen moet worden omdat niet duidelijk is waarom deze aan [bedrijf 1] zijn te wijten. Hij heeft daarbij gesteld dat het riool door de firma [bedrijf 12] is aangelegd – die het ook heeft hersteld – en dat het erop lijkt dat problemen zijn ontstaan doordat met zware machines over de rioolbuizen is gereden bij aanleg van de tuin.
4.28.
Het gebrek in de afvoer / het gebrek aan verloop heeft [gedaagden] niet onderbouwd betwist, terwijl [eisers] zijn stelling op dit punt heeft onderbouwd met een verklaring van de heer [naam 6] van [bedrijf 4] van 19 september 2024 (productie 24 van [eisers] ), die de firma [bedrijf 5] heeft ingeschakeld, en met een factuur van laatstgenoemde firma aan [eisers] (productie 30 van [eisers] ). De rechtbank gaat er dan ook van uit dat sprake is van een gebrek aan de afvoer waarvoor [gedaagden] aansprakelijk is omdat [bedrijf 1] als hoofdaannemer is aan te merken. Zoals in 4.11 al is overwogen, werkte [bedrijf 4] immers niet in opdracht van [eisers] , maar als onderaannemer (hulppersoon) van [bedrijf 1] . Het bedrag van € 988,27 is dan ook toewijsbaar. De vordering in verband met kosten van reparatie van het riool zijn niet toewijsbaar omdat [gedaagden] op de zitting onweersproken heeft gesteld dat hij de firma [bedrijf 12] daarvoor heeft ingeschakeld en dat die het riool heeft hersteld. Het gevorderde voorschot van € 9.000 is evenmin toewijsbaar omdat nog onzeker is of [eisers] de komende tien jaar daadwerkelijk jaarlijks € 900,00 aan kosten zal hebben.
II. Kosten revisietekeningen
4.29.
[eisers] stelt dat hij [bedrijf 1] 19 juni 2023 heeft gesommeerd om installatietechnische berekeningen en tekeningen, inclusief alle revisietekeningen over te leggen maar dat [bedrijf 1] daartoe niet is overgegaan. [eisers] stelt belang bij de tekeningen te hebben, in ieder geval voor wat betreft de WTW-installatie, en dat die aan hem toebehoren als opdrachtgever. Hij heeft met de verklaring van [bedrijf 4] (productie 24) onderbouwd gesteld dat het laten maken van die tekeningen € 600,00 kost. [gedaagden] voert als verweer aan dat deze kosten niet aan hem te wijten zijn. De rechtbank zal de vordering in verband met deze kosten afwijzen. [bedrijf 4] heeft de kosten weliswaar op € 600,00 begroot maar dit bedrag niet gespecificeerd. Nu uit de stukken blijkt dat [bedrijf 4] de installatie heeft aangelegd ligt het voor de hand dat [bedrijf 4] nog over die tekeningen beschikt en daarvan een afschrift aan [eisers] kan overleggen. Daarvan uitgaande is het niet aannemelijk dat daarmee een bedrag van € 600,00 is gemoeid.
Kosten deskundigen
4.30.
[eisers] vordert verder nog een bedrag van € 6.870,26 als vergoeding van kosten die hij heeft gemaakt in verband met vaststelling van de aansprakelijkheid en de schade. [eisers] heeft ter onderbouwing van deze kosten als productie 17 facturen overgelegd van [bedrijf 3] , [bedrijf 2] en de Vereniging Eigen Huis.
4.31.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel gebleken dat [eisers] de kosten voor genoemde deskundigen heeft gemaakt om zijn vorderingen jegens [gedaagden] te kunnen onderbouwen. Dat is op zichzelf echter geen grond om [gedaagden] te veroordelen die kosten aan [eisers] te vergoeden. De wet heeft in de artikelen 238 Rv en volgende de vergoeding van proceskosten geregeld. Die bepalingen zien niet op vergoeding van kosten van een door een partij ingeschakelde deskundige. Op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW zijn die kosten weliswaar te beschouwen als vermogensschade van [eisers] , artikel 6: 96 BW biedt echter geen zelfstandige grondslag voor vergoeding daarvan, maar veronderstelt dat een wettelijke verplichting tot schadevergoeding bestaat. Die wettelijke verplichting tot schadevergoeding heeft [eisers] onvoldoende gesteld, zodat daarvan niet is gebleken. De vordering is daarom niet toewijsbaar.
Resumerend: totaal aan toewijsbare kosten, hoofdelijkheid
4.32.
Uit het voorgaande vloeit voort dat van het door [eisers] gevorderde in totaal de volgende bedragen zullen worden toegewezen:
€ 15.132,01 (geluiddichte cabine in slaapkamer)
€ 97.331,19 (geluidarm maken van de rest van de woning)
€ 28.716,33 (overige gebreken die voor dagvaarding zijn gebleken)
€ 988,27(verhelpen verstopping van afvoer)
Totaal: € 142.167,80.
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen als hierna volgend, gelet op de ingebrekestelling van 24 augustus 2023 met betrekking tot de eerste drie bedragen en de datum van de eisvermeerdering met betrekking het laatste bedrag.
4.33.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen hoofdelijk worden veroordeeld, zoals door [eisers] gevorderd. In geval van aanvaarding van een overeenkomst van opdracht zijn individuele maten van een maatschap persoonlijk aansprakelijk voor de nakoming van de daaruit voortvloeiende verplichtingen van de maatschap (Hoge Raad 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY7840). [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn dan ook hoofdelijk aansprakelijk voor nakoming van de verplichtingen van [bedrijf 1] jegens [eisers]
Buitengerechtelijke incassokosten, beslagkosten en proceskosten
4.34.
Ten slotte vordert [eisers] vergoeding van een bedrag van € 3.224,42 aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.
4.35.
De rechtbank stelt vast dat [eisers] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat hij buitengerechtelijke incasso werkzaamheden heeft laten verrichten. Het gevorderde bedrag is – gelet op de toe te wijzen hoofdsom – hoger dan het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief (het wettelijke tarief). De rechtbank zal het bedrag toe wijzen tot het wettelijke tarief, zijnde € 2.657,98. Over dit bedrag is geen wettelijke rente gevorderd.
4.36.
De door [eisers] gevorderde beslagkosten zijn gelet op het bepaalde in artikel 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) toewijsbaar. [eisers] heeft de beslagkosten onderbouwd met de door hem als productie 12 overgelegde stukken. De beslagkosten worden begroot op:
- griffierecht beslagrekest
320,00
- salaris advocaat
1.929,00
(1,00 punt × € 1.929,00)
- explootkosten
420,15
Totaal
2.669,15
Voor het salaris advocaat is de rechtbank uitgegaan van het liquidatietarief dat hoort bij het toe te wijzen bedrag, in plaats van het gevorderde bedrag. De gevorderde wettelijke rente over de beslagkosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.37.
[gedaagden] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
2.306,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.477,97
Voor het salaris advocaat is de rechtbank uitgegaan van het liquidatietarief dat hoort bij het toe te wijzen bedrag, in plaats van het gevorderde bedrag. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 144.825,78, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- het bedrag van € 141.179,53 met ingang van 7 september 2023,
- het bedrag van € 988,27 met ingang van 1 september 2024,
telkens tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de beslagkosten, begroot op € 2.669,15, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover indien deze kosten niet binnen die veertien dagen worden betaald,
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 6.477,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
JO/PB