Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[bedrijf 1],
1.De procedure
2.De feiten
“de gehele woning”is vermeld dat deze niet geluidsarm is en onder het kopje
“1e etage”is vermeld dat de ouderslaapkamer onvoldoende geluidwerend is.
“WETTELIJK KADER”is vermeld dat het Bouwbesluit minimumeisen bevat waaraan een woning dient te voldoen en dat voor een woning, waarvan vooraf is gesteld dat deze aan nadere akoestische eisen dient te voldoen, deze minimumeisen niet toereikend zijn. Onder
“BESPREKING VAN DE RESULTATEN”is het volgende opgenomen:
“het punt voor wat betreft geluid”,waarvoor nog nader onderzoek plaatsvindt – kan verrichten en dat hij verwacht daarvoor twee tot drie dagen nodig te hebben.
“diverse bouwkundige punten waarover met de aannemer een geschil is ontstaan”. [naam 5] heeft daarover op 22 februari 2024 gerapporteerd (productie 8 van [eisers] ) en als volgt geconcludeerd:
“Geluidsarme woning”is verder het volgende opgenomen:
3.Het geschil
4.De beoordeling
“zeer laag”en op andere
“relatief zwak”, waarbij de isolatie de verder uit elkaar gelegen ruimten
“op niveau”is. Hoewel uit het rapport blijkt dat sprake is van een kwalitatief hoogwaardige contactgeluidisolatie, wordt daarover gerapporteerd dat de overgangen van de slaapkamers naar de woonkamer relatief het zwakst zijn, mogelijk als gevolg van verbindingen tussen de draagconstructie van de verdiepingsvloer naar de begane grond. Over de geluidswering van de gevels is verder opgenomen dat de woning weliswaar een betere geluidswering bezit dan strikt noodzakelijk op grond van het Bouwbesluit, maar dat sprake is van twee relatief zwakkere overgangen:
“de noordpui van kantoor oost”en
“in de noordgevel van slaapkamer west (…)”.[gedaagde sub 1] heeft het rapport van [bedrijf 2] niet onderbouwd betwist. Hij heeft ter zitting gesteld dat hij bij de bouw diverse maatregelen heeft genomen in verband met de geluidwering en dat hij de woning zelf als heel stil (en de slaapkamer als zeer stil) heeft ervaren. De subjectieve ervaring van [gedaagde sub 1] kan echter niet afdoen aan de objectieve meetgegevens in het rapport van [bedrijf 2] . Overigens heeft [gedaagde sub 1] , naar aanleiding van de vraag of je in een zeer stille slaapkamer regen mag horen vallen, gezegd dat hij niet precies weet waar een zeer stille slaapkamer aan moet voldoen en dat je altijd wel iets hoort door het materiaal dat voor de kozijnen is gekozen. Gelet op de gemaakte afspraken mocht [eisers] echter méér van de geluidwerendheid van de woning verwachten dan wat uit het rapport blijkt en mocht [eisers] ervan uitgaan dat in een zeer stille slaapkamer niet is te horen dat het regent.
“Het vervormen van de aluminium kozijnen ontstaat als gevolg van temperatuurverschil tussen het profiel aan de buitenzijde en dat aan de binnenzijde. (…)”.Onder
“Voorstel maatregel(en)”is onder andere opgenomen dat in overleg met de leverancier van de pui afgestemd moet worden in hoeverre het mogelijk is om de gevoeligheid van de pui aan te passen. In het door [gedaagden] overgelegde Plan van aanpak van [bedrijf 9] staat dat er geen aanleiding is voor zorgen over de bouwkundige basis. De conclusie van [bedrijf 9] in het Plan van aanpak luidt:
“Zoals genoemd onder bevindingen maakt de som van relatief kleine onvolkomenheden t.o.v. de kozijnen dat de hoeken er esthetisch niet fraai uitzien en zullen deze hersteld moeten worden conform aanbeveling. Ik heb gelukkig geen aanwijzingen kunnen zien dat er rond de genoemde pui constructieve problemen zijn.”Dat sprake is van een door [bedrijf 1] gemaakte (constructie)fout blijkt niet uit de overgelegde stukken. Wél gebleken is dat de pui gebreken vertoont, maar dat [bedrijf 9] die gebreken kennelijk bereid is die te herstellen in het kader van garantie. De rechtbank komt op grond daarvan tot het oordeel dat geen sprake is van een gebrek in de nakoming door [bedrijf 1] , althans dat sprake is van een gebrek dat [bedrijf 9] in het kader van garantie zal oplossen. De vordering van [eisers] op dit punt zal daarom worden afgewezen.
“Bevindingen”dat is vastgesteld dat op de wand aan de kantoorzijde enkele objecten zijn bevestigd die meetrillen en geluid veroorzaken bij het bekloppen van de wand aan de zijde van de gang en bij het openen en sluiten van de deur, en dat geen vervorming van de wand is vastgesteld. Onder
“Beoordeling”staat dat op basis van de uitgevoerde inspectie niet kon worden vastgesteld in hoeverre de wijze waarop de objecten aan de wand zijn bevestigd bijdraagt aan de klachten. Als oplossing is in het rapport voorgesteld de objecten die in trilling komen van de wand te verwijderen, te borgen of te isoleren tegen het in trilling komen.
“verwijderen kitwerk, stellen/aandraaien toiletten, afkitten toiletten”)en de daarin genoemde kosten (€ 682,50 exclusief btw). Het verweer dat de installateur de toiletten niet goed heeft bevestigd en dat hij daarvoor niet aansprakelijk is, kan [gedaagden] niet baten. Zoals [eisers] terecht heeft gesteld – en onderbouwd met facturen van F. Tol installatietechniek op naam van [bedrijf 1] (productie 25 van [eisers] ) – is de installateur aan te merken als een door [bedrijf 1] ingeschakelde hulppersoon, zodat [gedaagden] op grond van artikel 6:76 BW aansprakelijk is voor dat werk aansprakelijk is. De in verband met dit gebrek gevorderde schadevergoeding van € 682,50 exclusief btw is dan ook toewijsbaar.
5.De beslissing
- het bedrag van € 988,27 met ingang van 1 september 2024,
telkens tot de dag van volledige betaling,