ECLI:NL:RBGEL:2024:9044

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
442151
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over gebruik van de echtelijke woning na geweldsincident tussen echtgenoten

In deze zaak, die op 17 december 2024 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee echtgenoten, [eiseres in conv] en [gedaagde in conv], die in een conflict verwikkeld zijn geraakt na een geweldsincident. De partijen zijn in 1996 op huwelijkse voorwaarden getrouwd en hebben een woning die eigendom is van [gedaagde in conv]. Na een geweldsincident op 7 september 2024, waarbij [eiseres in conv] aangifte deed van mishandeling door [gedaagde in conv], heeft [gedaagde in conv] de sloten van de woning vervangen, waardoor [eiseres in conv] geen toegang meer heeft tot de woning. Op 3 december 2024 heeft [gedaagde in conv] een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding.

In het kort geding vordert [eiseres in conv] toegang tot de woning en de sleutels, terwijl [gedaagde in conv] in reconventie vordert dat hij alleen gerechtigd is de woning te bewonen en een straatverbod voor [eiseres in conv] te verkrijgen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de situatie tussen partijen zodanig is geëscaleerd dat gezamenlijk wonen niet meer mogelijk is. De vorderingen van [eiseres in conv] worden afgewezen, omdat de voorzieningenrechter van mening is dat het niet realistisch is dat [eiseres in conv] weer toegang tot de woning krijgt, gezien de omstandigheden en het ingediende echtscheidingsverzoek.

In reconventie wordt [gedaagde in conv] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering om de woning alleen te bewonen, omdat de bijzondere rechtsgang van de artikelen 821-826 Rv gevolgd moet worden in het kader van de echtscheidingsprocedure. Het gevorderde straatverbod wordt afgewezen, omdat er geen reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen door [eiseres in conv] is aangetoond. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/442151 / KG ZA 24-339
Vonnis in kort geding van 17 december 2024
in de zaak van
[eiseres in conv],
wonende in [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conv] ,
advocaat: mr. A.P. van Stralen te Utrecht,
tegen
[gedaagde in conv],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conv] ,
advocaat: mr. F.B. Flooren te Arnhem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de op 15 oktober 2024 betekende dagvaarding met productie 1;
- de op 10 december 2024 ingediende conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties 1 tot en met 7.

2.De feiten

2.1.
[eiseres in conv] en [gedaagde in conv] zijn op [datum] 1996 in [plaats] op huwelijkse voorwaarden met elkaar getrouwd.
2.2.
[gedaagde in conv] is eigenaar van de woning gelegen aan de [adres woning] (hierna: de woning) en woont aldaar. [eiseres in conv] woonde tot 8 september 2024 eveneens in de woning.
2.3.
Op 7 september 2024 heeft rondom de woning een geweldsincident plaatsgevonden. In het begin van die avond heeft [eiseres in conv] melding gemaakt bij de politie van mishandeling door [gedaagde in conv] jegens haar. De politie is toen bij de woning langs geweest. Nadat de politie was vertrokken, is [eiseres in conv] door de zoon van partijen naar haar familie in [plaats] gebracht. Later op de avond is een zwager van [eiseres in conv] vanuit [plaats] naar de woning gekomen en heeft daar [gedaagde in conv] meerdere malen met een honkbalknuppel geslagen. [gedaagde in conv] heeft door het slaan met de honkbalknuppel ernstig letsel opgelopen en heeft in de nacht van 7 op 8 oktober 2024 in het ziekenhuis moeten verblijven.
2.4.
[gedaagde in conv] heeft op 8 oktober 2024 de sloten van de woning laten vervangen, waardoor [eiseres in conv] vanaf toen feitelijk geen toegang meer had tot de woning. Sindsdien verblijft [eiseres in conv] bij familie en vrienden.
2.5.
Op 3 december 2024 heeft [gedaagde in conv] met een verzoekschrift de rechtbank Gelderland verzocht bij beschikking de echtscheiding tussen partijen uit te spreken.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiseres in conv] vordert, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde in conv] te veroordelen:
I. om [eiseres in conv] weder toe te laten tot de echtelijke woning;
II. aan [eiseres in conv] de sleutels af te geven die nodig zijn om zelfstandig de woning in te kunnen waaronder die van het hek, de voordeur en de deur van haar atelier;
III. een en ander op straffe van een dwangsom als [gedaagde in conv] de veroordelingen niet nakomt;
IV. in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde in conv] voert verweer. [gedaagde in conv] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres in conv] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres in conv] in de kosten van deze procedure.
In reconventie
3.3.
[gedaagde in conv] vordert, samengevat, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te bepalen dat [gedaagde in conv] bij uitsluiting van [eiseres in conv] gerechtigd is tot het bewonen van de woning aan de [adres woning] ;
II. aan [eiseres in conv] een algeheel straatverbod op te leggen, primair om in [plaats] te komen en subsidiair voor een straal van één kilometer rondom de woning;
III. althans dat de voorzieningenrechter een zodanige beslissing neemt als zij in goede justitie vermeent te behoren.
3.4.
[eiseres in conv] voert verweer. [eiseres in conv] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagde in conv] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van vorderingen en is door [eiseres in conv] voldoende gemotiveerd.
Toegang tot de woning
4.2.
[eiseres in conv] vordert dat zij feitelijk weer toegang tot de woning zal verkrijgen. De voorzieningenrechter constateert echter dat de situatie tussen partijen zodanig is geëscaleerd dat het gezamenlijk bewonen van dezelfde woning niet langer een reële mogelijkheid is. Er bestond al enige tijd frictie tussen partijen. Die frictie is uiteindelijk uitgemond in het geweldsincident van 7 oktober 2024. [gedaagde in conv] is daardoor erg angstig geworden voor [eiseres in conv] en haar familieleden, die zij als zij weer in de woning komt wonen, weer zou kunnen binnenlaten. Daarbij komt dat [gedaagde in conv] inmiddels een echtscheidingsverzoek heeft ingediend, wat betekent dat [eiseres in conv] in de voorzienbare toekomst de woning definitief zal moeten verlaten. Vooralsnog valt niet te verwachten dat [eiseres in conv] het uitsluitend gebruik van de woning toegewezen zal krijgen. Immers is [gedaagde in conv] eigenaar van de woning en heeft hij aldaar zijn bedrijvigheid. Naast dat [gedaagde in conv] voor de schapen van een naburige boer zorgt, voert hij ook andere werkzaamheden uit op en rondom de woning. [eiseres in conv] heeft ook niet aangevoerd dat zij het uitsluitend gebruik van de woning zal verzoeken of verwacht toegewezen te krijgen. Het is haar enkel te doen om de gezamenlijke bewoning. Dat is als gezegd echter geen reële mogelijkheid meer. Het enkele feit dat [eiseres in conv] eerder naaiwerkzaamheden vanuit de woning verrichtte voor klanten, maakt die beoordeling niet anders. De vorderingen van [eiseres in conv] om toegang te krijgen tot de woning zullen dus worden afgewezen.
In reconventie
4.3.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van vorderingen en is door [gedaagde in conv] voldoende gemotiveerd.
De woning
4.4.
[gedaagde in conv] heeft onder I gevorderd dat de voorzieningenrechter zal bepalen dat [gedaagde in conv] met uitsluiting van [eiseres in conv] gerechtigd is de woning te bewonen. De voorzieningenrechter stelt voorop dat zij ambtshalve dient te beoordelen of zij bevoegd is om op grond van artikel 254 Rv te oordelen over de aan haar voorgelegde vorderingen. Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter beide partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze te geven over de ontvankelijkheid van [gedaagde in conv] ten aanzien van vordering I, tegen de achtergrond van het gegeven dat de artikelen 821 tot 826 Rv een bijzondere rechtsgang bieden voor voorlopige voorzieningen voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Partijen hebben daarop geantwoord niet zeker te weten of [gedaagde in conv] ontvangen kan worden in deze vordering, maar het wel zo praktisch te vinden om daarover in dit kort geding te beslissen.
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat partijen sinds 3 december 2024 zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Voor de duur van de echtscheidingsprocedure bevatten de artikelen 821 tot 826 Rv een bijzondere rechtsgang voor te treffen voorlopige voorzieningen. Artikel 822 lid 1 Rv geeft een opsomming van voorlopige voorzieningen die getroffen kunnen worden, waaronder het bepalen dat een van de echtgenoten bij uitsluiting gerechtigd is de echtelijke woning te gebruiken (onder a). De wetgever heeft met voornoemde regeling beoogd een uitputtende en snelle regeling te treffen voor voorlopige voorzieningen die kenmerkend zijn voor een echtscheidingsprocedure en heeft ervoor gekozen gewone rechtsmiddelen tegen een op grond van artikel 822 Rv gegeven beschikking uit te sluiten. Ook is onder bepaalde omstandigheden wijziging of intrekking van een dergelijke beschikking mogelijk (artikel 824 Rv). Daarnaast heeft de wetgever bijzondere regels getroffen voor het tijdstip waarop de voorlopige voorzieningen in de echtscheidingsprocedure hun kracht verliezen om zoveel mogelijk aansluiting te bewerkstelligen tussen de voorlopige en definitieve voorziening.
Hiervan uitgaande dient voor het verkrijgen van een voorlopige voorziening in een echtscheidingsprocedure naar het oordeel van de voorzieningenrechter in beginsel de bijzondere rechtsgang van de artikelen 821-826 Rv te worden gevolgd. Dat betreft immers een speciale met voldoende waarborgen omklede rechtsgang open, die recht doet aan spoedeisende situaties in echtscheidingsprocedures. [1]
4.6.
Uit hetgeen onder 4.5. is overwogen volgt dat [gedaagde in conv] niet-ontvankelijk is in zijn vordering onder I. Het feit dat de conventionele vordering in dit kort geding al was ingediend vóór het echtscheidingsverzoek maakt dit niet anders. [gedaagde in conv] zal daarom in zijn vordering onder I niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het straatverbod
4.7.
[gedaagde in conv] heeft onder II gevorderd dat de voorzieningenrechter [eiseres in conv] een algeheel straatverbod zal opleggen om in [plaats] , dan wel binnen één kilometer rondom de woning, te komen. Een straatverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te verplaatsen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die een dergelijke inbreuk kunnen rechtvaardigen. Aannemelijk moet zijn dat er een reële dreiging van toekomstig onrechtmatig handelen door [eiseres in conv] bestaat en dat het gevorderde verbod noodzakelijk is ter afwending van die dreiging.
4.8.
Ter gelegenheid van de zitting heeft [gedaagde in conv] desgevraagd verklaard dat hij een straatverbod vordert in verband met het geweldsincident van 7 oktober 2024 waarbij een familielid van [eiseres in conv] hem heeft mishandeld. Daarbij richt zijn vrees zich er niet zozeer op dat [eiseres in conv] zelf hem in de toekomst zal mishandelen, maar is hij bang dat de familieleden van [eiseres in conv] hem wederom zullen mishandelen. De voorzieningenrechter overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres in conv] niet degene was die [gedaagde in conv] heeft mishandeld op 7 oktober 2024. Omdat [gedaagde in conv] ook niet stelt dat er dreiging bestaat dat zij dit in de toekomst wel zal doen, kan geen straatverbod worden opgelegd. [gedaagde in conv] heeft nog gesteld dat [eiseres in conv] een familielid op hem heeft afgestuurd om [gedaagde in conv] te mishandelen. Zelfs als de voorzieningenrechter dit door [eiseres in conv] betwiste feit zou aannemen, kan een straatverbod niet bijdragen aan de afwending van deze dreiging. Gelet op het voorgaande zal het gevorderde straatverbod worden afgewezen.
Een andere beslissing
4.9.
[gedaagde in conv] heeft onder III nog gevorderd dat de voorzieningenrechter een zodanige beslissing zal nemen die zij in goede justitie vermeent te behoren. Deze vordering is onvoldoende bepaald en kan dus niet tot toewijzing van enige voorziening leiden. Om die reden wordt de vordering afgewezen.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
4.10.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
In reconventie
5.2.
verklaart [gedaagde in conv] niet-ontvankelijk in zijn vordering onder I,
5.3.
wijst de overige vorderingen van [gedaagde in conv] af,
In conventie en in reconventie
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024.

Voetnoten

1.Zie ook Hof Den Haag 11 juni 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1871.