Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[derde-partij 1] en [derde-partij 2]uit [plaats]
Inleiding
Waar gaat deze zaak over?
Beoordeling door de rechtbank
Nu in artikel 5:34 van de Awb een specifieke regeling is opgenomen voor het opheffen van een last onder dwangsom op verzoek, is de rechtbank van oordeel dat het college niet bevoegd was om de last onder dwangsom in te trekken op grond van de algemene bevoegdheid tot het opleggen van een dwangsom op grond van artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:32 van de Awb. Ook om deze reden is het beroep is gegrond. Het college moet naar de maatstaven van artikel 5:34 van de Awb beoordelen of er reden is om de last onder dwangsom op te heffen, of de looptijd ervan tijdelijk op te schorten. Hierbij zal het college in ieder geval de volgende zaken moeten betrekken. Naast de medische situatie van mevrouw, kan niet voorbij worden gegaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving. De ernst van de overtreding zal het college daarin mee moeten wegen. Hierbij kan er niet aan worden voorbijgegaan dat het ten onrechte bewonen van een bedrijfswoning in het algemeen als een zware overtreding wordt gekwalificeerd, waarvoor het college eerder ook een (inmiddels onherroepelijke) last onder dwangsom heeft opgelegd. Verder moeten de belangen van eisers en derden door het college kenbaar worden meegewogen.
Eisers dienen zich te bedenken dat ook al zou de last onder dwangsom gehandhaafd blijven, dit niet leidt tot het door hen gewenste resultaat. Immers hiertoe zal derde-partij de woning in eigendom moeten overdragen en leveren. Derde-partij is hiertoe niet bereid en houdt vast aan het blijven wonen in de bedrijfswoning terwijl in rechte vast staat dat dit niet is toegestaan. Alleen onderlinge afspraken waarbij bedrijf en bedrijfswoning weer samengevoegd worden, kunnen het geschil oplossen. De rechtbank wijst partijen met klem op de mogelijkheid om nogmaals mediation te beproeven.