ECLI:NL:RBGEL:2024:8718

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
435419
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en verjaring in civiele aansprakelijkheidszaak

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, staat de vraag centraal of de gedaagde partij onrechtmatige uitingen heeft gedaan jegens de eiser, die als gevolg daarvan schade heeft geleden. De eiser, een voormalig zanger, stelt dat de gedaagde, de moeder van zijn kind, hem heeft belasterd en bedreigd via sociale media, wat heeft geleid tot schade aan zijn carrière en psychische schade. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtsvordering van de eiser tot schadevergoeding is verjaard, omdat de eiser al in 2016 op de hoogte was van de schade die hij had geleden door de uitlatingen van de gedaagde. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiser af, omdat deze niet tijdig zijn ingediend. De gedaagde heeft verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van een onrechtmatige daad. De rechtbank concludeert dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld en dat de vordering is verjaard. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 11 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/435419 / HA ZA 24-228
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. C.J.M. van Gruijthuijsen-van Gent.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 24 juli 2024 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024 en de daarin genoemde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] onrechtmatige uitingen heeft gedaan jegens [eiser] en daarom aansprakelijk is voor de als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat. De rechtbank oordeelt dat de rechtsvordering tot betaling van schadevergoeding van [eiser] is verjaard, zodat hij geen belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af.

3.Wat is er gebeurd?

3.1.
[eiser] heeft in het verleden geld verdiend als zanger. Hij heeft platen uitgebracht en concerten gegeven in Nederland en Turkije.
3.2.
[gedaagde] heeft een minderjarige dochter (hierna: [naam 1] ). In 2016 heeft de rechtbank Gelderland naar aanleiding van een daartoe ingediend verzoek van [gedaagde] , vastgesteld dat [eiser] de vader is van [naam 1] .
3.3.
[gedaagde] en [eiser] hebben vervolgens diverse procedures gevoerd over een eventuele bijdrage van [eiser] in de kosten van [naam 1] . In 2017 heeft de rechtbank Gelderland bepaald dat [eiser] maandelijks kinderalimentatie aan [gedaagde] is verschuldigd.
3.4.
In 2016 en 2017 hebben [eiser] en zijn familieleden meerdere keren aangifte gedaan tegen [gedaagde] van onder meer stalking, bedreiging, belediging en chantage/afpersing .
3.5.
[gedaagde] heeft op Facebook foto’s geplaatst van de aangiftes die [eiser] tegen haar heeft gedaan. Daarbij zijn de volgende berichten verschenen over [eiser] :

[gedaagde] : alsof het al niet erg zat is dat [eiser] de vader van mijn dochtertje een pathologische leugenaar is die zegt dat ik een escort ben/ alcoholverslaafde / drugsverslaafde/ hem chanteerde/ waanideeën heeft en zijn kind niet wilt, moet hij ook nog eens met zijn moeder zussen oom en vader valse aangiftes tegen mij (dus de moeder van zijn eigen kind) doen... tegen alle aangiftes ben ik uiteraard vrijgesproken. Hoe zielig ben je dan? Hope he will drop death soon [emoticons] so we can both say: R.I.P. !!!
[naam 2] : Waar haalt ie de energie vandaan zeg pfff
[naam 3] : zo druk heeft die het niet met zijn carrière
[gedaagde] : nee want die heb ik uhuhm helemaal kapot gemaakt, hij durfde niet meer te zingen omdat ik hem door het hoofd zou schieten [emoticons]
[naam 4] : Hahahah nee meen je niet wat een debiel [emoticons].
3.6.
Ook heeft [gedaagde] op Facebook een foto geplaatst met daarop een (onherkenbare) vrouw met een vuurwapen in haar hand en een man met een horloge om zijn pols. In het dossier bevindt zich ook een screenshot van een plaatje met daarop de tekst: “
deel dit als iemand nog in leven is omdat jij geen huurmoordenaar kan betalen”. Dit plaatje is op Facebook geplaatst door een gebruiker genaamd [naam 1] .
3.7.
Verder heeft [eiser] op Facebook de volgende berichten ontvangen:
[naam 5] : “
Stoer hoor hoe je tegen vrouwen praat respect loze stink turk laffe hond niet eens je dochter herkennen vies vuil mannetje en dan die moexer bedreigen grote jongen.
Haha.
Loser(…)
of geef je adress kijke hoe stoeer je bent(…)
ik tril al byna van angst
zalmorgenis kijke wie er op dit adres woont in [woonplaats]
kijke of je familie daar blij van word
ik je moeder mee neem
je woont ni in rotterdam menneke
je woont in [woonplaats](…)
geef jou adres maar kijk of we dan nog laxhe(…)
pak ik [naam 6] en [naam 7]
weetadres al
[adres](…)”
[naam 8] : “
Luister nageboorte van een hoerenzoon jij gaat helemaal kapot wij zorgen er voor dat je geen rooie cent meer overhoud dat beloof ik jou aangifte doen werkt niet meer het is immers niet strafbaar te vertellen wie de vader van het kind is en dat hoeft [gedaagde] zelf niet te doen vrienden genoeg
[naam 9] : “
2500 euro schat daarna 280 per maand zingen gaat je niet zo goed af je kan nog altijd vuilnisman worden vieze turk
PAYDAY IS VOORBIJ SCHAT je weet toch wel als je niet betaald dat er boete bijkomt
[emoticon] doe maar snel overmaken.(…)
groeten [gedaagde] en [naam 1]
3.8.
In het dossier bevindt zich een e-mail aan [eiser] met als onderwerp “
Je gaat eraan wacht maar kanker turk”. Hierin staat onder meer het volgende:

OW ga maar naar politie vieze goorlap stinkturk(…)
als ik [gedaagde] ben jij gaat zien en voelen ik ga jouw door je hoofd schieten [emoticons] Jullie hebben wel geluk gehad die dag dat jullie niet thuis waren [naam 6] en [naam 7] heeft geluk gehad hahahah maar ik ga je pakken en schiet je zelf maar neer weer een Turk minder(…)
ik ga je laten zien wie ik ben. Boem boem bang bang.”
3.9.
In 2020 heeft de rechtbank Gelderland het verzoek van [eiser] om de door hem te betalen kinderalimentatie vast te stellen op nihil, afgewezen. Deze beschikking is in hoger beroep bekrachtigd.
3.10.
Het LBIO heeft op verzoek van [gedaagde] de invordering van de kinderalimentatie op zich genomen. Op 25 mei 2023 heeft het LBIO [eiser] gesommeerd om binnen twee dagen een bedrag van € 23.401,45 aan achterstallige kinderalimentatie te betalen, met de aanzegging dat indien de vordering niet wordt voldaan, lijfsdwang zal worden toegepast. [eiser] heeft hieraan geen gehoor gegeven.
3.11.
In oktober 2023 is de deurwaarder overgegaan tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang en is [eiser] in gijzeling genomen. Bij vonnis van 13 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant [eiser] uit de gijzeling ontslagen.
3.12.
Bij brief van 6 februari 2024 heeft (de advocaat van) [eiser] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van de hiervoor geciteerde uitingen (sub 3.5 tot en met 3.8).

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem en aansprakelijk is voor de als gevolg hiervan door [eiser] geleden schade, nader op te maken bij staat, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten.
4.2.
[eiser] stelt daartoe dat [gedaagde] lasterlijke, smadelijke, bedreigende en in ieder geval onrechtmatige uitlatingen over hem heeft gedaan. Volgens [eiser] durfde hij door deze uitlatingen niet meer op te treden en werden boekingen voor optredens afgezegd en zijn platencontract is beëindigd, waardoor zijn zangcarrière is geëindigd. Daarnaast heeft hij psychische schade geleden. [gedaagde] moet deze materiële en immateriële schade vergoeden, aldus [eiser] .
4.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Zij stelt zich primair op het standpunt dat de vordering van [eiser] is verjaard. Subsidiair betwist [gedaagde] dat sprake is van een onrechtmatige daad, schade en causaal verband. Ook doet [gedaagde] een beroep op eigen schuld. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

De vordering van [eiser] is verjaard
5.1.
[gedaagde] voert als meest verstrekkende verweer aan dat de rechtsvordering tot betaling van schadevergoeding van [eiser] is verjaard op grond van artikel 3:310 lid 1 BW. Dit artikellid bepaalt kort gezegd dat een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart door het verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met de schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden. [gedaagde] stelt dat de termijn van vijf jaren al was verstreken toen [eiser] haar op 6 februari 2024 een aansprakelijkstelling stuurde en op 24 april 2024 de onderhavige procedure tegen haar aanhangig maakte: de beweerde onrechtmatige uitlatingen van [gedaagde] zouden hebben plaatsgevonden in de periode van 2015 tot en met 2017, in elk geval meer dan vijf jaren vóór 6 februari 2024. Dit betekent dat de vordering van [eiser] tot betaling van schadevergoeding is verjaard, aldus [gedaagde] .
5.2.
[eiser] heeft ter zitting bevestigd dat de onder sub 3.5 tot en met 3.8 geciteerde berichten zijn verstuurd in 2016 en 2017. [eiser] stelt zich echter op het standpunt dat de verjaringstermijn op zijn vroegst is aangevangen in 2023, omdat toen pas duidelijk werd dat hij materiële en immateriële schade heeft geleden door het handelen van [gedaagde] . [eiser] verwijst ter onderbouwing van dit standpunt naar de brieven van [naam 10] (psychiater bij GGNet), de brief van [naam 11] (maatschappelijk werker bij Stimenz) en de uitdraai van de medische gegevens van de Penitentiaire inrichting Grave. [eiser] verwijst ook naar het vonnis in kort geding van 13 november 2023, waarin de voorzieningenrechter het aannemelijk heeft geacht dat “
de hele situatie weerslag heeft gehad op zijn functioneren als professioneel zanger en dat hij mede daardoor in de afgelopen jaren onvoldoende inkomen heeft kunnen genereren”. Verder heeft [eiser] aangevoerd dat [gedaagde] in 2022 en 2023 ook onrechtmatige uitingen heeft gedaan, zodat van verjaring geen sprake kan zijn.
5.3.
De rechtbank stelt het volgende voorop. Naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad moet de eis dat de benadeelde bekend is geworden met zowel de schade als de daarvoor aansprakelijke persoon ex artikel 3:310 BW zo worden opgevat dat het hier gaat om een daadwerkelijke bekendheid, zodat het enkele vermoeden van het bestaan van schade niet volstaat. Deze verjaringstermijn begint te lopen op de dag na die waarop de benadeelde daadwerkelijk in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden schade in te stellen. Daarvan zal sprake zijn als de benadeelde voldoende zekerheid – die niet een absolute zekerheid behoeft te zijn – heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon. Het antwoord op de vraag op welk tijdstip de verjaringstermijn is gaan lopen, is afhankelijk van alle ter zake dienende omstandigheden. Wanneer een bepaalde schadeveroorzakende gebeurtenis al schade heeft veroorzaakt, treft de verjaringstermijn die voor die schade gaat lopen ook de schade waarvan de benadeelde redelijkerwijs kon verwachten dat hij die zou gaan lijden. [1]
5.4.
Naar het oordeel van de rechtbank was [eiser] al in 2016 in staat om een rechtsvordering tot vergoeding van de door hem geleden materiële schade tegen [gedaagde] in te stellen. [eiser] heeft ter zitting immers verklaard dat zijn carrière goed liep tot en met 2015 en dat dit in 2015 veranderde door toedoen van [gedaagde] . Naar eigen zeggen van [eiser] werden zijn optredens in de jaren 2015, 2016 en 2017 afgelast en is ook het contract met zijn platenmaatschappij in 2016 beëindigd. Volgens [eiser] heeft hij sindsdien geen inkomen als zanger meer. Daarmee staat voor de rechtbank voldoende vast dat [eiser] al in 2016 wist van de materiële schade waarvan hij in deze procedure vergoeding vordert.
5.5.
Dit wordt ondersteund door de aangiftes die [eiser] in 2016 bij de politie heeft gedaan tegen [gedaagde] . Zo staat in het proces-verbaal van aangifte van 26 januari 2016 het volgende: “
In augustus-/september 2015 worden naast berichten op facebook, telefoontjes aan mij bekende personen, sms-berichten, ouders, media (magazins), fans, familie en tv ook benaderd door [gedaagde] . Mijn manager en mijn platenmaatschappij gaan steeds meer afvragen wat ik heb gedaan en wat er met deze [gedaagde] aan de hand is.(…)
Hun verkoop gaat achteruit omdat er over mij allerlei roddels worden verspreid door [gedaagde]. (…)
Ondertussen heeft [gedaagde] , ook onder diverse fake namen, mijn naam en mijn positie te grabbel gegooid.(…)
Ook via deze fakenamen heeft zij mij zwart gemaakt binnen mijn hele leefomgeving. Mijn concerten worden afgelast door deze verhalen. Mijn album, die in januari 2016 uit zou komen, is uitgesteld. Promotiegesprekken op tv- en radio worden geannuleerd wegens de verhalen die over mij verspreid worden.
De gevolgen van het gedrag van [gedaagde] zijn veelomvattend. Het beheerst mijn leven, mijn relatie, mijn familie. Ik kan niet meer op een normale manier functioneren. Ik voel mij niet meer veilig en ik heb het gevolg dat ik steeds over mijn schouder moet kijken.”.
5.6.
De rechtbank wijst verder op het proces-verbaal van aangifte van 25 februari 2016, waarin staat vermeld: “
[gedaagde] heeft tot eergister, 23 februari 2016, vele malen mijn moeder gebeld en in deze gesprekken zegt ze dat wij dood gaan. Ik zou tot 26 maart 2016 leven. Dan is mijn concert en dan zou ik een kogel door mijn hoofd krijgen.
Ik voel mij niet veilig door deze bedreiging. Ik heb slapeloze nachten. Ik heb al twee concerten af moeten zeggen. Dit concert op 26e maart kan ik niet afzeggen. Dit zou mij heel veel geld kosten.”
5.7.
Ook uit deze aangiftes volgt dat [eiser] al in 2016 wist van de materiële schade waarvan hij vergoeding vordert.
5.8.
Voor wat betreft de door [eiser] gestelde immateriële schade is van belang dat [eiser] volgens zijn eigen verklaring ter zitting “in 2016-2017 gek werd” door de door [gedaagde] verzonden berichten. Dat betekent dat de uitlatingen van [gedaagde] al in 2016-2017 (enige) immateriële schade zouden hebben veroorzaakt. Dit blijkt ook uit de hiervoor geciteerde processen-verbaal van aangifte. Daarin maakt [eiser] immers al melding van aantasting van zijn goede naam, relatieproblemen, slapeloze nachten en een onveilig gevoel. [eiser] was dus op zichzelf genomen al in 2016-2017 in staat een vordering tot vergoeding van de door hem geleden schade tegen [gedaagde] in te stellen. Dat er bij [eiser] toen nog geen diagnose was gesteld, staat niet in de weg aan een start van een verjaringstermijn. Het is immers voor de aanvang van de verjaringstermijn niet vereist dat de benadeelde bekend is met de
medische beoordelingvan het psychische leed dat hij heeft ondervonden. Beslissend is dat de berichten van [gedaagde] al in 2016-2017 enig leed hebben veroorzaakt bij [eiser] .
5.9.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] al in 2016-2017 daadwerkelijk in staat was een vordering tot vergoeding van de door hem geleden materiële en immateriële schade in te stellen tegen [gedaagde] , zodat de verjaringstermijn uit artikel 3:310 lid 1 BW toen is gaan lopen. Tussen 2017 en de aansprakelijkstelling van 6 februari 2024 zijn meer dan vijf jaren verstreken. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] de verjaring tussentijds heeft gestuit. Dit betekent dat de rechtsvordering tot betaling van schadevergoeding van [eiser] is verjaard.
5.10.
De tegenwerping van [eiser] dat er in 2022 en 2023 ook onrechtmatige uitingen zijn gedaan, leidt niet tot een ander oordeel. [eiser] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling naar producties 2 en 5 bij dagvaarding. Productie 2 bevat berichten van [naam 12] en ‘Zeus_dekneus’ aan de zwager en zus van [eiser] die zijn verstuurd rondom de gijzeling van [eiser] in 2023. Productie 5 bevat, voor zover hier van belang, een e-mailbericht van [gedaagde] aan [eiser] van 7 maart 2022. De schade die [eiser] in deze procedure vordert is terug te voeren op uitlatingen uit 2015 tot en met 2017, waardoor de carrière van [eiser] in die bewuste periode is verwoest en [eiser] psychisch letsel heeft geleden. Voor zover dat anders mocht zijn, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd dat hij schade heeft geleden doordat [gedaagde] na de desbetreffende periode uitlatingen is blijven doen. Voorts levert niet iedere uitlating zonder meer een zelfstandige onrechtmatige daad op. [eiser] heeft dit onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd.
5.11.
Tot slot leidt ook de verwijzing naar het vonnis in kort geding van 13 november 2023 niet tot een ander oordeel. De rechtbank is in deze procedure niet gebonden aan deze beoordeling van de voorzieningenrechter in een procedure tussen [eiser] en LBIO. Een procedure waarbij [gedaagde] geen partij was en zodoende ook geen verweer heeft kunnen voeren.
[eiser] heeft geen kenbaar belang bij de gevorderde verklaring voor recht
5.12.
Degene die een verklaring voor recht vordert, moet aantonen dat hij daarbij voldoende belang heeft (artikel 3:303 BW). Dit belang moet hierin zijn gelegen dat de gevorderde verklaring voor recht de wederpartij bindt en degene die erom vraagt, baat brengt.
5.13.
Nu de rechtsvordering tot betaling van schadevergoeding van [eiser] is verjaard, zal de gevorderde verklaring voor recht (dat [gedaagde] zich onrechtmatig heeft gedragen en dat zij aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade nader op te maken bij staat) worden afgewezen wegens gebrek aan belang (artikel 3:303 BW). Zonder rechtsvordering tot betaling van schadevergoeding heeft [eiser] immers geen kenbaar belang bij toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht.
Slotsom
5.14.
De vordering van [eiser] zal worden afgewezen. [gedaagde] vraagt in haar conclusie van antwoord om compensatie van de kosten van de procedure. Gelet hierop en op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd ex artikel 237 lid 1 Rv, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. Leen en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Voetnoten

1.HR 14 november 2014 (ECLI:NL:HR:2014:3240), met verwijzing naar 9 oktober 2009 (ECLI:NL:HR:2009:BJ4850), HR 10 september 2010 (