ECLI:NL:RBGEL:2024:8651

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/4947 en AWB 24/7200
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over omgevingsvergunning voor appartementencomplex in Tiel

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van eiseres, die bezwaar maakt tegen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen van een appartementencomplex met 18 appartementen aan de [adres] te [plaats]. De vergunninghouder heeft op 1 december 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel is verleend. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft op 31 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van eiseres, het college en de vergunninghouder aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, waardoor de oude regelgeving van toepassing blijft. De voorzieningenrechter concludeert dat het college bij de beslissing om de omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte heeft en dat de belangen van eiseres zijn afgewogen tegen de belangen van de vergunninghouder.

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af en verklaart het beroep ongegrond. De voorzieningenrechter stelt vast dat de overschrijding van de toegestane bouwhoogte met 3,78 meter en het bebouwingspercentage niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de omgeving. De voorzieningenrechter concludeert dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de afwijking van het bestemmingsplan ruimtelijk passend is en dat er geen reden is om aan te nemen dat de vergunning niet verleend had kunnen worden.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 24/4947 en ARN 24/7200

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaken tussen

[verzoeker] , uit [plaatst] , eiseres

(gemachtigden: [gemachtigde] en [gemachtigde] ),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tiel

(gemachtigden: E. Nugteren en ing. E.R. Visser).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [naam 1] uit [plaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. J. van der Holst).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning voor het realiseren van een gebouw met 18 appartementen aan de [adres] te [plaatst] ( [naam 2] ). Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiseres daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
1.1.
Het college heeft met het besluit van 1 december 2023 de omgevingsvergunning verleend. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 11 juni 2024 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres, de gemachtigden van het college en de gemachtigde van de vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit

2. Vergunninghouder heeft op 30 augustus 2023 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een bouwwerk en het afwijken van het bestemmingsplan. [naam 2] bestaat uit 18 appartementen met een parkeerbak waar ruimte is voor 35 parkeerplaatsen. Het bouwwerk krijgt een totale hoogte van 23,78 meter. Hierna zijn de besluiten genomen zoals genoemd in de inleiding.
2.1.
De woningen van eiseres bevinden zich (ongeveer) 25 tot 50 meter ten noordoosten, aan de overzijde van de [adres] , van de locatie van [naam 2] . Het gebouw van eiseres omvat 5 stadswoningen en 21 appartementen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Welke wet- en regelgeving is van toepassing?
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
4.1.
De aanvraag voor een omgevingsvergunning is ingediend op 30 augustus 2023. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
5. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten het bouwen van een bouwwerk en het afwijken van het bestemmingsplan. [1]
5.1.
Het college weigert een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, als (voor zover relevant):
niet wordt voldaan aan de regels van het Bouwbesluit 2012;
niet wordt voldaan aan de regels van de bouwverordening;
de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, tenzij er een omgevingsvergunning is verleend tot afwijken van het bestemmingsplan;
het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk in strijd is met de redelijke eisen van welstand. [2]
5.2.
Bij een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend als deze activiteit niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en:
met toepassing van de in het bestemmingsplan opgenomen regels inzake afwijking, of;
in het Besluit Omgevingsrecht (Bor) [3] aangewezen gevallen, of;
in overige gevallen, als de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. [4]
5.3.
Ten tijde van de aanvraag en de omgevingsvergunning was op de beoogde locatie van [naam 2] het Bestemmingsplan binnenstad van toepassing. Dit bestemmingsplan staat op de beoogde locatie een maximum bouwhoogte toe van 20 meter en een maximum bebouwingspercentage van 50%.
5.4.
Vanwege de overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met 3,78 meter, overschrijding van het bouwvlak aan de zuid- en oostzijde en overschrijding van het bebouwingspercentage is sprake van strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft besloten dat op grond van de onder overweging 5.2 onder b genoemde regelgeving kan worden afgeweken van het geldende bestemmingsplan.
Kon het college redelijkerwijs een vergunning verlenen voor de afwijking van het bestemmingsplan?
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het uitgangspunt is dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en dat het college de betrokken belangen moet afwegen. De voorzieningenrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De voorzieningenrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Kan het college [naam 2] toestaan op de beoogde locatie?
7. [naam 2] heeft een bouwhoogte van 23,78 meter en een bebouwingspercentage van 100%, wat betekent dat de toegestane bouwhoogte overschreden wordt met 3,78 meter en het bebouwingspercentage met 50%. Ook overschrijdt [naam 2] het bouwvlak aan de zuid- en oostzijde.
7.1.
Eiseres is het niet eens met de locatie waar het bouwwerk wordt geplaatst. Bij een presentatie in april 2023 werd aangegeven dat [naam 2] verder van het gebouw van eiseres zou komen. Later in december 2023 bleek dat [naam 2] op de kortst mogelijke afstand wordt geplaatst. Verder is eiseres niet in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen over de wijziging van de locatie van [naam 2] gelet op de verschillende locaties aangegeven in april en december 2023. Ook heeft het college niet gereageerd op de herhaalde verzoeken van eiseres om het gebouw verder naar het westen te verplaatsen. Eiseres heeft er ook op gewezen dat de plannen in strijd zijn met de structuurvisie uit 2017.
7.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de locatie van [naam 2] overeenkomt met het bouwvlak met de bestemming ‘Wonen’ dat is opgenomen in het in 2008 vastgestelde bestemmingsplan Binnenstad. Dat [naam 2] in een foto-impressie van april 2023 verder van het gebouw van eiseres zou zijn gepositioneerd, doet er niet aan af dat het bouwvlak ook toen al op de huidige locatie lag. Er is ook nooit een aanvraag ingediend om [naam 2] op een andere locatie te bouwen.
7.3.
Voor zover eiser betoogt dat zij een zienswijze had moeten kunnen indienen naar aanleiding van de aanvraag volgt de voorzieningenrechter dat niet. Het betreft hier een normale procedure waarin bezwaar gemaakt kan worden tegen het verlenen van een vergunning.
7.4.
Met betrekking tot de wens van eiseres dat [naam 2] op die andere locatie, verder van haar gebouw, wordt gebouwd, heeft het college tijdens de zitting terecht opgemerkt dat de aanvraag bepalend is. Uit vaste rechtspraak volgt dat, als die aanvraag op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven slechts tot het onthouden van medewerking kan nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door de verwezenlijking van die alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. [5] Vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat de vergunning is aangevraagd voor de desbetreffende locatie, omdat daar het bouwvlak is opgenomen in het bestemmingsplan. Een dergelijk bouwvlak ten behoeve van wonen is er niet op de door eisers voorgestelde plek. Om [naam 2] op die alternatieve locatie mogelijk te maken zou dus een veel ingrijpendere afwijking van het bestemmingsplan nodig zijn en een veel uitgebreidere procedure. Hiermee is voldoende onderbouwd dat geen sprake is van een alternatieve locatie waar met minder bezwaren kan worden gebouwd.
7.5.
Met betrekking tot de verwijzing naar de structuurvisie merkt de voorzieningenrechter op dat de structuurvisie een beleidskader geeft, waarbinnen het college ruimtelijke ontwikkelingen moet beoordelen. Een structuurvisie geeft sturing en richting, maar bevat geen harde voorwaarden zoals de regels van een bestemmingsplan dat wel zijn. Het college heeft tijdens de zitting toegelicht dat de structuurvisie uit 2017 inmiddels achterhaald is en daarom is verlaten. Dat heeft eiseres niet gemotiveerd betwist. Daarbij staat in de structuurvisie op de locatie van [naam 2] nog cultuur/horeca aangegeven, terwijl in het bestemmingsplan een woonbestemming is toebedeeld aan die locatie. Zoals hiervoor uiteengezet bevat het bestemmingsplan de juridische regels waaraan de voorzieningenrechter moet toetsen en de structuurvisie niet. De voorzieningenrechter ziet, gelet hierop en op de motivering van het college, geen reden om aan te nemen dat op grond van de structuurvisie geen vergunning verleend had kunnen worden voor [naam 2] .
Heeft het college redelijkerwijs mogen stellen dat de overschrijding van het bestemmingsplan niet leidt tot onaanvaardbare nadelige gevolgen?
8. Het college heeft in het bestreden besluit gesteld dat de overschrijding van 3,78 meter van de toegestane hoogte gering is en geen grote impact op de omgeving heeft. Dit volgt uit de bezonnings- en uitzichtstudie. [6] In samenhang met het gegeven dat het gebouw van eiseres op 25 tot 50 meter afstand gelegen is, is er geen reden om aan te nemen dat er sprake is van onaanvaardbare aantasting van privacy of zonlichtderving. Volgens het stedenbouwkundige advies zijn de afwijkingen ruimtelijk aanvaardbaar. Er is voldoende lucht en ruimte rondom het gebouw aanwezig. Verder past de opzet bij de gewenste inrichting van de openbare ruimte en de beoogde functie van de [naam 3] . [naam 2] zal de schakel vormen tussen de [naam 3] , de oude binnenstad en de wijk [plaatst] Oost.
8.1.
Eiseres stelt dat bij de bezonningsstudie is uitgegaan van de volgens het bestemmingsplan toegestane bouwhoogte van 20 meter en een maximaal bebouwingspercentage van 50%. Dit komt niet overeen met de werkelijke dimensies van [naam 2] . Daarnaast wordt [naam 2] vijf meter boven het maaiveld gerealiseerd en niet op gelijke hoogte met eiseres. Dit maakt de bezonningstudie ondeugdelijk. Eiseres vreest dat het gevoel van vrijheid wordt ontnomen, doordat er vanuit [naam 2] vrij zicht is op de balkons en ramen van de woningen van eiseres. Volgens eiseres blijkt uit niets dat er onderzoek is gedaan naar hinder en/of verlies van privacy. Eiseres is van mening dat de drie woontorens aan de [adres] , waaronder die van haar, interessanter zijn dan [naam 2] . [naam 2] vormt geen verfraaiing van de huidige situatie. De huidige situatie vormt een fraai, uniform geheel bij de entree van het centrumgebied van [plaatst] .
8.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college moet beoordelen of het wil meewerken aan het afwijken van het bestemmingsplan. Dat betekent dat bij de afweging van belangen moet worden meegewogen wat voor bouwplan kan worden gerealiseerd zonder van het bestemmingsplan af te wijken en wat in dat geval de negatieve gevolgen zouden zijn. Dit betekent dat het college in dit geval bij de belangenafweging heeft mogen betrekken dat het bestemmingsplan al een bouwwerk op deze locatie toestaat met een bouwhoogte tot 20 meter en een bebouwingspercentage van 50%.
8.3.
De voorzieningenrechter sluit niet uit dat [naam 2] zal leiden tot enig verlies van privacy en zoals eiseres stelt, het gevoel van vrijheid. Een woonsituatie die vrij blijft van inkijk kan echter niet worden gegarandeerd, met name niet in een stedelijke omgeving. Daarbij zal het verlies van privacy niet veel groter zijn dan als er een woongebouw van 20 meter hoogte zou worden gerealiseerd. Het college heeft, met inachtneming van de afstand tussen [naam 2] en eiseres, mogen besluiten dat de overschrijding van het bestemmingsplan niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de privacy van de woningen van eiseres.
8.4.
Datzelfde geldt voor het gestelde verlies van zonlicht. Het college heeft op basis van de bezonningstudie redelijkerwijs kunnen stellen dat de overschrijding van het bestemmingsplan niet leidt tot onaanvaardbare gevolgen. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat de bezonningsstudie onzorgvuldig is opgesteld maar dat is door het college en vergunninghouder betwist en het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat er is uitgegaan van de reeds bestaande feitelijke situatie. Eiseres heeft geen tegenrapport laten opstellen om twijfel te zaaien over de bezonningsstudie. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat het college uit mag gaan van de bezonningsstudie. Uit de afbeeldingen van de studie kan worden afgeleid dat er nauwelijks verschil is in de schaduwwerking op het gebouw van eiseres bij vergelijking van het gebouw volgens de omgevingsvergunning afgezet tegen een gebouw zoals toegestaan in het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen reden om aan te nemen dat de afwijking van het bestemmingsplan wat dit betreft leidt tot onevenredig nadelige gevolgen.
8.5.
Dat eiseres van mening is dat de huidige situatie er beter uit ziet dan de toekomstige situatie waarin [naam 2] is gebouwd, maakt niet dat het college niet uit kon gaan van het stedenbouwkundig advies van 23 november 2023. De stedenbouwkundige heeft gemotiveerd waarom [naam 2] ruimtelijk passend is. Dat eiseres een andere mening is toegedaan over welke situatie mooier is, betekent niet dat de motivering van de stedenbouwkundig ondeugdelijk is.
8.6.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de afwijking van het bestemmingsplan ruimtelijk passend is en niet leidt tot onaanvaardbare aantasting van de privacy van eiseres of tot onevenredige gevolgen wat betreft de zonlichtderving.
Kent de vergunning andere gebreken?
9. Volgens eiseres heeft de vergunninghouder een onnauwkeurige, dan wel onvolledige aanvraag gedaan voor de omgevingsvergunning. Het bouwvlak beslaat meerdere kadastrale percelen, terwijl bij de aanvraag enkel perceel [nummer] is vernoemd. De voorzieningenrechter merkt echter op dat bij de aanvraag ook een situatietekening op de kaart is bijgevoegd. Hier komt voldoende duidelijk naar voren wat de situering wordt van [naam 2] . Eiseres heeft ook niet toegelicht wat hier onduidelijk aan is. De voorzieningenrechter ziet wat dat betreft geen reden om de aanvraag onvolledig of onnauwkeurig te achten.
9.1.
Verder heeft eiseres betoogd dat door het meenemen van de parkeerbak in de aanvraag, het opgegeven bruto vloeroppervlakte van 6008m2 niet juist is. Om die reden wordt ook niet langer voldaan aan de bepaling dat het verblijfsgebied minimaal 55% van het gebruiksoppervlakte moet bedragen. Nog daargelaten dat het college tijdens de zitting heeft toegelicht waarom de parkeerbak niet wordt meegenomen in de berekening van het gebruiksoppervlakte en het bruto vloeroppervlakte, heeft eiseres niet toegelicht waarom deze normen strekken tot bescherming van haar belang. Daarbij is de 55% norm in het belang van toekomstige bewoners van het gebouw, niet van omwonenden. Gelet op artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht zal de voorzieningenrechter zich daarom niet verder uitlaten over deze grond.
Had het college eiseres in de gelegenheid moeten stellen een zienswijze in te dienen voor het plaatsen van damwandplaten?
10. Eiseres stelt dat er in 2023 damwandplaten zijn aangebracht om perceel [nummer] te realiseren. Zij vindt dat zij de gelegenheid had moeten hebben om daarbij een zienswijze kenbaar te maken.
10.1.
Het plaatsen van damwanden is geen onderdeel van de in het bestreden besluit verleende omgevingsvergunning. De vraag of het college eiseres destijds in de gelegenheid had moeten stellen om een zienswijze in te dienen, valt buiten de omvang van dit geding. De voorzieningenrechter zal zich daarom hier niet over uitlaten.
Heeft het college voldoende rekening gehouden met de belangen van eiseres?
11. Volgens eiseres heeft het college misslagen gemaakt in de communicatie naar de bewoners en zij acht de gehele gang van zaken, gelet op het evenredigheidsbeginsel, onbehoorlijk bestuur.
11.1.
De toetsing van de voorzieningenrechter beperkt zich tot het bestreden besluit. Uit het voorgaande volgt dat het college redelijkerwijs de omgevingsvergunning heeft mogen verlenen. Het college heeft kenbaar een afweging gemaakt tussen de belangen van eiseres en de belangen bij het realiseren van [naam 2] en heeft de keuzes daarin gemotiveerd. Dat deze afweging niet in het voordeel van eiseres uitvalt, maakt de uitkomst niet zonder meer onevenredig.

Conclusie en gevolgen

12. De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De griffier en de voorzieningenrechter zijn verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wabo.
2.Artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo.
3.Bijlage II, artikel 4, van het Bor.
4.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo.
6.Schetsontwerp [naam 1] te [plaatst] , 8 november 2023, Quadrant Architecten bna.