ECLI:NL:RBGEL:2024:8577

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
23/2584 & 23/2582
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen omgevingsvergunning voor bouw van woontoren in Natura 2000-gebied

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland wordt de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres en de ongegrondheid van de beroepen van eisers tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een woontoren met 11 appartementen beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat de identiteit van de personen namens wie beroep is ingesteld niet voor afloop van de beroepstermijn kenbaar is gemaakt, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiseres. De rechtbank oordeelt dat een natuurlijk persoon niet kan opkomen voor het algemene belang van de bescherming van natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, tenzij er sprake is van verwevenheid, wat in dit geval niet aan de orde is, aangezien het bouwplan op 700 meter afstand ligt van het Natura 2000-gebied. De rechtbank concludeert dat de omgevingsvergunning in stand blijft en dat de eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. B.C.M. van Riel, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/2584 en 23/2582

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaken tussen

[eiser 1] ,

[eiser 2],
[eiser 3] ,
[eiser 4],
[eiser 5],
allen uit [plaats 1]
gezamenlijk: eisers
(gemachtigde: mr. B. Oudenaarden),

[eiseres] , uit [plaats 1] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij], uit [plaats 2] , (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. M.J. Tunnissen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghoudster voor de bouw van een woontoren met 11 appartementen op de locatie [locatie 1] te [plaats 1] .
1.1.
Met de beslissing op bezwaar van 28 maart 2023 heeft het college de omgevingsvergunning in stand gelaten onder aanvulling van de motivering en onder toevoeging van het rapport Onderzoek stikstofdepositie [locatie 2] in [plaats 1] van 26 januari 2023. Eisers en eiseres zijn het niet eens met dit besluit en hebben afzonderlijk beroep ingesteld. Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghoudster heeft een reactie op de beroepen ingezonden.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 13 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen, de gemachtigde van eisers vergezeld door [eiser 2] en [eiser 3] , eiseres, de gemachtigde van vergunninghoudster vergezeld door [persoon A] , [persoon B] en [persoon C] , namens het college is zijn gemachtigde verschenen, vergezeld door [persoon D] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verlening van een omgevingsvergunning aan vergunninghoudster voor de bouw van een woontoren met 11 appartementen op de locatie [locatie 1] te [plaats 1] . Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers en eiseres.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is en het beroep van eisers ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Op 24 december 2021 heeft het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen van 11 appartementen en bijbehorende parkeerplaatsen op de locatie [locatie 1] te [plaats 1] . Volgens het college is het bouwplan in overeenstemming met het bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] ’ en is het aannemelijk dat het bouwplan voldoet aan het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening. Ook stelt het college zich op het standpunt dat het bouwplan op zichzelf en in samenhang met de omgeving aan de redelijke eisen van welstand voldoet. Nu de aanvraag volgens het college voldoet aan de voorwaarden van artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) [1] is op 26 april 2022 een omgevingsvergunning verleend. In de beslissing op bezwaar van 28 maart 2023 is de motivering van dit besluit aangevuld en is het rapport Onderzoek stikstofdepositie [locatie 2] in [plaats 1] van 26 januari 2023 toegevoegd. Aan de omgevingsvergunning is een voorschrift met betrekking tot de werkwijze verbonden.

Ontvankelijkheid

Is het beroep van eiseres namens ‘de omwonenden’ ontvankelijk?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseres namens ‘de omwonenden’ niet-ontvankelijk is. De rechtbank stelt vast dat op 8 mei 2023 eiseres namens ‘bezwaarmakers/omwonenden/ondertekenaars’ pro forma beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. Uit dit (pro forma) beroepschrift blijkt de identiteit van deze personen niet. De artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) strekken er niet toe het mogelijk te maken beroep in te stellen namens nog onbekende personen. De in artikel 8:1, in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Awb, neergelegde regeling met betrekking tot de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degene(n) namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn.
Anders dan eiseres stelt, kan volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) [2] het feit dat beroep is ingesteld namens een persoon of personen van wie tijdens de beroepstermijn de identiteit niet kenbaar is, niet worden beschouwd als een vormverzuim dat op grond van artikel 6:6 van de Awb kan worden hersteld. In het voorliggende geval staat namelijk tijdens de beroepstermijn in het geheel nog niet vast wie beroep heeft willen instellen.
De door eiseres binnen de beroepstermijn opgestuurde lijst waar boven staat: ‘bezwaarschrift nieuwbouw 11 appartementen’ maakt dit oordeel niet anders. Immers het door eiseres overgelegde overzicht van namen met handtekeningen van omwonenden ziet namelijk enkel op de bezwaarprocedure en niet op de procedure in beroep zodat niet tijdens de beroepstermijn duidelijk is geworden namens wie het beroep is ingediend. De rechtbank zal hierna beoordelen of het beroep van eiseres zelf ontvankelijk is.
Is het beroep van eiseres zelf ontvankelijk?
6. De rechtbank is van oordeel dat ook het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is. De rechtbank stelt vast dat in het (pro forma) beroepschrift eiseres het volgende heeft vermeld: ‘Namens de bezwaarmakers/omwonenden/ondertekenaars, wordt hierdoor beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem van 28 maart 2023, met kenmerk D4122.’ Daarnaast is het (pro forma) beroepschrift door eiseres ondertekend met: “vertegenwoordigster van omwonenden/bezwaarmakers/ondertekenaars".
6.1
Uit het bovenstaande blijkt dat het (pro forma) beroepschrift niet
medenamens eiseres is ingediend. Weliswaar maakt eiseres onderdeel uit van de later overgelegde lijst, zoals eiseres op zitting heeft aangevoerd, maar dit maakt het oordeel niet anders. Immers zoals de rechtbank onder 5 heeft overwogen, was ook de identiteit van eiseres als ‘mede bezwaarmaker’ niet binnen de beroepstermijn bekend.
6.2.
Nu de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde redenen tot het oordeel is gekomen dat het beroep van eiseres en ‘de omwonenden’ niet-ontvankelijk is, behoeft de vraag of de beroepsgronden tijdig zijn aangevoerd, en zo nee, welke consequenties de rechtbank hieraan moet verbinden, geen bespreking meer door de rechtbank.
6.3.
Nu het beroep van eisers wel ontvankelijk is, zal de rechtbank hierna deze beroepsgronden beoordelen.

Strijdig gebruik

Is sprake van strijd met het bestemmingsplan voor wat betreft het geluid?
7. Eisers voeren aan dat niet getoetst is of aan de hogere (vastgestelde) waarde wordt voldaan. Volgens eisers is een actueel geluidsonderzoek nodig. De berekening van [bedrijf] uit 2009 kan niet meer gebruikt worden om aan te tonen dat op de gevel wordt voldaan aan de in artikel 13.2. van de planregels voorgeschreven grenswaarde. Ten onrechte is het college er vanuit gegaan dat geen nieuw geluidsonderzoek nodig is.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de door eisers aangevoerde argumenten met betrekking tot het geluid niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Hier staat artikel 8:69a van de Awb namelijk aan in de weg. Op grond van dit artikel vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept. Artikel 13.2 van de planregels strekt tot bescherming van de belangen van degenen die in het op te richten appartementencomplex komen te wonen. Het artikel strekt (dus) niet tot bescherming van de belangen van eisers. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling kunnen eisers daarom niet de bescherming van deze bepaling inroepen. [3] De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Bouwen

Is er sprake van strijd met de redelijke eisen van welstand?
8. Eisers voeren aan dat het feit dat vergunninghoudster steeds de voorgestelde plannen heeft opgevolgd, niet maakt dat kan worden geconcludeerd dat aan de redelijke eisen van welstand is voldaan. Daarvoor dient aan de geldende welstandscriteria te worden getoetst. In het advies van 17 oktober 2022 naar aanleiding van de ingediende bezwaren door eisers is niet concreet ingegaan op de criteria uit de Welstandsnota.
8.1.
De aanvraag voor een omgevingsvergunning is op 4 december 2021 ingediend. Voorafgaand aan het indienen van deze aanvraag is het bouwplan meerdere keren voorgelegd aan het Team Welstand en Monumenten [plaats 1] , te weten op 4 oktober 2021, 1 november 2021 en 29 november 2021. Uit het verslag van 21 februari 2022 volgt dat het Team Welstand en Monumenten zich op het standpunt heeft gesteld dat naar aanleiding van eerder gemaakte opmerkingen het plan is aangepast. Volgens het Team Welstand en Monumenten voldoet het bouwplan na de aangebrachte aanpassingen, op zichzelf en in samenhang met de omgeving aan de redelijke eisen van welstand.
8.2.
Niet in geschil is dat volgens de Welstandsnota de lichte toets van toepassing is. Dat betekent dat de welstandsregels beperkt zijn en alleen gaan over het gevelbeeld en de daken. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen [4] mag het college, hoewel het niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, aan het advies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet - of niet zonder meer - aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders indien de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies overlegt van een andere deskundig te achten persoon of instantie dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Ook laatstgenoemde omstandigheid kan aanleiding geven tot het oordeel dat het besluit van het college in strijd is met artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo of niet berust op een deugdelijke motivering.
8.3.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor beschreven wijze van totstandkoming van het welstandsadvies het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de aanvraag voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Uit de adviezen volgt op welke punten eerdere ontwerpen niet in overeenstemming waren met de redelijke eisen van welstand. In het advies van21 februari 2022 van het Team welstand en monumenten is geconcludeerd dat het ontwerp aan de redelijke eisen van welstand voldoet. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat een dergelijke wijze van totstandkoming onzorgvuldig is. Verder hebben eisers geen advies overgelegd zoals onder 10.2 beschreven. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.

Natuur

Is een omgevingsvergunning nodig op basis van de Wet natuurbescherming?
9. Eisers voeren aan dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen omgevingsvergunning benodigd is op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb), omdat in het stikstofrapport is voorzien dat gebruik wordt gemaakt van materieel met een verbrandingsmotor. Significante effecten kunnen niet worden uitgesloten volgens eisers. Dat in de beslissing op bezwaar is opgenomen dat het stikstofrapport en de daarin omschreven werkwijze als voorschrift onderdeel uitmaken van de omgevingsvergunning, betekent volgens eisers niet dat deze werkwijze is geborgd. Tot slot voeren eisers aan dat het onderzoek niet zorgvuldig tot stand is gekomen, omdat het college zich van de (gewijzigde) invoergegevens onvoldoende heeft vergewist.
9.1.
In de conclusie van het rapport van Soundforceone van 22 november 2022 staat: ‘het plangebied ligt op ongeveer 700 meter van het Natura 2000-gebied De Veluwe. De stikstofdepositie is bepaald voor aanlegfase rekenjaren 2023 en 2024 en de beoogde gebruiksfase voor het rekenjaar 2025. Uit de berekeningen voor de aanlegfase is gebleken dat de stikstofdepositie maximaal 0,00 mol/ha/jaar betreft.
Uit de berekeningen voor de beoogde gebruiksfase is gebleken dat de stikstofdepositie maximaal 0,00 mol/ha/jaar betreft. Significant negatieve effecten op de stikstofgevoelige habitats als gevolg van dit plan zijn daarmee uitgesloten. Voor dit project geldt geen vergunningplicht voor het onderdeel stikstof voor de Wet natuurbescherming.’
In een aanvullend advies van de ODRA van 31 januari 2023 dat is opgemaakt naar aanleiding van een wijziging van het AERIUS-rekenmodel, staat:
‘Doordat in de bouwfase voornamelijk elektrische mobiele werktuigen en prefab materialen worden gebruikt zorgt de stikstofuitstoot niet voor significante effecten op Natura 2000-gebieden. Wel dient conform de opgegeven bouwmethode gewerkt te worden. Het aanvragen van een Wnb-vergunning is op basis van deze werkwijze niet noodzakelijk.’
9.2.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Afdeling is de hoofdregel dat een natuurlijk persoon niet kan opkomen voor het algemene belang van de bescherming van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden. In dat geval dient het relativiteitvereiste te worden tegengeworpen. Een uitzondering op die regel bestaat als de individuele belangen van een natuurlijke persoon bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn woon- en leefomgeving, waarvan een Natura 2000-gebied deel uitmaakt, zo verweven is met de algemene belangen die de Wnb beoogt te beschermen, dat niet kan worden geoordeeld dat de betrokken normen in de Wnb kennelijk niet strekken tot bescherming van zijn belangen. Die situatie doet zich voor als het betreffende gebied deel uitmaakt van de leefomgeving van de natuurlijke persoon. [5]
9.3.
Of verwevenheid als hiervoor bedoeld kan worden aangenomen, hangt af van de situering van de woning van eisers, al dan niet tussen overige bebouwing, met de afstand tussen de woning van eisers en het natuurgebied, met wat aanwezig is in het gebied tussen de woning en het Natura 2000-gebied en met het al dan niet bestaande, gehele of gedeeltelijke directe zicht vanuit de woning op het gebied. [6]
9.4.
De rechtbank is van oordeel dat aan eisers het relativiteitsvereiste dient te worden tegengeworpen. De bouwlocatie voor de beoogde woontoren met 11 appartementen – zo blijkt uit het rapport van SoundForceOne –ligt op ongeveer 700 meter afstand van het Natura 2000-gebied de Veluwe. De woningen van eisers liggen op vergelijkbare afstand. Daar komt bij dat tussen (de kortste afstand van) het Natura 2000-gebied enerzijds en de bouwlocatie en de woningen van eisers anderzijds onder andere een provinciale weg ( [weg] ) en tal van percelen met bebouwing (woningen) liggen. Dit betekent dat het betreffende Natura 2000-gebied geen deel uitmaakt van leefomgeving van eisers en dat verwevenheid in bovengenoemde zin niet kan worden aangenomen. Gelet hierop staat artikel 8:69a Awb eraan in de weg om het door eisers bestreden besluit te vernietigen vanwege de beroepsgronden die strekken tot de bescherming van de natuurwaarden van het Natura 2000-gebied c.q. stikstofdepositie.

Proceskostenvergoeding in bezwaar

Vergoeding van de gemaakte kosten in bezwaar
10. Eisers voeren aan en op zitting hebben zij dit nogmaals uitvoerig aangestipt dat de gang van zaken tijdens de bezwaarschriftprocedure ernstig onzorgvuldig is geweest. Aan hen zijn korte termijnen gegeven om te reageren op zeer uitvoerige rapportages, en het college heeft in strijd met de gemaakte afspraken nogmaals mogen reageren. Tot slot voeren eisers aan dat de tweede hoorzitting niet verschoven is, terwijl de gemachtigde van eisers tijdig had aangegeven dat hij op deze datum verhinderd was. Eisers hebben op zitting verduidelijkt dat zij deze argumenten aanvoeren in het kader van vergoeding van de door hen gemaakte kosten in de bezwaarfase.
10.1
Uitgangspunt is dat alle partijen in een bestuurlijke voorprocedure hun eigen kosten dragen. Dit volgt uit artikel 7:15, eerste lid, van de Awb. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, Awb worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Dit betekent volgens de toelichting op de wet dat sprake moet zijn van een onrechtmatig besluit. Daarnaast moet de foutieve beslissing te wijten zijn aan ernstige onzorgvuldigheid van het bestuursorgaan. [7]
10.2.
De rechtbank stelt vast dat eisers zowel in hun bezwaarschrift als in het beroepschrift hebben verzocht om vergoeding van de door hen gemaakte kosten in bezwaar. Zoals hiervoor overwogen, is vergoeding van de gemaakte proceskosten in bezwaar alleen mogelijk als sprake is van een onrechtmatig besluit en deze onrechtmatigheid te wijten is aan een ernstige onzorgvuldigheid van het bestuursorgaan. Aan het beantwoorden van de vraag of sprake is van ernstige onzorgvuldigheid van het bestuursorgaan (waaronder het niet verifiëren of hoor- en wederhoor op een correcte wijze heeft plaatsgevonden en indien dit niet het geval is de commissie hierop aanspreken), komt de rechtbank niet toe, omdat de rechtbank op grond van al het vorenstaande van oordeel is dat geen sprake is van een onrechtmatig besluit. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is en het beroep van eisers ongegrond. Dit betekent dat de omgevingsvergunning voor de bouw van een woontoren met 11 appartementen op de locatie [locatie 1] te [plaats 1] in stand blijft. Eiseres en eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk.
  • verklaart het beroep van eisers ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. B.C.M. van Riel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In artikel 2.10 van de Wabo staat dat een omgevingsvergunning wordt geweigerd, indien de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan, het bouwbesluit, bouwverordening of de redelijke eisen van welstand.
2.Zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1064.
3.Zie hiervoor de (overzichts)uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.90 – 10.96.
4.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 2012, 201202738/1/A1.
5.Zie hiervoor de (overzichts)uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, r.o. 10.51.
6.Zie hiervoor de (overzichts)uitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, r.o. 10.52.
7.Zie hiervoor kamerstuk 27024, nr. 5.