ECLI:NL:RBGEL:2024:8530

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
11223635 \ CV EXPL 24-2087
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake reguliere pachtovereenkomst en gebruik van agrarische percelen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, pachtkamer, hebben eisers, bestaande uit een maatschap en twee individuele eisers, een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot het gebruik van agrarische percelen. Eisers stellen dat er een reguliere pachtovereenkomst bestaat tussen hen en gedaagde, die hen het recht zou geven om de percelen te gebruiken voor hun melkveebedrijf. De procedure omvatte een mondelinge behandeling en verschillende schriftelijke stukken, waaronder een tussenvonnis en producties van beide partijen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: sinds 2015 heeft eiser sub 1 percelen van gedaagde in gebruik voor zijn agrarische onderneming. In 2024 ontstond er een geschil over het gebruik van deze percelen, waarbij gedaagde een geliberaliseerde pachtovereenkomst voorstelde. Eisers hebben echter geweigerd op dit voorstel in te gaan. In hun vorderingen eisen eisers onder andere dat de pachtkamer een reguliere pachtovereenkomst vastlegt, gedaagde gelast de percelen ter beschikking te stellen, en schadevergoeding voor het niet ter beschikking stellen van de percelen.

De pachtkamer heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een reguliere pachtovereenkomst. De rechter concludeert dat de afspraken tussen partijen niet duiden op volledig en exclusief gebruik van de grond, aangezien eisers de percelen slechts voor een deel van het jaar gebruikten en er voorwaarden waren die het gebruik beperkten. De vorderingen van eisers zijn afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van gedaagde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Pachtkamer
Zaaknummer: 11223635 \ CV EXPL 24-2087
Vonnis van 23 oktober 2024 in het incident en in de hoofdzaak
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
te [woonplaats] ,
3.
[eiser sub 3],
te [woonplaats] ,
eisende partijen in het incident en in de hoofdzaak,
hierna samen te noemen: eisers,
hierna afzonderlijk te noemen: eiser sub 1, eiser sub 2 en de maatschap,
gemachtigde: mr. A. van Weverwijk,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij in het incident en in de hoofdzaak,
hierna te noemen: gedaagde,
gemachtigde: mr. J.T.A.M. van Mierlo.

1.De procedure

In de hoofdzaak en in het incident

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024
- de akte aanvulling eis en overlegging producties van eisers
- de akte houdende indiening producties van gedaagde
- de mondelinge behandeling van 23 september 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eisers exploiteren een (melk)veebedrijf te [plaats] .
2.2.
Sinds 2015 heeft eiser sub 1 percelen van gedaagde in gebruik ten behoeve van zijn agrarische onderneming. Het betreft de volgende percelen:
a. [perceel 1] geheel , circa 1.07.00 ha
b. [perceel 2] gedeeltelijk, circa 00.63.00 ha
c. [perceel 3] gedeeltelijk, circa 00.29.00 ha
d. [perceel 4] gedeeltelijk, circa 00.29.00 ha,
(hierna gezamenlijk te noemen: de gronden).
2.3.
Per 4 december 2017 hebben eiser sub 1 en eiser sub 2 de onder sub 3 vermelde maatschap opgericht.
2.4.
Eind 2023 is tussen partijen discussie ontstaan over het gebruik van de gronden.
2.5.
In 2024 hebben partijen overleg gehad over een geliberaliseerde pachtovereenkomst, die door gedaagde in concept is opgesteld en op 7 mei 2024 is ingezonden aan RVO. Op 8 mei 2024 hebben eisers laten weten niet in te gaan op de voorstellen van gedaagde.
2.6.
Bij brief van 11 mei 2024 heeft de gemachtigde van eisers gedaagde gesommeerd toegang tot de gronden te geven en medewerking te verlenen aan vastlegging van een reguliere pachtovereenkomst.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen – na aanvulling van eis – dat de pachtkamer bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. een reguliere pachtovereenkomst zal vastleggen tussen de maatschap (althans subsidiair tussen eisers sub 1 en 2, althans meer subsidiair tussen eiser sub 1) en gedaagde, met ingang van 1 januari 2015 (althans een in goede justitie te bepalen datum), voor de duur van zes jaar, tegen een totale pachtprijs van € 1.500,00 per jaar met betrekking tot de percelen:
- [perceel 1] geheel , circa 1.07.00 ha
- [perceel 2] gedeeltelijk, circa 00.63.00 ha
- [perceel 3] gedeeltelijk, circa 00.29.00 ha.
2. gedaagde zal gelasten voormelde drie percelen ter beschikking te stellen aan eisers,
3. gedaagde zal gelasten de op perceel [perceel 1] aangebrachte schuilstal te verwijderen;
4. gedaagde zal gelasten de door haar bij RVO gedane meldingen ter zake voormelde drie percelen ongedaan te maken, dusdanig dat eisers deze percelen geldig bij RVO kunnen opgeven in het kader van hun gecombineerde opgaven 2023 en 2024;
5. voor recht zal verklaren dat gedaagde aansprakelijk is voor de schade die eisers hebben geleden en nog zullen lijden door het niet ter beschikking stellen van de percelen aan eisers ten behoeve van gebruik door hun agrarische onderneming en gedaagde zal veroordelen aan eisers de schade te vergoeden die eisers daardoor lijden, nader op te maken bij staat;
6. gedaagde zal veroordelen in de kosten van de procedure, vermeerderd met daarover verschuldigde wettelijke rente, evenals de nakosten en daarover verschuldigde wettelijke rente.
3.2.
Eisers vorderen daarnaast, als incidentele vordering ex artikel 223 Rv, dat de pachtkamer bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van de procedure met betrekking tot de percelen,
- [perceel 1] geheel , circa 1.07.00 ha,
- [perceel 2] gedeeltelijk, circa 00.63.00 ha en
- [perceel 3] gedeeltelijk, circa 00.29.00 ha:
1. gedaagde zal gelasten de percelen te ontruimen;
2. gedaagde zal gelasten aan eisers met ingang van drie dagen na betekening van de te wijzen uitspraak aan eisers onbelemmerde toegang te verlenen;
3. gedaagde te gelasten de door haar gedane registratie van de percelen bij RVO ongedaan te maken;
4. gedaagde te gelasten de pony’s/paarden te verwijderen en verwijderd te houden;
5. een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat gedaagde niet aan de ten deze uit te spreken veroordeling na betekening daarvan binnen drie dagen voldoet;
6. gedaagde zal worden veroordeeld in de kosten van het incident.
3.3.
Eisers leggen aan die vorderingen ten grondslag dat tussen partijen een reguliere pachtovereenkomst bestaat. Gedaagde komt haar verplichtingen uit die overeenkomst niet meer na.
3.4.
Gedaagde voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. Volgens gedaagde is er geen sprake van een reguliere pachtovereenkomst.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling in de hoofdzaak en in het incident

Kern
4.1.
De vorderingen van eisers kunnen alleen worden toegewezen als vast staat dat tussen partijen een reguliere pachtovereenkomst bestaat. De pachtkamer komt tot het oordeel dat er geen sprake is van een reguliere pachtovereenkomst.
Toetsingskader
4.2.
Om te beoordelen wat voor soort overeenkomst is gesloten moeten eerst de rechten en de plichten die de partijen zijn overeengekomen worden vastgesteld. Omdat partijen in 2015 geen schriftelijke overeenkomst zijn aangegaan gaat het er om wat er over en weer is verklaard en wat partijen op grond daarvan van elkaar mochten verwachten. Ook kan van belang zijn op welke manier partijen uitvoering gaven aan de overeenkomst.
Toetsing feiten en omstandigheden
4.3.
Als eerste is over wat partijen bij aanvang hebben afgesproken naar voren gekomen dat eiser sub 1 in 2015 met wijlen echtgenoot van gedaagde heeft gesproken over het gebruik van de percelen. In het kort kwam die bespreking er op neer dat eiser sub 1 de percelen voor weidegang kon gebruiken voor de helft van het jaar. De tegenprestatie bestond uit het betalen van een geldsom en het leveren van baaltjes hooi.
Over het verdere verloop staat het hierna opgesomde in voldoende mate vast.
- Eisers hebben de percelen telkens gebruikt voor weidegang en voerwinning van mei tot november.
- Elk jaar werd de pachtsom contant betaald en er werden soms afspraken aangepast over bijkomende voorwaarden, zoals bijvoorbeeld onderhoud van de omheining of de hoeveelheid baaltjes hooi.
- De melkkoeien van eisers gingen in november van de percelen af en gedaagde gebruikte (een deel van) de percelen in de winter voor haar paarden en pony’s.
- In november 2023 ontstond een discussie tussen partijen omdat er nog melkkoeien van eisers op één van de percelen liepen. Na overleg zijn de koeien door eisers van het land gehaald.
- Begin 2024 zijn partijen in overleg getreden over het sluiten van een geliberaliseerde pachtovereenkomst die op initiatief van gedaagde op schrift is gesteld. Deze pachtovereenkomst hield in de kern in, dat eisers de percelen konden gebruiken van mei tot november tegen betaling van € 1.500,00 en het leveren van baaltjes hooi.
4.4.
Deze afspraken en feitelijke uitvoering betekenen dat eisers niet het volledige en exclusieve gebruik van de grond hadden, aangezien dit gebruik in aanzienlijke mate was ingeperkt. Eisers gebruikten de percelen maar voor een deel van het jaar en zij moesten er rekening mee houden dat de voorwaarden waaronder zij dit deden konden veranderen.
Illustratief is dat eisers in november 2023 melkkoeien van het land hebben gehaald, nadat zij daarover waren aangesproken door gedaagde. Als beide partijen er van uit gingen dat eisers het volledige en exclusieve gebruik hadden, was dat niet zo gebeurd.
Ook het gegeven dat partijen begin 2024 hebben onderhandeld over een geliberaliseerde pachtovereenkomst vormt een bevestiging van het oordeel dat tussen partijen geen reguliere pachtovereenkomst bestond. Als eisers van het bestaan van een reguliere overeenkomst overtuigd zouden zijn, was het niet logisch om over een geliberaliseerde pachtovereenkomst te praten. (Dit overigens los van de vraag of daadwerkelijk een geliberaliseerde pachtovereenkomst tot stand is gekomen.)
4.5.
De vraag of er mest is uitgereden en of dat geoorloofd was is niet beslissend, zodat dat aspect verder buiten beschouwing blijft. Hetzelfde geldt voor de opgave door eisers van het gebruik van percelen van gedaagde aan RVO. Ook de discussie tussen partijen over in hoeverre eisers de gepachte grond al of niet werkelijk nodig hebben voor hun bedrijfsvoering is niet relevant voor de vraag of sprake is van reguliere pacht.
Conclusie
4.6.
Dit betekent dat zowel de vorderingen in de hoofdzaak als in het incident moeten worden afgewezen.
Proceskosten
4.7.
Eisers zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van gedaagde worden in de hoofdzaak en in het incident gezamenlijk begroot op:
- salaris gemachtigde
812,00
(2 punten × € 406,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
947,00

5.De beslissing

De kantonrechter
In het incident en in de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen van eisers af,
5.2.
veroordeelt eisers in de proceskosten van € 947,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als eisers niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, samengesteld uit mr. S.E. Sijsma, kantonrechter-voorzitter en
ing. J.A. Jansens van Gellicum en Z.G.P.M. Stappershoef, leden, en in het openbaar uitgesproken op woensdag 23 oktober 2024.
jse