ECLI:NL:RBGEL:2024:8528

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
431391
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van belastingadviseur voor onjuiste aangifte omzetbelasting en gevolgen voor TVL-subsidie

In deze zaak vordert eiser, een akkerbouwer, schadevergoeding van Flynth Adviseurs en Accountants B.V. wegens een beroepsfout bij het opstellen van zijn aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019. Flynth heeft een te lage omzet genoteerd, wat heeft geleid tot een afwijzing van een aanvraag voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) subsidie. Eiser stelt dat hij door deze fout geen recht had op de subsidie, die hij anders wel had kunnen aanvragen. Flynth voert verweer en stelt dat de schade niet het gevolg is van hun fout, maar van een te late aanvraag van de subsidie. De rechtbank oordeelt dat Flynth haar zorgplicht heeft geschonden door de aangifte niet correct op te stellen en geen suppletie in te dienen. Echter, de rechtbank concludeert dat de schade niet aan Flynth kan worden toegerekend, omdat de coronapandemie en de bijbehorende subsidies onvoorzienbaar waren. De vordering van eiser wordt afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/431391 / HA ZA 24-66
Vonnis van 11 december 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A.J. Oskam,
tegen
FLYNTH ADVISEURS EN ACCOUNTANTS B.V.,
te Ridderkerk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Flynth,
advocaat: mr. J.P. Kleijwegt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 mei 2024; en
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 november 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] exploiteert als eenmanszaak een akkerbouwbedrijf. Flynth exploiteert een accountants- en advieskantoor.
2.2.
Vanaf 2018 tot en met 2020 verzorgde Flynth de financiële administratie voor [eiser] , waaronder het opstellen van de aangiftes omzetbelasting.
2.3.
Flynth heeft bij het opstellen van de aangifte voor het eerste kwartaal van 2019 een deel van de behaalde omzet ten onrechte niet verwerkt. Hierdoor is op de aangifte een te lage omzet genoteerd, namelijk € 186.686,00 in de plaats van € 495.837,25. [eiser] heeft de aangifte met deze (te lage) omzet ingediend.
2.4.
Flynth heeft de (ten onrechte niet verwerkte) omzet vervolgens verwerkt in de aangifte omzetbelasting van het tweede kwartaal van 2019. Er is geen suppletieformulier ingediend, waarmee de ingediende aangifte is gecorrigeerd. Flynth heeft [eiser] niet op de hoogte gebracht van het feit dat een te lage omzet was genoteerd in het eerste kwartaal en deze omzet is verwerkt in de aangifte over het tweede kwartaal.
2.5.
De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) gaf vanaf juni 2020 financiële ondersteuning in de vorm van een subsidie aan ondernemers met omzetverlies door de coronamaatregelen (hierna: TVL-subsidie). Om in aanmerking te komen voor een TVL-subsidie diende [eiser] in het eerste kwartaal van 2021 een omzetdaling van meer dan 30% te hebben ten opzichte het eerste kwartaal van 2019. Op basis van de opgestelde en ingediende aangiftes omzetbelasting van het eerste kwartaal uit 2019 en 2021 was sprake van een omzetverlies van minder dan 30%.
2.6.
Omstreeks februari 2021 is [eiser] overgestapt naar een andere belastingadviseur. Op enig moment heeft deze belastingadviseur ontdekt dat in het eerste kwartaal van 2019 een te lage omzet was genoteerd in de aangifte.
2.7.
Op 6 juli 2021 heeft [eiser] een aanvraag ingediend voor een TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2019.
2.8.
Op 15 juli 2021 heeft de nieuwe belastingadviseur van [eiser] aan Flynth bericht:
“Op basis van de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2019 is er geen TVL aangevraagd over het 1e kwartaal van 2021 van [bedrijf 1] . De aangifte inkomstenbelasting over het 1e kwartaal van 2019 is bijgevoegd.
Door ons is recent geconstateerd dat de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2019 niet correct is geweest. De omzet is geen € 189.686 geweest, maar circa € 450.000 (ik zal nog een exacte opstelling maken). Zie hiervoor onder andere de 3 bijgevoegde facturen die ik opgevraagd heb bij de heer [eiser] . De conclusie is dan dat er wel aanspraak gemaakt had kunnen worden op de TVL regeling over het 1e kwartaal van 2021.
Ondertussen heb ik een verzoek ingediend om alsnog een TVL aanvraag in te dienen over het 1e kwartaal van 2021. Daar heb ik nog geen reactie op ontvangen. Uiteraard hoop ik dat wij alsnog in de gelegenheid gesteld worden door het RVO om een TVL aanvraag in te dienen over het 1e kwartaal van 2021, maar zekerheid is er niet.”
2.9.
Op 9 november 2021 heeft de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland de aanvraag voor een TVL-subsidie afgewezen voor het eerste kwartaal van 2021, omdat de aanvraag buiten de aanvraagperiode was ontvangen. De aanvraag had uiterlijk op 18 mei 2021 voor 17:00 uur bij de Rijkdienst voor Ondernemend Nederland binnen moeten zijn. Het bezwaar tegen deze beslissing is ongegrond verklaard.
2.10.
[eiser] heeft een TVL-subsidie verkregen voor het tweede en vierde kwartaal van 2021 en voor het eerste kwartaal van 2022.
2.11.
Bij brief van 26 april 2022 heeft [eiser] , Flynth aansprakelijk gesteld. Flynth heeft bij brief van 9 juni 2022 bericht dat zij geen aansprakelijkheid erkent.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht verklaart dat Flynth aansprakelijk is vanwege een beroepsfout, die eruit bestaat dat Flynth voor [eiser] een onjuiste aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019 heeft opgesteld;
[eiser] veroordeelt tot betaling van een bedrag van:
€ 124.761,00 met wettelijke rente; en
€ 5.929,78 met wettelijke rente;
3) veroordeelt in de proceskosten en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag. Flynth heeft bij het opstellen van de aangifte omzetbelasting voor het eerste kwartaal in 2019 een te lage omzet genoteerd. Als gevolg van deze te laag genoteerde omzet meende [eiser] ten onrechte dat hij geen TVL-subsidie kon verkrijgen. [eiser] meent dat Flynth haar zorgplicht heeft geschonden als belastingadviseur en aansprakelijk is voor de niet verkregen TVL-subsidie van € 124.761,00 met wettelijke rente en voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 5.929,78 met wettelijke rente.
3.3.
Flynth voert verweer. Flynth concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure. Flynth beroept zich daarnaast op de overeengekomen algemene voorwaarden en eigen schuld aan de zijde van [eiser] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Zorgplicht is geschonden
4.1.
Tussen partijen is in geschil of Flynth als belastingadviseur haar zorgplicht tegenover [eiser] heeft geschonden.
4.2.
Flynth moet als opdrachtnemer tegenover [eiser] de zorg betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot, in dit geval belastingadviseur, mag worden verwacht. Indien de prestatie van Flynth als belastingadviseur niet voldoet aan deze norm, schendt zij de zorgplicht die zij tegen haar opdrachtgever, [eiser] , in acht diende te nemen en is zij in beginsel aansprakelijk voor de schade die [eiser] daardoor lijdt.
4.3.
De rechtbank overweegt dat Flynth op basis van de gesloten overeenkomst als taak, had het opstellen van de aangiftes omzetbelasting. Zij heeft ten onrechte een te lage omzet verwerkt in de aangifte omzetbelasting van het eerste kwartaal van 2019. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] de juiste gegevens had verstrekt om de correcte omzet te berekenen voor de aangifte omzetbelasting. Met [eiser] , is de rechtbank van oordeel dat van een redelijk bekwaam en redelijk handelend belastingadviseur mag worden verwacht dat die een gedegen en correcte aangifte omzetbelasting opstelt. De gemaakte fout betrof een eenvoudige en vermijdbare (reken- of optel) fout. Deze fout is vervolgens niet nadien rechtgezet door het indienen van een suppletie. Op grond van de wet (artikel 15 van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968) moet deze fout worden gecorrigeerd door middel van het indienen van een suppletie.
4.4.
Anders dan Flynth bij conclusie van antwoord als verweer heeft gevoerd, is het niet gebruikelijk voor een belastingadviseur om de niet-verwerkte omzet alsnog te verwerken in het daaropvolgende kwartaal. Ter zitting heeft ook Flynth toegelicht dat het in een dergelijke situatie de gangbare praktijk is de wet te volgen en een suppletie in te dienen. Tot slot is ter zitting namens Flynth toegelicht dat het gebruikelijk is dat – als ten onrechte omzet niet is verwerkt in de aangifte omzetbelasting – de opdrachtgever (hier: [eiser] ) daarvan op de hoogte wordt gebracht. Flynth heeft [eiser] niet op de hoogte gebracht.
4.5.
In het licht van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat Flynth als belastingadviseur haar zorgplicht heeft geschonden door de omzet op een onjuiste manier te verwerken bij het opstellen van de aangifte en deze niet op een juiste wijze (via een suppletie) te corrigeren, zoals dat op grond van de wet wordt vereist. Zij heeft niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam belastingadviseur mag worden verwacht.
Er is causaal verband
4.6.
Ten aanzien van causaal verband (ex artikel 6:98 BW) wordt een onderscheid gemaakt tussen de vestiging van aansprakelijkheid, waarvoor in beginsel een condicio sine qua non-verband nodig is, en de omvang van de aansprakelijkheid, waarbij dient te worden vastgesteld welke gevolgen nog aan de aansprakelijke persoon als een gevolg van de schadeveroorzakende gebeurtenis kunnen worden toegerekend.
4.7.
Op [eiser] rust de stelplicht (en bij betwisting de bewijslast) dat de schade niet zou zijn ingetreden als de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis waarop hij zijn vordering grondt zich niet zou hebben voorgedaan (het condicio sine qua non-verband). [eiser] meent dat als Flynth de aangifte voor het eerste kwartaal van 2019 op een juiste wijze had opgesteld dan wel een suppletie had ingediend, een TVL-subsidie tijdig was aangevraagd en verkregen.
4.8.
Flynth heeft als verweer gevoerd dat de schade niet het gevolg is van de gemaakte fout (de te laag genoteerde omzet op de opgestelde aangifte), maar het gevolg is van een te late aanvraag van de TVL-subsidie. [eiser] heeft volgens Flynth onvoldoende onderbouwd dat [eiser] – als de fout wordt weggedacht – wel tijdig een TVL-subsidie zou hebben aangevraagd.
4.9.
De rechtbank verwijst bij de beoordeling van het condicio sine qua non-verband naar de volgende feiten en omstandigheden:
  • [eiser] heeft (onweersproken) gesteld dat hij de fout in de aangifte omzetbelasting heeft ontdekt, nadat hij een nieuwe belastingadviseur in de arm had genomen.
  • [eiser] stelt dat deze belastingadviseur in juli 2021 ontdekte dat er een fout was gemaakt in de opgestelde aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019. Dat de belastingadviseur de fout ontdekte in juli 2021 vindt steun in de brief van 15 juli 2021. In deze brief aan Flynth staat geschreven dat de nieuwe belastingadviseur recent heeft geconstateerd dat de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal van 2019 niet correct is geweest. Eveneens kan steun worden gevonden in het feit dat begin juli (alsnog) een aanvraag is ingediend voor een TVL.
  • Tot slot kan steun worden gevonden voor de stelling – dat de fout weggedacht een aanvraag was gedaan en verkregen – in de omstandigheid dat [eiser] een aanvraag heeft gedaan voor een TVL-subsidie voor het daaropvolgende kwartaal en deze ook heeft verkregen.
4.10.
Gelet op het voorgaande, heeft Flynth onvoldoende gemotiveerd betwist dat – als de fout zou zijn weggedacht – [eiser] geen aanvraag zou hebben gedaan. Flynth heeft nagelaten om feiten en/of omstandigheden aan te dragen, waaruit volgt dat [eiser] deze aanvraag – als de fout wordt weggedacht – niet tijdig (te weten voor: 18 mei 2021 voor 17:00 uur) zou hebben gedaan en niet zou hebben verkregen. Het lag op de weg van Flynth om dit verweer handen en voeten te geven; dat heeft zij nagelaten.
4.11.
De rechtbank is daarom van oordeel dat voldoende gebleken is dat als de fout niet was gemaakt in de aangifte omzetbelasting voor het eerste kwartaal van 2019 dan wel een suppletie was ingediend, [eiser] tijdig een aanvraag voor een TVL-subsidie had gedaan en deze had verkregen.
Schade kan niet worden toegerekend
4.12.
Vervolgens dient de rechtbank de vraagt te beantwoorden of (en zo ja, welk gedeelte) van de schade overeenkomstig artikel 6:98 BW aan Flynth kan worden toegerekend. Hierbij dient de rechtbank acht te slaan op de omstandigheden van het onderhavige geval, bezien in het licht van de inhoud en strekking van de geschonden norm, de aard van de schade en de voorzienbaarheid van de schade (zie onder meer Hoge Raad 1 juli 1992,
NJ1992,711 en de daar voorafgaande conclusie van A-G W.D.H. Asser, en Hoge Raad 10 februari 2017,
NJ2018/115 en de daar voorafgaande conclusie van A-G Valk).
4.13.
Ten aanzien van de voorzienbaarheid van de schade merkt de rechtbank op dat de voorzienbaarheid in beginsel dient te worden beoordeeld naar het moment waarop de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, plaatsvond. Bij aansprakelijkheid wegens een tekortkoming in de nakoming komt dat neer op het moment waarop de schuldenaar toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verbintenis; in dit geval het moment van het opstellen van de aangifte voor het eerste en tweede kwartaal van 2019. Omstandigheden vóór dat moment kunnen echter nog wel een rol spelen bij het antwoord op de toerekeningsvraag (zie onder meer Asser/Sieburgh 6-II 2021/70).
4.14.
Voorzienbaarheid dient te worden verstaan als hetgeen naar objectief inzicht voorzienbaar of waarschijnlijk was (zie onder meer Hoge Raad 10 februari 2017,
NJ2018/115). Als de aansprakelijke door omstandigheden meer kon voorzien dan de normale persoon moet ook dit bij de bepaling van de voorzienbaarheid worden meegewogen (Asser/Sieburgh 6-II 2021/72).
4.15.
Voor de beoordeling of de schade aan Flynth kan worden toegerekend, acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang:
  • Flynth heeft als belastingadviseur haar zorgplicht geschonden door, in strijd met hetgeen wettelijk wordt vereist, de omzet niet op een juiste manier te verwerken en deze fout niet te herstellen door middel van suppletie.
  • Niet gesteld en ook niet is gebleken dat dit Flynth dit met opzet heeft gedaan.
  • Als gevolg van dit handelen, heeft [eiser] vermogensschade geleden (de niet verkregen TVL-subsidie en daarop aansluitend de gemaakte buitengerechtelijke kosten).
  • Flynth heeft (onweersproken) toegelicht dat de aangifte omzetbelasting (en ook een suppletie) tot doel heeft het vaststellen van de hoogte van de af te dragen inkomensbelasting. Tussen partijen is niet in geschil dat over het gehele jaar 2019 de juiste hoeveelheid omzetbelasting is afgedragen.
  • Flynth heeft (onweersproken) toegelicht dat voor de inwerking van de TVL, er geen andere toeslagen/subsidies/aanvragen werden gebaseerd op de gegevens zoals verwerkt op de aangifte omzetbelasting; de verwerkte gegevens (waaronder de genoteerde omzet) werden niet gebruikt voor andere doeleinden dan het bepalen van de verschuldigde omzetbelasting;
  • Flynth heeft ter zitting toegelicht dat als zij had geweten dat de aangifte omzetbelasting ook voor andere doeleinden zou worden gebruikt, zij andere maatregelen had getroffen. Flynth heeft niet de mogelijkheid gehad om het risico contractueel te verdisconteren;
  • Tussen partijen is niet in geschil dat ten tijde van het sluiten van de overeenkomst tussen partijen en ook ten tijde van het opstellen van de aangifte omzetbelasting een coronapandemie niet was te voorzien en evenmin was te voorzien dat een subsidie ter vergoeding omzetverlies als gevolg van de coronacrisis in het leven zou worden geroepen. De TVL-subsidie bestond op dat moment niet. Er is sprake van onvoorzienbare schade.
4.16.
De rechtbank komt tot de slotsom dat – bezien in het licht van de inhoud en strekking van de geschonden norm, de aard van de schade – sprake is van onvoorziene schade die niet aan Flynth kan worden toegerekend.
4.17.
[eiser] heeft ter zitting verwezen naar de prejudiciële vragen die aan de Hoge Raad zijn gesteld over de huur van bedrijfsruimtes (Hoge Raad 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1974) en dat op grond van dat arrest de schade tussen partijen moet worden verdeeld. De rechtbank overweegt dat uit dat arrest volgt dat de coronapandemie kan worden gezien als een onvoorziene omstandigheid op grond van artikel 6:258 lid 1 BW. Op grond van de wet (artikel 6:258 lid 1 BW) kan de rechter op vordering van een huurder van 290-bedrijfsruimte de gevolgen van een huurovereenkomst wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden welke van dien aard zijn dat de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. De rechtbank overweegt dat uit dit arrest niet volgt dat als sprake is van een onvoorziene omstandigheid, de schade op grond van artikel 6:98 BW tussen partijen moet worden verdeeld.
4.18.
De rechtbank wijst de vordering af. De overige verweren van Flynth, waaronder het beroep op bepalingen in de algemene voorwaarden (klachtplicht, beperking tot directe schade en een vervaltermijn), de schadebeperkingsplicht van [eiser] en eigen schuld van [eiser] , behoeven daarom geen bespreking.
Proceskosten
4.19.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. Leen en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2024.
1889