ECLI:NL:RBGEL:2024:8482

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
05-219148-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onoplettendheid van bestuurder

Op 2 december 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 april 2024 in Ermelo betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, een vrouw geboren in 1974, reed met haar personenauto op de P.C. Hooftlaan en verleende geen voorrang aan een van rechts komende fietser, [slachtoffer]. Dit leidde tot een aanrijding waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een epiduraal hematoom en een fractuur aan de linkerkant van zijn hoofd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gedragen, wat resulteerde in de veroordeling op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uur geëist, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. De rechtbank volgde deze eis en legde de straf op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij niet eerder was veroordeeld. De rechtbank benadrukte het belang van verkeersveiligheid en de noodzaak voor de verdachte om haar rijgedrag aan te passen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05-219148-24
Datum uitspraak : 2 december 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. S.C. van der Leer, advocaat in Alkmaar.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 april 2024 te Ermelo als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de P.C. Hooftlaan, op de kruising met
de Huygenslaan, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl voor voornoemde kruising op de door haar bereden rijbaan een waarschuwingsteken, te weten een zigzagmarkering, en/of het bord J8 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende een waarschuwing dat een gevaarlijk (kruis)punt genaderd wordt, waren aangebracht en/of
- haar aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het
overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement niet de snelheid
van dat door haar bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat
voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de door haar
bereden weg en/of die kruisende weg kon overzien en waarover deze vrij waren
en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg (de
Huygensweg) heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende
mate heeft overtuigd of over die kruisende weg(en) verkeer naderde en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van voornoemd reglement geen
voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een voor verdachte van rechts
komende, toen over die kruisende weg, de Huygensweg, dicht genaderd zijnde
bestuurder van een fiets en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die fiets en/of de bestuurder
van die fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] )
zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 april 2024 te Ermelo als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de P.C. Hooftlaan, op de kruising met
de Huygenslaan,
- haar aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het
overige verkeer en/of de (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement niet de snelheid
van dat door haar bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat
voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de door haar
bereden weg en/of die kruisende weg kon overzien en waarover deze vrij waren
en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg (de
Huygensweg) heeft gekeken en/of is blijven kijken en/of zich niet of in onvoldoende
mate heeft overtuigd of over die kruisende weg(en) verkeer naderde en/of
- in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van voornoemd reglement geen
voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een voor verdachte van rechts
komende, toen over die kruisende weg, de Huygensweg, dicht genaderd zijnde
bestuurder van een fiets en/of
- is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, die fiets en/of de bestuurder
van die fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 17 april 2024 te Ermelo als bestuurder van een personenauto
rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de P.C. Hooftlaan, op
de kruising of splitsing van die weg met de voor het openbaar verkeer openstaande
weg(en), de Huygenslaan, een voor haar van rechts komende bestuurder van een
fiets geen voorrang heeft verleend, immers die bestuurder niet in staat heeft gesteld
ongehinderd de Huygensweg te vervolgen, waarbij letsel aan personen is ontstaan
of schade aan goederen is toegebracht;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 17 april 2024 in een personenauto over de P.C. Hooftlaan in Ermelo. Zij reed in de richting van de Jacob Catslaan. Op de kruising met de Huygenslaan heeft zij geen voorrang verleend aan de van rechts komende bestuurder van een fiets. Verdachte heeft vervolgens de fietser, [slachtoffer] , aangereden waardoor [slachtoffer] gewond raakte. [2] Bij [slachtoffer] is als direct gevolg van het ongeval een epiduraal hematoom met fractuur links frontaal geconstateerd. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam gereden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het primair ten laste gelegde feit. Verdachte valt geen verwijt te maken dat voldoet aan de maatstaf van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW 1994). De raadsman betwist dat verdachte heeft verklaard dat zij voorafgaand aan het ongeval diep in gedachten was en hierdoor niet naar rechts of links heeft gekeken of er iets aankwam. In ieder geval dient deze verklaring in de context te worden begrepen: zij was op dat moment in shock en op zoek naar een mogelijke verklaring voor het ongeval. Het zicht op rechts was voor verdachte niet volledig waardoor het mogelijk is dat verdachte wel heeft gekeken, maar het slachtoffer niet heeft gezien. Ook was het verkeersbord dat waarschuwt voor een gevaarlijke kruising vanwege overhangende bladeren slecht zichtbaar. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat het slachtoffer gelet op de technische staat van de fiets nooit de weg had mogen opgaan. Hierdoor had hij geen of nauwelijks de mogelijkheid om in te grijpen op het moment dat hij geen voorrang zou krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan haar schuld te wijten
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van dit artikel komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gedrag van verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan niet als algemene regel worden afgeleid dat schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 in geen geval kan worden bewezenverklaard als de gedraging van de verdachte die heeft geleid tot het ongeval, haar aanleiding vindt in uitsluitend een enkel moment van onoplettendheid. De omstandigheden van het geval – waartoe ook de aard van de verkeerssituatie kan worden gerekend – kunnen immers zodanige aandacht vergen dat ook een kort moment van onoplettendheid als zeer onvoorzichtig kan worden aangemerkt (zie: HR 15 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1398).
De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte heeft verklaard dat zij diep in gedachten was en hierdoor bij de kruising met de Huygenslaan niet naar rechts of naar links heeft gekeken of er iets aankwam. [4] Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat zij deze verklaring bij de politie heeft afgelegd en dat zij inderdaad in gedachten was. [5] Dat verdachte zich thans niet meer kan herinneren of zij wel of niet naar links en rechts heeft gekeken doet aan haar verklaring afgelegd bij de politie kort na het ongeval niet af, zodat het verweer van de raadsman over de bruikbaarheid van deze verklaring wordt verworpen.
Verdachte heeft verder ter zitting verklaard dat zij bekend was met de locatie waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Zij wist dat er door middel van een verkeersbord en zigzagstrepen op het wegdek werd gewaarschuwd voor een gevaarlijke kruising. Ook wist zij dat het verkeer op de Huygenslaan op een naar beneden hellende weg richting de kruising met de P.C. Hooftlaan reed. Verdachte heeft verder verklaard dat als ze bij een kruising geen ander verkeer ziet, zij dan doorrijdt zonder snelheid te minderen. [6]
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de kruising met de Huygenslaan is genaderd terwijl zij diep in gedachten was. Zij heeft voorafgaand aan het oprijden van de kruising niet naar rechts gekeken. Verdachte heeft geen voorrang verleend aan Herbele die fietsend van rechts kwam. Verdachte was bekend met de verkeersituatie en wist dat het een gevaarlijke kruising was. Van verdachte mocht daarom ook een bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid gevergd worden. Dat de wegsituatie om grote voorzichtigheid vraagt, wordt benadrukt door de aanwezigheid van zigzagstrepen op het wegdek en het verkeersbord dat waarschuwt voor een gevaarlijke kruising. Dat het zicht op rechts mogelijk deels werd belemmerd, zoals de raadsman heeft bepleit, had bij verdachte juist aanleiding moeten geven tot een hogere mate van voorzichtigheid.
Door het hebben van onvoldoende aandacht voor de verkeerssituatie en de overige verkeersdeelnemers bij het naderen van de kruising, het niet kijken naar mogelijke kruisende verkeersdeelnemers en het niet verlenen van voorrang aan [slachtoffer] heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gedragen waardoor het verkeersongeval aan haar schuld is te wijten, als bedoeld in artikel 6 WVW 1994. Van slechts momentane onoplettendheid zoals door de verdediging is aangevoerd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake omdat sprake is van een langere periode van onvoldoende aandacht voor het verkeer. Het gegeven dat de technische staat van de fiets van [slachtoffer] onvoldoende was omdat goed werkende remmen ontbraken, heft de schuld aan de zijde van verdachte niet op, noch verminderd zij die.
De rechtbank is verder van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor het tenlastegelegde ‘
in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement niet de snelheid van dat door haar bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de door haar bereden weg en/of die kruisende weg kon overzien en waarover deze vrij waren’. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat als verdachte wél naar rechts had gekeken en het slachtoffer had gezien, zij niet in staat was geweest haar auto tijdig tot stilstand te brengen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel dan ook partieel vrij spreken.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] . Daarbij betrekt de rechtbank dat uit de geneeskundige verklaring blijkt dat bij [slachtoffer] sprake was van een epiduraal hematoom met een fractuur links frontaal. De duur van de genezing werd geschat op enkele maanden. [7] [slachtoffer] heeft zelf verklaard dat nadat uit een scan van zijn hoofd bleek dat er bloed in zijn hersenen zat, hij met spoed is geopereerd in het UMC Utrecht. Tijdens de operatie is een luikje in zijn schedel gemaakt, waardoor de druk in zijn hersenen afnam en het bloed kon worden weggehaald. Zijn oor was helemaal stuk en er zat ook een gaatje in zijn trommelvlies van zijn linkeroor. Het gehoor in zijn linkeroor was afgenomen, zoals ook bleek uit een afgenomen gehoortest. Door het ongeval kan hij niet naar school en niet naar werk. Hij heeft nog steeds – 5 weken na het ongeval – last van druk in zijn hoofd, last van zijn nek en rug en hij kan niet tegen prikkels. [8]
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat een aan de schuld van verdachte te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel is toegebracht. De rechtbank merkt het rijgedrag van verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam, zodat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
zij op
of omstreeks17 april 2024 te Ermelo als bestuurder van een voertuig
(personenauto), daarmee rijdende op de weg, de P.C. Hooftlaan, op de kruising met
de Huygenslaan
, zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl voor voornoemde kruising op de door haar bereden rijbaan een waarschuwingsteken, te weten een zigzagmarkering, en
/ofhet bord J8 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, inhoudende een waarschuwing dat een gevaarlijk
(kruis
)punt genaderd wordt, waren aangebracht en
/of
- haar aandacht gedurende enige tijd niet, althans in onvoldoende mate, op het
overige verkeer en
/ofde (verkeers)situatie ter plaatse heeft gericht en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 19 van voornoemd reglement niet de snelheid
van dat door haar bestuurde voertuig zodanig heeft geregeld dat zij in staat was dat
voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de door haar
bereden weg en/of die kruisende weg kon overzien en waarover deze vrij waren
en/of
- niet of in onvoldoende mate naar het verkeer op die kruisende weg (de
Huygensweg) heeft gekeken en
/ofis blijven kijken en
/ofzich niet
of in onvoldoende
mateheeft overtuigd of over die kruisende weg
(en)verkeer naderde en
/of
- in strijd met het gestelde in artikel 15 lid 1 van voornoemd reglement geen
voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een voor verdachte van rechts
komende, toen over die kruisende weg, de Huygensweg, dicht genaderd zijnde
bestuurder van een fiets en
/of
- is gebotst tegen
, althans in aanrijding gekomen met,die fiets en
/ofde bestuurder
van die fiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor
een ander (te weten[slachtoffer]
)
zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit
tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Beiden met een proeftijd van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen. Verdachte heeft bij het naderen van een gevaarlijk kruispunt niet gelet op medeweggebruikers en geen voorrang verleend aan het slachtoffer die van rechts de kruising naderde. De rechtbank rekent dit verdachte aan als aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijgedrag. Verdachte heeft met haar handelen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht. Voor verdachte, andere verkeersdeelnemers en de samenleving als geheel moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is.
Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister volgt dat verdachte niet eerder is
veroordeeld voor een strafbaar feit.
Uit hetgeen ter zitting is besproken is duidelijk geworden dat het ongeval grote indruk heeft gemaakt op verdachte. Verdachte toont zich zeer schuldbewust en heeft meermalen contact gehad met de moeder van het slachtoffer om te achterhalen hoe het met hem gaat. De rechtbank gelooft verdachte dat zij van haar fouten heeft geleerd en dat zij haar rijgedrag heeft aangepast.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde taakstraf van 120 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, passend. Zij zal deze aan verdachte opleggen. De rechtbank legt ook een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden op. Dit is bedoeld als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw verkeersdelicten pleegt en om haar ervan te doordringen dat zij haar aandacht bij het verkeer moet houden en de verkeersregels moet naleven.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van
120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze taakstraf, te weten
60 uren,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
twee jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarde:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
zes maanden
 bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
twee jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Hollebrandse (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. A.T.G. van Wandelen, rechters, in tegenwoordigheid van J.G. Heebink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024312086, gesloten op 6 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal FO Verkeer, p. 57 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2024.
3.Geneeskundige verklaring, p. 34.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 16.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2024.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 november 2024.
7.Geneeskundige verklaring, p. 34.
8.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer, p. 12-13.