ECLI:NL:RBGEL:2024:8404

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/05/441750 / KG RK 24-728
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende partijdigheid

Op 29 oktober 2024 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die vreesde dat de rechter, mr. A.S.W. Kroon, zijn argumenten anders zou wegen dan hij zou willen. De wrakingskamer oordeelde dat de enkele vrees van de verzoeker niet voldoende was om te concluderen dat de rechter vooringenomen of partijdig was. De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek op 30 september 2024, gevolgd door een schriftelijke reactie van de rechter op 8 oktober 2024 en een toelichting van de verzoeker op 16 oktober 2024. De mondelinge behandeling op 17 oktober 2024 ging niet door omdat beide partijen niet verschenen.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De verzoeker had slechts veronderstellingen en suggesties aangedragen, zonder concrete feiten die de vrees voor partijdigheid konden onderbouwen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor partijdigheid opleverden. Bovendien werd het voorwaardelijke wrakingsverzoek van de verzoeker, dat ingediend was voor het geval het verzoek tot wraking zou worden afgewezen, als kennelijk niet-ontvankelijk beschouwd.

De wrakingskamer besloot dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstond en wees het verzoek tot wraking van de rechter af. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/441750 / KG RK 24-728
Beslissing van 29 oktober 2024
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A.S.W. Kroon,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 30 september 2024
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 8 oktober 2024
  • de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek en het voorwaardelijke wrakingsverzoek van 16 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek is bepaald op 17 oktober 2024. De rechter heeft in de schriftelijke reactie van 8 oktober 2024 aangegeven niet te zullen verschijnen. Verzoeker heeft in de schriftelijke toelichting op het wrakingsverzoek van 16 oktober 2024 aangegeven niet te zullen verschijnen. Partijen zijn aldus niet op de mondelinge behandeling verschenen, waardoor deze niet heeft plaatsgevonden.

2.Het wrakingsverzoek en de beoordeling daarvan

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaken met nummers ARN 23/2505 en ARN 23/2839 tussen verzoeker en het college van burgermeester en wethouders van de gemeente [… 1]. In deze zaken heeft op 26 september 2024 de mondelinge behandeling plaatsgevonden.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke wrakingsverzoek veel omstandigheden naar voren gebracht die er in de kern op neerkomen dat hij vreest dat de rechter zijn argumenten anders weegt dan hij zou willen.
2.3.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
2.4.
Vooropgesteld wordt dat een rechter alleen gewraakt kan worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
2.5.
De door verzoeker aangevoerde gronden betreffen slechts veronderstellingen en suggesties op basis waarvan hij vreest dat de rechter zijn argumenten anders weegt dan hij zou willen. Concrete feiten waaruit de wrakingskamer de vooringenomenheid van de rechter of de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden, ontbreken. Bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid zijn niet gesteld en volgen ook niet uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 september 2024. Anders dan verzoeker meent, valt uit het proces-verbaal niet op te maken dat de rechter reeds beslissingen heeft genomen of een standpunt heeft ingenomen. De rechter heeft een zekere mate van vrijheid de zitting zo in te richten als deze wenst. Dat de rechter wel, geen of kritische vragen stelt is geen grond voor wraking. Dat stukken uit processtukken worden geciteerd en voorgehouden aan partijen, maakt nog niet dat de rechter het eens dan wel oneens is met het door de geciteerde partij ingenomen standpunt. Hieruit volgt dan ook niet dat de rechter vooringenomen of partijdig is. Daarom wordt het verzoek afgewezen.
2.6.
Verzoeker heeft voorts een voorwaardelijk wrakingsverzoek ingediend in die zin dat verzoeker indien de wrakingskamer ‘achter de rechter staat’ en zijn verzoek tot wraking afwijst, hij een verzoek indient tot wraking van de wrakingskamer vanwege het niet erkennen van de discriminatieclaims en andere schendingen van zijn rechten.
2.7.
De wrakingskamer is in de eerste plaats van oordeel dat de voorwaarde waaronder het voorlopige verzoek is ingediend pas ingaat nadat einduitspraak is gedaan in de onderhavige wrakingszaak. De wet voorziet echter niet in de mogelijkheid van wraking nadat in een zaak einduitspraak is gedaan. Om die reden is het voorwaardelijke wrakingsverzoek gericht tegen de wrakingskamer kennelijk niet-ontvankelijk. De wrakingskamer zal om die reden dit voorwaardelijke wrakingsverzoek buiten behandeling laten.
2.8.
Volledigheidshalve overweegt de wrakingskamer nog het volgende. De Hoge Raad (HR 31-01-2020, ECLI:NL:HR:2020:155) heeft geoordeeld dat een wrakingsverzoek niet met succes kan worden gedaan op de grond dat een door de rechter nog te nemen beslissing een bepaalde inhoud heeft. Hieruit volgt dat de afwijzing door de wrakingskamer van het verzoek tot wraking van de rechter, ook niet voorwaardelijk, een grond voor wraking van de wrakingskamer kan zijn. Het voorwaardelijke wrakingsverzoek is daarom – ook als verzoeker hierin wel ontvankelijk zou zijn geweest – aanstonds ongegrond. Ook hierom zal de wrakingskamer dit verzoek buiten behandeling laten.

3.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
  • laat het voorwaardelijke verzoek tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling;
  • wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Schippers, voorzitter, mr. M.J.H. Schuurman en
mr. G. Edelenbos, leden in tegenwoordigheid van de griffier mr. [… 2] en in openbaar uitgesproken op 29 oktober 2024.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.