ECLI:NL:RBGEL:2024:8293

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
AWB - 22_5515, 22_5553, 22_5554, 22_5921, 22_5957 en 22_5959
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Emaus Visschers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van beroepen tegen omgevingsvergunning voor appartementencomplex in Ermelo

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland de beroepen van verschillende eisers tegen een omgevingsvergunning voor de bouw van een appartementencomplex met 42 appartementen in Ermelo. De vergunning is aangevraagd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo, maar de eisers zijn van mening dat de vergunning niet voldoet aan de geldende bestemmingsplannen en parkeernormen. De rechtbank behandelt de beroepen en constateert dat de beslissingen op bezwaar van 2 november 2022 zijn vervangen door een herstelbesluit van 31 juli 2024. De rechtbank verklaart de beroepen tegen de eerdere beslissingen niet-ontvankelijk, maar oordeelt dat het herstelbesluit in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt het herstelbesluit en draagt het college op om een nieuwe beslissing te nemen, waarbij het college moet onderzoeken of de definitieve parkeerplaatsen voldoen aan de bestemmingsplannen en de Nota parkeernormen. De rechtbank wijst ook op de noodzaak van een goede belangenafweging en het uitvoeren van een parkeertelling. De eisers krijgen proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 22/5515, 22/5553, 22/5554, 22/5921, 22/5957, 22/5959

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen
22/5515
[eiser 1] en [eiseres 1], uit [plaats 1] , eisers,
(gemachtigde: mr. N. van Leeuwen),
22/5553
[eiser 2], uit [plaats 1] , eiser,
(gemachtigde: mr. N. van Leeuwen),
22/5554
[eiser 3], uit [plaats 1] , eiser,
(gemachtigde: mr. N. van Leeuwen),
22/5921
[eiser 4], uit [plaats 1] , eiser,
(gemachtigde: mr. K. Luehof),
22/5957
[eiser 5], uit [plaats 1] , eiser,
(gemachtigde: P. Meles),
22/5959
[eiseres 2], uit [plaats 1] , eiseres,
(gemachtigde: P. Meles)
(hierna: eisers)
en
in alle zaken

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo

(gemachtigden: mr. R.A. Oosterveer en [naam 1] ).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij]uit [plaats 2] (de derde-partij)
(gemachtigden: mr. E. Euverman en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen een omgevingsvergunning voor de bouw van een appartementencomplex voor
42 appartementen.
1.1.
Met de beslissingen op bezwaar van 2 november 2022 is het college bij die vergunningverlening gebleven.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. De derde-partij heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.3.
Met het besluit van 31 juli 2024 heeft het college opnieuw beslist op de bezwaren. Dit besluit vervangt de hiervoor genoemde beslissingen op bezwaar van 2 november 2022. De beroepen van eisers richten zich van rechtswege ook tegen dit besluit. [1] [eiser 1] en [eiseres 1] hebben schriftelijk gereageerd op dit besluit.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens eisers: in zaak 22/5515 [eiseres 1] , in zaak 22/5553 [eiser 2] , in zaak 22/5921 [eiser 4] . Namens eisers in alle zaken zijn ook hun gemachtigden mr. N. van Leeuwen, K.A. Luehof en P. Meles verschenen. Namens het college en namens de derde-partij zijn de gemachtigden verschenen.

Waar gaat deze zaak over?

2. De derde-partij heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een appartementencomplex voor 42 appartementen in [woonwijk] op [locatie 1] in [plaats 1] . De vergunning is aangevraagd voor de activiteiten “bouwen” [2] en “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening” [3] .
2.1.
De bouw van het appartementencomplex is onderdeel van een meeromvattend plan om de [woonwijk] her in te richten. Dat meeromvattende plan bestaat uit zes fasen. De bouw van het appartementencomplex is fase twee. Fase twee is inmiddels afgerond.
2.2.
Ter plaatse geldt het bestemmingsplan “Oranjepark Ermelo” en het perceel heeft de bestemming “Wonen” [4] .
2.3.
Het bouwplan voor het appartementencomplex is op vier onderdelen in strijd met het bestemmingsplan. De balkons worden deels buiten het bouwvlak gerealiseerd, de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte wordt overschreden, bergingen worden gedeeltelijk voor de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd en er worden onvoldoende parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein. Om het bouwplan toch mogelijk te maken heeft het college gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan [5] en de omgevingsvergunning verleend.
2.4.
De hiertegen door eisers ingediende bezwaren heeft het college ongegrond verklaard.
2.5.
De voorzieningenrechter heeft op 6 december 2022 voorlopig geoordeeld dat de verleende omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan en de Nota parkeernormen en daarom niet op deze manier verleend had kunnen worden. [6]
2.6.
Met het besluit van 31 juli 2024 heeft het college een nieuwe beslissing op bezwaar genomen die de beslissingen op bezwaar van 2 november 2022 vervangt (het herstelbesluit). Hierin is aangegeven dat er een parkeerbalans is opgesteld voor het gehele plangebied van [woonwijk] , waarbij is uitgegaan van een parkeerbehoefte van 46 parkeerplaatsen voor de 42 appartementen. Deze parkeerbehoefte wordt opgelost door de realisering van parkeerplaatsen in [woonwijk] , waarvan het appartementencomplex deel uitmaakt. Dit zijn geen parkeerplaatsen op eigen terrein.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de omgevingsvergunning voor de bouw van een appartementencomplex voor 42 appartementen en het herstelbesluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers. De beroepsgronden van eisers zien op de activiteit “handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening” en gaan over parkeren. De beroepsgrond over de bergingen hebben eisers tijdens de zitting ingetrokken. Ook de beroepsgrond over stikstof hebben eisers tijdens de zitting ingetrokken. Eisers hebben geen beroepsgronden aangevoerd tegen de activiteit “bouwen”.
4. De rechtbank verklaart de beroepen tegen de beslissingen op bezwaar van 2 november 2022 niet-ontvankelijk en de beroepen tegen het herstelbesluit van 31 juli 2024 gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De beroepen tegen de beslissingen op bezwaar van 2 november 2022
5. Eisers hebben geen belang meer bij een beoordeling van hun beroepen voor zover die betrekking hebben op de beslissingen op bezwaar van 2 november 2022, want die beslissingen op bezwaar zijn vervangen door het herstelbesluit. Voor zover hun beroepen betrekking hebben op deze besluiten worden de beroepen daarom niet-ontvankelijk verklaard.
5.1.
Het herstelbesluit is een besluit als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De beroepen van eisers hebben op grond hiervan mede betrekking op dit besluit. Eisers hebben hun beroepen na het herstelbesluit niet ingetrokken. De rechtbank zal daarom hierna het herstelbesluit beoordelen aan de hand van de (oorspronkelijke) beroepsgronden van eisers en van de reacties van eisers op het herstelbesluit.
Wijze van beoordelen
6. Voordat de rechtbank op de beroepsgronden die zien op de activiteit “handelen in strijd met het bestemmingsplan” ingaat, benadrukt de rechtbank dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [7]
De parkeernormen
7. Eisers betogen dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het afwijkt van de Nota parkeernormen en dat hierdoor de rechtszekerheid in het geding is. Het college heeft nagelaten onderzoek te doen naar de parkeerbehoefte en de parkeerdruk. [eiser 4] vreest voor overlast in de omgeving doordat de parkeerdruk zal toenemen.
[eiser 4] en [eiser 1] en [eiseres 1] hebben aangegeven dat ook in de nieuwe situatie – zoals door het college aangegeven in het herstelbesluit – sprake is van tijdelijke parkeerplaatsen en dat daarom nog steeds sprake is van een rechtsonzekere situatie.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat uit het herstelbesluit blijkt dat wordt voorzien in voldoende parkeerplaatsen en dat hiermee wordt voldaan aan het bestemmingsplan en de Nota parkeernormen (de Nota). Ter onderbouwing verwijst het college naar de ‘parkeerbalans’ van 6 januari 2023, opgesteld door [adviesbureau] en als bijlage bij het herstelbesluit gevoegd. Uit de parkeerbalans blijkt dat in fase 2 totaal 47 parkeerplaatsen worden aangelegd. Dat is meer dan nodig is. Aan [locatie 2] worden 14 tijdelijke parkeerplaatsen aangelegd en aan [locatie 3] komen 13 tijdelijke parkeerplaatsen. Ter zitting heeft het college aan de hand van een niet eerder overgelegde plattegrond toegelicht dat de tijdelijke parkeerplaatsen binnen 100 meter van het appartementencomplex beschikbaar zijn doordat er een hek zal worden opengezet. Deze tijdelijke parkeerplaatsen in samenhang met de 20 parkeerplaatsen direct bij het gebouw, maakt dat er 47 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Ondanks dat de parkeerplaatsen aan [locatie 2] en [locatie 3] tijdelijk zijn, is deze tijdelijkheid gekoppeld aan alle fasen. Dat betekent dat pas als fase 6 is gerealiseerd de tijdelijke plaatsen kunnen worden vervangen voor permanente parkeerplaatsen. Op die manier is volgens het college geborgd dat het plan voldoet en blijft voldoen aan de parkeernorm.
7.2.
Volgens artikel 6.2.5 van het bestemmingsplan moet de inrichting van de gronden zodanig plaatsvinden dat wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen zoals opgenomen in de Nota. Volgens de Nota moeten deze parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Niet in geschil is dat er volgens de Nota voor dit appartementengebouw 46 parkeerplaatsen nodig zijn. Er kunnen 20 parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd. Omdat niet alle parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd, moet het stappenplan uit de Nota worden gevolgd. Stap 1 (het verwerven van gronden ten behoeve van parkeerplaatsen) en stap 2 (ontheffing door middel van een parkeerfonds) zijn in dit geval niet aan de orde. Volgens stap 3 kan onderzocht worden of de parkeerbehoefte binnen een redelijke loopafstand kan worden gecompenseerd in de openbare ruimte. Hierbij zijn twee opties mogelijk: er kan gebruik worden gemaakt van bestaande parkeerplaatsen en/of er kunnen in de openbare ruimte parkeerplaatsen worden aangelegd. Als gebruik wordt gemaakt van bestaande parkeerplaatsen, moet door de aanvrager inzichtelijk worden gemaakt dat er ruim voldoende vrije openbare parkeerplaatsen beschikbaar zijn door een parkeertelling uit te laten voeren. Deze parkeertelling moet worden uitgevoerd door een, vooraf door het college goedgekeurd, verkeerskundig adviesbureau. Bij de parkeertelling wordt gekeken of op verschillende momenten op acceptabele, door het college aan te geven, loopafstand voldoende vrije parkeerplaatsen beschikbaar zijn om de parkeervraag waarin de nieuwe functie niet kan voorzien op te vangen terwijl er, naar het oordeel van het college, nog steeds sprake is van een acceptabele parkeerdruk in het gebied. Voor een acceptabele loopafstand gaat het college uit van de richtlijnen van de CROW [8] waarin een afstand van 100 meter als acceptabele loopafstand wordt gehanteerd. Voor de optie dat in de openbare ruimte parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd, is het mogelijk om groenstroken die de bestemming “verkeersdoeleinden” hebben te gebruiken. Voorwaarde hierbij is dat de parkeerplaatsen verkeerstechnisch aangelegd kunnen worden en maatgevend is onder andere de verkeersveiligheid en de mate van hinder die dit op kan leveren voor andere weggebruikers. Toetsing van deze optie vindt plaats door de verkeerskundige van het college.
7.3.
De rechtbank oordeelt dat in het herstelbesluit van 31 juli 2024 en in dat wat het college tijdens de zitting naar voren heeft gebracht niet voldoende is gemotiveerd waar de definitieve parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd en of deze voldoen aan de regels uit het bestemmingsplan en de Nota. Uit het bestemmingsplan en de Nota volgt dat per bouwplan aan de normen moet worden voldaan. Daarbij zal op voorhand duidelijk moeten zijn dat in het definitieve ontwerp voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd en aan de eisen van de Nota zal worden voldaan. Als het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein niet mogelijk is, moet eerst worden onderzocht of het verwerven van gronden ten behoeve van parkeerplaatsen mogelijk is. Als dat niet mogelijk is, kan de parkeerplaatsverplichting worden afgekocht door middel van een storting in het parkeerfonds. Als deze oplossingen ook niet mogelijk zijn, dan kan onderzocht worden of de parkeerbehoefte mogelijk binnen een redelijke loopafstand kan worden gecompenseerd in de openbare ruimte. Voor het gebruik maken van bestaande parkeerplaatsen in de openbare ruimte moet de aanvrager volgens de Nota een parkeertelling laten uitvoeren door een verkeerskundig adviesbureau. Voor de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen in de openbare ruimte moet de aanvrager het voorstel door de verkeerskundige van het college laten toetsen. Uit de parkeerbalans blijkt dat in het definitieve ontwerp voor het gehele plangebied [woonwijk] 206 parkeerplaatsen beschikbaar zijn, terwijl er volgens de parkeernormen 185,5 beschikbaar moeten zijn. Dat betekent dat in méér parkeerruimte wordt voorzien dan nodig is, maar niet volledig op eigen terrein. Volgens de parkeerbalans is sprake van 79 parkeerplaatsen in openbaar gebied. Daarbij komt dat het mogelijk is dat het definitieve ontwerp voor het gehele plangebied [woonwijk] niet of gewijzigd wordt uitgevoerd. Het college stelt daarbij weliswaar dat volgens de omgevingsvergunning 46 parkeerplaatsen beschikbaar dienen te blijven in verband met het gebruik van de 42 appartementen, maar heeft hiermee niet toereikend gemotiveerd dat voor het nu voorliggende bouwplan in de definitieve situatie voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd en evenmin dat er dan nog steeds sprake is van een acceptabele parkeerdruk in het gebied rond het appartementencomplex. De enkele opmerking dat in de definitieve situatie meer parkeerplaatsen worden gerealiseerd dan nodig is, is niet voldoende om geen parkeertelling te laten uitvoeren of nieuw aan te leggen parkeerplaatsen niet te laten toetsen door de verkeerskundige en is niet voldoende om te stellen dat wordt voldaan aan de Nota. Overigens, voor zover het voor het voldoen aan het bestemmingsplan nodig is dat gebruik wordt gemaakt van tijdelijke parkeerplaatsen, zal het college er ook voor moeten zorgen dat de beschikbaarheid en de instandlating van die parkeerplaatsen in de vergunning wordt geborgd. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

8. De rechtbank verklaart de beroepen voor zover die betrekking hebben op de beslissing op bezwaar van 2 november 2022 niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van procesbelang.
8.1.
De rechtbank verklaart de beroepen tegen de beslissing op bezwaar van 31 juli 2024 gegrond omdat deze beslissing op bezwaar in strijd is met het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom deze beslissing op bezwaar. De rechtbank draagt het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Het college moet een belangenafweging maken en zelf nader onderzoek doen om te bepalen of de invulling van de definitieve parkeerplaatsen voldoet aan het bestemmingsplan en de Nota Ook moet het college – als het plan niet voldoet aan het bestemmingsplan en de Nota – afwegen of een afwijking van het bestemmingsplan daarvoor aanvaardbaar is.
8.2.
Omdat de beroepen tegen de beslissing op bezwaar van 31 juli 2024 gegrond zijn, moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden. Eisers krijgen ook een vergoeding van hun proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten voor de door derden beroepsmatig verleende rechtsbijstand in elke zaak vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 875,- per punt en een wegingsfactor 1). Dit betekent dat de gemachtigde in de zaken 22/5515, 22/5553 en 22/5554 een vergoeding ontvangt van € 5.250,- , de gemachtigde in zaak 22/5921 een vergoeding van € 1.750,- en de gemachtigde in de zaken 22/5957 en 22/5959 een vergoeding van € 3.500,-. [eiser 4] heeft ook om een reiskostenvergoeding gevraagd en ontvangt hiervoor € 40,60 (retour openbaar vervoer 2e klas [plaats 1] -Arnhem).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen van eisers voor zover die betrekking hebben op de beslissingen op bezwaar van 2 november 2022 niet-ontvankelijk;
  • verklaart de beroepen van eisers voor zover die betrekking hebben op de beslissing op bezwaar van 31 juli 2024 (het herstelbesluit) gegrond;
  • bepaalt dat het college een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 10.540,60;
  • draagt het college op aan iedere eiser het griffierecht van € 184,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Emaus Visschers, rechter, in aanwezigheid van
mr. I.M. Stroink, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 6:19 Awb.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo.
3.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo.
4.Bestemmingsplan “Oranjepark Ermelo ”, artikel 6.
5.Artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1⁰ en onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 4, onderdeel 9 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
8.Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek.