ECLI:NL:RBGEL:2024:821

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
10628103 \ CV EXPL 23-5203
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medehuurderschap en niet-ontvankelijkheid van eisers in huurgeschil

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit [Eiser 1] en [Eiser 2], dat de kantonrechter bepaalt dat [Eiser 2] medehuurder wordt van de woning die door [Eiser 1] en zijn echtgenote [Betrokkene 1] wordt gehuurd van de Stichting Vivare. De huurovereenkomst is op 18 november 2014 tot stand gekomen. Op 1 maart 2023 hebben eisers gezamenlijk een aanvraag voor medehuurschap ingediend, welke door Vivare op 2 maart 2023 is afgewezen. Vivare stelt dat eisers niet voldoen aan de voorwaarden voor medehuurderschap, die onder andere vereisen dat er een duurzame gemeenschappelijke huishouding bestaat. De kantonrechter oordeelt dat de procedure niet ontvankelijk is, omdat [Betrokkene 1] niet betrokken is bij de procedure, terwijl zij als hoofdhuurder ook geraakt wordt door de beslissing. De kantonrechter wijst erop dat de huurovereenkomst een ondeelbare rechtsverhouding creëert, waardoor een beslissing enkel kan worden genomen als alle betrokken partijen zijn opgeroepen. De kantonrechter compenseert de proceskosten, omdat Vivare onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de vereisten voor medehuurderschap. Het vonnis is gewezen op 21 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10628103 \ CV EXPL 23-5203
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak van

1.[Eiser 1] ,

wonende te [Plaats] ,
procederend in persoon,
2.
[Eiser 2],
wonende te [Plaats] ,
procederend in persoon
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [Eisers] ,
tegen
STICHTING VIVARE,
statutair gevestigd te Arnhem ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Vivare ,
gemachtigde: mr. N.H.M.M. Janssen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit;
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 20 september 2023;
- de mondelinge behandeling van 22 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen [Eiser 1] en zijn echtgenote [Betrokkene 1] (hierna [Betrokkene 1] ) als huurders en Vivare als verhuurder, is per 18 november 2014 een huurovereenkomst tot stand gekomen ten aanzien van de woning staande en gelegen aan het adres [Adres] in [Plaats] (hierna: de woning).
2.2.
[Eisers] hebben op 1 maart 2023 gezamenlijk via de website van Vivare medehuurschap voor [Eiser 2] aangevraagd.
2.3.
Vivare heeft dat verzoek op 2 maart 2023 afgewezen met de motivering dat [Eisers] niet voldoen aan de voorwaarden die Vivare stelt.
2.4.
Bij brief van 21 maart 2023 is namens [Eisers] Vivare gevraagd om de afwijzing te heroverwegen.
2.5.
Vivare heeft daar bij e-mail van 31 maart 2023 als volgt gereageerd:
De voorwaarden voor medehuurderschap vindt u op onze website
Om in aanmerking te komen voor medehuurderschap zijn er enkel voorwaarden gesteld. Een daarvan is dat u van plan bent een duurzame gemeenschappelijke huishouding te voeren voor nu en in de toekomst. Met een familielid hebben mensen in het algemeen geen duurzame gemeenschappelijke huishouding. Ook niet met een neef of nicht. (...)
In de situatie van uw cliënten voldoen zij niet aan de voorwaarden. \
2.6.
Vivare heeft, kort nadat de onderhavige procedure is gestart, een vordering tot ontbinding en ontruiming ingesteld tegen [Eiser 1] en [Betrokkene 1] . Deze zaak staat bekend bij deze rechtbank bekend onder zaaknummer: 10668690 \ CV EXPL 23-5876 (hierna: de O&O-procedure). Laatstgenoemde zaak is tezamen met deze procedure rolgevoegd behandeld. De kantonrechter wijst in beide zaken vandaag vonnis.

3.Het geschil

3.1.
[Eisers] vorderen - samengevat - dat de kantonrechter zal bepalen dat [Eiser 2] medehuurder zal zijn van de woning aan het adres [Adres] in [Plaats] .
3.2.
[Eisers] leggen aan hun vordering ten grondslag dat [Eiser 2] samen met zijn gezin (bestaande uit partner en drie kinderen) al geruime tijd bij [Eiser 1] inwoont. [Eiser 2] voldoet aan de vereisten voor medehuurderschap zoals genoemd op de website van Vivare . Deze voorwaarden zijn: het gezamenlijk indienen van de aanvraag van medehuurderschap, het twee jaar of langer samen woonachtig zijn op het adres en die samenwoning voortzetten en het delen van de woonkosten. [Eisers] kunnen zich niet verenigen met de afwijzing van het verzoek tot medehuurderschap door Vivare .
3.3.
Vivare voert verweer, waarop hierna – voor zover nodig – wordt ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het toetsingskader in deze zaak artikel 7:267 BW is en niet – zoals [Eisers] hebben gesteld – de voorwaarden genoemd op de website van Vivare . Daarop staat slechts een versimpelde versie van het wettelijke toetsingskader.
4.2.
Artikel 7:267 lid 1 BW bepaalt – kort gezegd – dat persoon die, samen met de huurder, in het gehuurde zijn hoofdverblijf heeft en tussen wie een duurzame gemeenschappelijke huishouding bestaat, aanspraak kan maken op de status van medehuurder.
4.3.
De vraag of sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding moet volgens vaste rechtspraak worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval in onderling verband, zoals het feitelijk gebruik van het gehuurde door de huurder en de medebewoner, alsmede de omstandigheid dat zij al dan niet (i) gezamenlijk voorzien in de kosten van de huisvesting en/of kosten van levensonderhoud, (ii) gezamenlijk (of op grond van een afgesproken verdeling) huishoudelijke taken verrichten, (iii) gezamenlijk de maaltijden bereiden en gebruiken, (iv) gezamenlijk invulling geven aan vrije tijd en (v) gezamenlijk deelnemen aan het sociaal verkeer.
4.4.
Aan de inhoudelijke toetsing van de situatie van [Eisers] aan artikel 7:267 lid 1 BW wordt, echter, niet toegekomen. Hiertoe is het volgende redengevend. [Eiser 1] heeft met zijn echtgenote, [Betrokkene 1] , de huurovereenkomst gesloten voor de woning. Beide echtgenoten zijn dus contractueel de hoofdhuurders. Daardoor is sprake van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Bij een dergelijke ondeelbare rechtsverhouding kan de (kanton)rechter slechts een beslissing geven in een geding waarin
allendie bij die rechtsverhouding zijn betrokken, partij zijn. Alleen dan kan de rechterlijke beslissing alle partijen binden (zie: Hoge raad 10 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:411). Nu [Betrokkene 1] niet in de onderhavige procedure is betrokken en een beslissing ten aanzien van het verkrijgen van de status van medehuurder door [Eiser 2] ook haar raakt, kan de kantonrechter daarover in deze procedure geen beslissing geven. Dit betekent dat [Eisers] , zoals ook aangevoerd door Vivare , niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
4.5.
De kantonrechter overweegt nog het volgende. In het eveneens vandaag gewezen vonnis in de O&O-procedure komt de kantonrechter tot het oordeel dat de huurovereenkomst partieel wordt ontbonden. Aangezien [Betrokkene 1] haar hoofdverblijf niet meer heeft in de woning, handelt zij in strijd met de huurovereenkomst. Ten aanzien van haar is de huurovereenkomst ontbonden. Dit oordeel maakt de beslissing in deze zaak niet anders, de zaken worden immers enkel rolgevoegd behandeld. Het betreffen aldus losstaande zaken, die enkel administratief zijn samengevoegd.
4.6.
Ten aanzien van de proceskosten overweegt de kantonrechter als volgt. Op de website van Vivare staat slechts een versimpelde versie van het toetsingskader voor het aanvragen en verkrijgen van medehuurderschap vermeld. Dat heeft [Eisers] op het verkeerde been gezet. Daar komt bij dat Vivare aan [Eisers] – ondanks dat zij daarom hebben gevraagd – onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven omtrent de vereisten voor het aanvragen van medehuurderschap en de redenen voor afwijzing. Gelet op deze omstandigheden ziet de kantonrechter reden om de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart [Eisers] niet-ontvankelijk;
5.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024.