ECLI:NL:RBGEL:2024:8039

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
19 november 2024
Zaaknummer
ARN 22_5319
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark in Ede

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eisers tegen de omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonnepark op een perceel in Ede beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het beroepschrift van eisers ontvankelijk is, ondanks dat zij aanvankelijk een pro forma beroep hebben ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede de omgevingsvergunning terecht heeft verleend, omdat er geen verklaring van geen bedenkingen (vvgb) vereist was voor het zonnepark. De rechtbank stelt vast dat het zonnepark voldoet aan de vereisten van de gemeentelijke regelgeving en dat de vergunninghouder voldoende heeft aangetoond dat het project bijdraagt aan de lokale energiebehoefte en de energiedoelstellingen van de gemeente Ede. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de eisers, waaronder de impact op het woon- en leefklimaat en de biodiversiteit, niet onevenredig worden aangetast. De rechtbank wijst de beroepsgronden van eisers af en verklaart het beroep ongegrond, waardoor de omgevingsvergunning in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/5319

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eisers],

[eisers]
,uit [woonplaats], eisers
(gemachtigde: mr. P.H.N. van Spanje),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ede, het college

(gemachtigden: A.G.J. Polman, mr. J.W. van den Bovenkamp en mr. S.R.N. Nijman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[Derde-partij]uit [woonplaats], vergunninghouder
(gemachtigden: mr. T. Pranger en mr. H. Wiersema ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de door het college verleende omgevingsvergunning aan vergunninghouder voor het realiseren van een zonnepark op een perceel aan [locatie] in [woonplaats].
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Vergunninghouder heeft een schriftelijke reactie ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers [eisers] en [eisers], de gemachtigde van eisers, de gemachtigden van het college en namens vergunninghouder [Derde-partij] en de gemachtigden van vergunninghouder.

Totstandkoming van het besluit

1. Vergunninghouder heeft op 15 april 2021 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor de realisatie van een zonnepark op het perceel aan [locatie] in [woonplaats] (het perceel) [1] van 2,8 hectare aan zonnepanelen met toebehoren en onderhoudspaden en 1,7 hectare aan landschappelijke inpassing. Met het zonnepark kan stroom worden opgewekt voor ongeveer 1.550 huishoudens.
1.1.
Het zonnepark is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Agrarisch Buitengebied Ede 2012’, waar de enkelbestemming ‘Agrarisch’ met de gebiedsaanduiding ‘reconstructiezone – verwevingsgebied’ op het perceel rust.
1.2.
Het college heeft daarom op 6 oktober 2022 een omgevingsvergunning verleend voor de activiteit ‘bouwen’ [2] , ‘het uitvoeren van werk of werkzaamheden’ [3] en een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan [4] .
1.3.
Een van de voorschriften die aan de omgevingsvergunning is verbonden is dat de omgevingsvergunning eindigt op het moment dat 25 jaar is verstreken na de aanvang van de bouwwerkzaamheden. Na afloop van deze termijn moet binnen drie maanden de voor de verlening van de vergunning bestaande toestand zijn hersteld, met uitzondering van de landschappelijke inpassing.
1.4.
Tegen deze verleende omgevingsvergunning (het bestreden besluit) hebben eisers, die in de directe omgeving van het perceel wonen, [5] beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen het bestreden besluit aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Crisis- en herstelwet (Chw)
4. Omdat het voorliggende project ziet op de aanleg van een productie-installatie ten behoeve van hernieuwbare elektriciteit door zonne-energie, is de Chw van toepassing. [6]
Is het beroepschrift van eisers ontvankelijk?
5. Het college voert aan dat het beroepschrift niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Eisers hebben namelijk op 2 november 2022 een pro forma beroepschrift ingediend en na het verstrijken van de beroepstermijn pas de inhoudelijke beroepsgronden aangeleverd. Dit is volgens het college niet toegestaan, omdat de Chw van toepassing is op het bestreden besluit. Het college merkt verder op dat eisers werden bijgestaan door een gemachtigde en dat van een gemachtigde redelijkerwijs mag worden verwacht dat de gemachtigde bekend is met de procedure van de Chw.
5.1.
Artikel 1.6a van de Chw luidt: ‘
Na afloop van de termijn voor het instellen van beroep kunnen geen beroepsgronden meer worden aangevoerd.’
5.2.
De rechtbank stelt vast dat eisers op 2 november 2022 pro forma beroep hebben ingesteld tegen het bestreden besluit. Bij brief van 4 november 2022 heeft de rechtbank eisers verzocht om binnen vier weken de gronden van beroep mee te delen. Op 1 december 2022 hebben eisers hun beroepsgronden ingediend.
Verder stelt de rechtbank vast dat eisers in de rechtsmiddelenverwijzing bij het bestreden besluit er niet op gewezen zijn dat de Chw van toepassing is en zij daarom geen gronden meer mochten indienen na het verstrijken van de beroepstermijn. Dit laatste is door het college bevestigd op de zitting.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de beroepsgronden die zijn vermeld in de brief van 1 december 2022 bij de beoordeling worden betrokken. Eisers zijn namelijk in de rechtsmiddelenverwijzing bij het bestreden besluit noch hangende de beroepsprocedure erop gewezen dat de Chw van toepassing is en dat zij daarom na het verstrijken van de beroepstermijn geen gronden meer mochten indienen. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 januari 2014. [7] Hierin heeft de Afdeling overwogen dat het op de weg van het bestuursorgaan ligt om duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop rechtsmiddelen tegen een onder de reikwijdte van de Chw vallend besluit kunnen worden aangewend. Indien in de rechtsmiddelenverwijzing niet is vermeld dat de Chw van toepassing is en dat daarom de beroepsgronden in het beroepschrift moeten worden opgenomen, kan een belanghebbende, nu in de Chw wordt afgeweken van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in beginsel niet worden tegengeworpen dat hij de gronden van het beroep niet binnen de beroepstermijn heeft aangevoerd. Dit is naar het oordeel van de Afdeling slechts anders indien aannemelijk is dat de belanghebbende op een andere manier wist of kon weten dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen gronden kunnen worden aangevoerd.
De rechtbank volgt het standpunt van het college dat de gemachtigde van eisers had kunnen weten of behoren te weten dat de Chw van toepassing is, niet. De rechtbank is van oordeel dat, nu het college heeft nagelaten eisers te informeren over de toepasselijkheid van Chw, terwijl het om essentiële informatie over rechtsbescherming in afwijking van de Awb gaat, eisers en hun gemachtigde niet mag worden tegengeworpen dat zij gronden hebben aangevoerd buiten de beroepstermijn van zes weken.
Het beroep is dan ook ontvankelijk.
Is ten onrechte geen vvgb gevraagd?
6. Eisers voeren aan dat het college de gevraagde omgevingsvergunning niet mocht verlenen omdat er geen verklaring van geen bedenkingen (vvgb) is afgegeven op het moment dat omgevingsvergunning is verleend.
6.1.
Artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo luidt:
‘In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft.(…)’
Artikel 6.5, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) luidt: ‘
Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.’
6.2.
Op grond van artikel 6.5, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht kan de gemeenteraad categorieën gevallen aanwijzen waarin een vvgb niet is vereist. De gemeenteraad van de gemeente Ede (de raad) heeft een dergelijk besluit genomen. Dit is namelijk het besluit: ‘
Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent de verklaring van geen bedenkingen bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonneveld (Besluit categorieën gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist)’(besluit van de raad).
6.3.
In artikel 2 van het besluit van de raad zoals dat gold van 14 maart 2019 tot 16 maart 2022 was het volgende opgenomen:
‘Artikel 2. Zonnevelden vanaf 2 hectare
1. Een verklaring van geen bedenkingen van de raad is niet vereist voor aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een zonneveld van meer dan 2 hectare, als:
a. hierdoor niet het voor de gemeente Ede vastgestelde maximum van 40 hectare aan zonnevelden van meer dan 2 hectare wordt overschreden;
b. de aanvraag is gebaseerd op uitwerking van een planontwerp dat is geselecteerd volgens de Beleidsregel selectieproces voor grote zonnevelden in Ede;
c. de aanvraag past het vastgestelde beleid dat is opgenomen in de Wind- en zonnewijzer, en;
d. het gebied waarop het plan betrekking heeft niet ligt in een nee tenzij gebied van de wind- en zonnewijzer in het Binnenveld, zoals aangegeven op de kaart die als bijlage onderdeel uitmaakt van dit besluit.
2. Dit artikel vervalt op 16 maart 2022. Als voor 16 maart 2022 een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend blijft het bepaalde in dit artikel van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt. (…)
In artikel 2 van het besluit van de raad dat vanaf 16 maart 2022 van kracht is, is het volgende opgenomen:

Artikel 2. Zonnevelden vanaf 2 hectare
[vervallen]’
6.4.
In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit is hierover het volgende opgenomen:

(…) Het onderhavige zonneveld heeft een netto-oppervlakte van ca. 2,8 hectare.
Het vastgestelde maximum van 40 hectare voor grote zonnevelden (groter dan 2 hectare) wordt niet overschreden, omdat er tot nu toe ca. 7,32 hectare aan grote zonnevelden is vergund. Bovendien is de aanvraag gebaseerd op de uitwerking van een planontwerp dat is geselecteerd volgens de 'Beleidsregel selectieproces voor grote zonnevelden in Ede'. Daarnaast voldoet de aanvraag aan de 'Wind- en zonnewijzer'. Zie paragraaf 3.4.4. Tot slot ligt het plangebied niet in een nee-tenzij gebied van de wind- en zonnewijzer in het
Binnenveld. Kortom, voor het onderhavige project hoeft geen vvgb aan de gemeenteraad
gevraagd te worden. [8]
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is voor het plan geen vvgb vereist. In de ruimtelijke onderbouwing heeft het college gemotiveerd uiteengezet dat dit zonnepark voldoet aan de vereisten van artikel 2 van het besluit van de raad zoals dat gold tot 16 maart 2022. Dat in het besluit van de gemeenteraad zoals dat van kracht is vanaf 16 maart 2022, artikel 2 volledig is komen te vervallen, laat onverlet dat de raad er uitdrukkelijk voor heeft gekozen de aanvragers die een aanvraag voor 16 maart 2022 hebben ingediend gebruik te laten maken van het besluit zoals dat tot 16 maart 2022 gold.
Goede ruimtelijke ordening
7. Voordat de rechtbank op ondergenoemde beroepsgronden ingaat, benadrukt de rechtbank dat het college bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toekomt en het de betrokken belangen moet afwegen. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een ‘goede ruimtelijke ordening’. De rechtbank beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen. [9]
Locatiekeuze en nut en noodzaak
8. Eisers voeren aan dat het college onvoldoende de nut en noodzaak van het zonnepark heeft onderbouwd. Eisers betogen dat niet is onderbouwd waarom het zonnepark noodzakelijk is voor de ambitie van de gemeente Ede om energieneutraal te worden en waarom die ambitie niet op een andere manier bereikt kan worden.
8.1.
In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit zijn over de nut en noodzaak onder andere de volgende passages opgenomen:

‘Het zonneveld aan [locatie] levert een belangrijke bijdrage aan de lokale energiebehoefte. De ontwikkeling beoogt namelijk het opwekken van 4,5 MWp zonne-energie. Er zullen ca. 9.300 zonnepanelen worden gerealiseerd. Dat staat gelijk aan ca. 1.550 huishoudens. Daarnaast heeft het onderhavige zonneveld een netto-oppervlakte van ca. 2,8 hectare. Hiermee wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan de beleidsdoelstelling om binnen de periode 2018-2022 40 hectare aan grote zonnevelden (groter dan 2 hectare) te vergunnen. [10]
Op 8 maart 2018 heeft de raad van de gemeente Ede de Routekaart Ede energieneutraal vastgesteld. De gemeente Ede wil uiterlijk in 2050 energieneutraal zijn. Dit betekent dat alle energie die in 2050 in de gemeente gebruikt wordt (inclusief de energie voor verkeer en vervoer, excl. de energie voor consumptie, zoals vliegreizen en vleesconsumptie), met hernieuwbare energiebronnen wordt opgewekt waarbij de voorkeur wordt gegeven aan opwekking binnen de eigen gemeentegrenzen. [11]
8.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college, gelet op bovenstaande passages, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het beoogde zonnepark voorziet in een behoefte en bijdraagt aan het behalen van de energiedoelstelling. Zo is beschreven dat dit zonnepark bijdraagt aan de ambitie van de gemeente Ede om in 2050 energieneutraal te zijn. Eisers hebben daarentegen geen enkel argument naar voren gebracht waarom dit zonnepark niet zou bijdragen aan de ambitie van de gemeente Ede. In de ruimtelijke onderbouwing zijn de alternatieven, zoals zonnepanelen op daken, uiteen gezet en hierbij is aangegeven dat dit alleen onvoldoende alternatief vormt om de doelstelling te bereiken. De beroepsgrond slaagt niet.
Een evidente onjuiste locatie keuze?
9. Eisers voeren aan dat de keuze om een zonnepark op landbouwgrond te realiseren in strijd is met de landbouwvisie van de gemeente Ede. In deze landbouwvisie is namelijk opgenomen dat de gemeente Ede de realisatie van circulaire en natuur inclusieve landbouw stimuleert en bevordert. Het zonneveld wordt daarentegen gerealiseerd in het buitengebied op grond die geschikt is als landbouwgrond. Het college heeft volgens eisers niet gemotiveerd waarom op deze gronden alsnog een zonnepark gerealiseerd mag worden. Op zitting hebben eisers gesteld dat door de realisatie van het zonnepark op deze locatie, onvoldoende agrarische gronden beschikbaar zijn in de directe van omgeving van eisers.
9.1.
Op 14 november 2019 is de ‘Landbouwvisie Ede’ (landbouwvisie) vastgesteld. In dit beleidsdocument is opgenomen dat zorgvuldig met landbouwgrond moet worden omgegaan en dat verandering van bestemming mogelijk is, maar alleen met een goede motivering en belangenafweging. [12]
9.2.
In de ruimtelijke onderbouwing bij het bestreden besluit is het volgende opgenomen:

Momenteel is het plangebied in gebruik als agrarisch perceel en wordt het terrein voornamelijk gebruikt als weide. Het project leidt tot een geringe afname van de beschikbare landbouwgronden. Het Edese buitengebied bestaat uit ca. 11.000 hectare aan agrarische grond en ca. 19.000 hectare aan natuur. Volgens een onderzoek van de WUR met de titel 'Het voedsellandschap van Ede' bedraagt de oppervlakte aan agrarisch cultuurlandschap in Ede ca. 7.652 hectare. Het zonneveld heeft een netto oppervlakte van ca. 2,8 hectare (zonnepanelen met toebehoren en onderhoudspaden) en een bruto-oppervlakte van ca. 4,5 hectare (netto oppervlakte + landschappelijke inpassing).
Als men kijkt naar de totale oppervlakte aan agrarische gronden, dan leidt dit project tot een geringe afname van respectievelijk 0,025% (netto oppervlakte) en 0,041% (bruto-oppervlakte).
Als men kijkt naar de totale oppervlakte aan agrarische cultuurgronden, dan leidt dit project tot een geringe afname van respectievelijk 0,037% (netto oppervlakte)
en 0,059% (bruto-oppervlakte).’ [13]
9.3.
De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom de realisatie van dit zonnepark op agrarische gronden niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In de ruimtelijke onderbouwing is, onder verwijzing naar het rapport van de Wageningen Universiteit, uiteengezet waarom dit zonnepark leidt tot een geringe afname van de beschikbare landbouwgronden in de gemeente Ede. De stelling van eisers dat het college had moeten beoordelen dat de afname van de landbouwgronden in de directe omgeving toelaatbaar is, volgt de rechtbank niet. Eisers hebben namelijk niet onderbouwd dat door dit zonnepark onvoldoende landbouwgronden in deze omgeving resteren. Verder volgt uit de landbouwvisie niet dat functiewijziging van agrarische gronden niet kan worden toegestaan. In de landbouwvisie staat slechts dat zorgvuldig met landbouwgrond moet worden omgegaan en dat verandering van bestemming mogelijk is, maar alleen met een goede motivering en belangenafweging. De beroepsgrond slaagt niet.
Is voldaan aan de Edese zonneladder?
10. Eisers voeren aan dat het college niet heeft voldaan aan de in de Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent Wind- en zonnewijzer (beleidsregel) opgenomen Edese zonneladder (zonneladder). Het college heeft namelijk de zonneladder alleen op perceelsniveau toegepast. Een dergelijke invulling maakt volgens eisers de toepassing van de zonneladder op agrarische grond nietsbetekenend. Op agrarische grond is namelijk geen bebouwing aanwezig en daarom zal per definitie aan de zonneladder worden voldaan als een zonnepark wordt gerealiseerd op agrarische gronden.
10.1.
In de beleidsregel staat:
"[…]
Edese zonneladder
[…]
Vooruitlopend op de nationale zonneladder, die op dit moment wordt opgesteld, past de gemeente Ede haar eigen ladder toe bij afweging en inpassing van middelgrote en grote initiatieven op perceelsniveau. Voor kleine initiatieven is alleen de eerste trede van toepassing. De zonneladder helpt bij het beoordelen van de geschiktheid van een initiatief voor duurzame energie op perceelsniveau. De ladder heeft de volgende treden:
1.Eerst op daken
Zonnepanelen op daken hebben onze eerste voorkeur. Omdat het totale (geschikte) dakoppervlak in bestaand bebouwd gebied onvoldoende is, wordt er ook rekening gehouden met zonnevelden op de grond.
2.Dubbel ruimtegebruik
Het kan hierbij gaan om een combinatie van zonnepanelen met parkeerterreinen, vliegvelden, agrarische activiteiten of gebruik van restlocaties. Dat is bijvoorbeeld ruimte langs de weg, zoals op- en afritten bij snelwegen, geluidswallen of op (voormalige) vuilstorten en waterberging.
3.Veldopstelling binnen tijdelijke bestemming
Denk daarbij aan gronden die op langere termijn bestemd zijn voor een bouwbestemming (wonen, bedrijventerrein).
4.Veldopstelling op andere gronden
Denk aan stads- en dorpsranden en landbouwgronden, ook hier liefst met dubbel ruimtegebruik.
De initiatiefnemer moet onderbouwen in hoeverre op de locatie alle mogelijkheden van de eerste drie treden zijn benut voordat wordt overgestapt naar de vierde trede.
[…]" [14]
10.2.
De rechtbank oordeelt dat het college terecht de zonneladder op perceelsniveau heeft toegepast. Voor dit oordeel vindt de rechtbank steun in de uitspraak van de Afdeling van 17 april 2024. [15] Hierin heeft de Afdeling overwogen dat de zonneladder volgens de beleidsregel op perceelsniveau moet worden toegepast. De beroepsgrond slaagt niet.
Is voldoende gemotiveerd dat de biodiversiteit door het zonnepark niet wordt aangetast?
11. Eisers voeren aan dat het college niet heeft gemotiveerd dat het zonnepark bijdraagt aan de biodiversiteit. Dit is volgens eisers in strijd met het bestuursakkoord 2018-2022 van de gemeente Ede (bestuursakkoord). In dit bestuursakkoord is namelijk neergelegd
dat de gemeente Ede actief maatregelen wenst te treffen voor behoud, herstel en ontwikkeling van de biodiversiteit.
11.1.
In het bestuursakkoord is opgenomen dat het college maatregelen wil treffen voor behoud, herstel en ontwikkeling van biodiversiteit. [16]
11.2.
In de ruimtelijke onderbouwing zijn onder andere de volgende passages opgenomen over het inpassingsplan van het zonnepark:
‘(…) De kenmerkende smalle verkaveling en watergangen worden behouden en wordt geaccentueerd door het opdelen van het zonneveld. De karakteristieke rationele verkaveling haaks op de weg wordt geaccentueerd met een inheemse haag. De omringende inheemse haag (met soorten zoals meidoorn, sleedoorn, sporkehout en vlier) van circa 3 meter hoog aan de oost- en westzijde maakt het zonnepark nagenoeg onzichtbaar voor passanten. Tegelijkertijd wordt de inbreuk op de openheid beperkt door de aanwezigheid van hogere landschapselementen in de omgeving, zoals de populierenrijen en het bosje aan de Nieuwe Wetering. Aan de noordzijde, aangrenzend aan bestaande erven, worden hierin boomvormers (els) geplaatst om aan te sluiten bij de karakteristieke erfbeplanting. Aan de buitenzijde van deze hagen ligt een 4 meter brede bloem- en kruidenrijke zoom.
Noodzakelijke omheining (natuurlijk hekwerk) staat aan de binnenzijde van de hagen. Met op de hoekpunten beveiligingscamera’s. Het bestaande bosje met poel aan de zuidzijde van de kavel maakt integraal onderdeel uit van de inpassing. Het bestaande vogelbosje wordt opgeknapt. Zo wordt de bestaande poel uitgebaggerd, waardoor amfibieën zoals kikkers en salamanders er kunnen leven. Bovendien kan de poel dienen als drinkwaterpunt voor kleine zoogdieren. Het aanleggen van bloemrijk grasland verhoogt de aantrekkingskracht voor insecten, bijen en vlinders. Daarnaast zijn de grote wilgen in het bosje ook een waardevolle voedselbron voor diverse insecten.
Aan de zuidzijde vindt maaiveld verlaging plaatst waarmee natte omstandigheden worden gecreëerd zonder afbreuk te doen aan het rationele profiel van de Nieuwe Watering. Ook wordt hier een keverbank geplaatst. Hierdoor levert de keverbank ook voedsel aan verschillende akkervogels, waaronder de patrijs. Verder zal er door een verlaging een natte zone komen, waar andere planten kunnen groeien, zoals de kattenstaart, het wilgenroosje, de wilde bertram en de gele lis. Hier komen amfibieën en watergebonden insecten op af, die vervolgens weer (weide)vogels aantrekken. Het gehele terrein is ingericht als kruiden- en bloemrijke weide (zols Cruydthoeck G1 of NI). Het zonneveld wordt ontsloten via het bestaande erf, via een bestaande inrit. [17]
11.3.
De rechtbank oordeelt dat het college voldoende heeft gemotiveerd dat de biodiversiteit door het zonnepark niet verslechterd. Met de enkele stelling dat het college niet heeft gemotiveerd dat het zonnepark bijdraagt aan de biodiversiteit en niet in te gaan op de bovengenoemde maatregelen uit de ruimtelijke onderbouwing, hebben eisers niet aannemelijk gemaakt dat de biodiversiteit door het zonnepark verslechterd. De beroepsgrond slaagt niet.
Wordt het woon- en leefklimaat van eisers onevenredig aangetast?
12. Eisers voeren aan dat het college onvoldoende hun belang op het behoud van hun uitzicht heeft meegewogen in de belangenafweging. Verder betogen eisers ook dat het college niet heeft onderbouwd hoe de landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd, waarmee het zicht op het zonnepark wordt verzacht.
12.1.
Voorschrift 5 van het bestreden besluit luidt: ‘
Het is verboden om de vergunde bouwwerken ten behoeve van het project te gebruiken, indien niet is voorzien in de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing van het perceel zoals aangegeven op het inrichtingsplan (Kenmerk inrichtingsplan. 'LIP_Zonnepark Maanderbroek_29aug2022') Dit inrichtingsplan is bijgevoegd bij dit besluit.’
12.2.
De rechtbank oordeelt dat het college heeft kunnen besluiten dat het project het woon- en leefklimaat van eisers niet onaanvaardbaar aantast. De rechtbank acht hier van belang dat eisers vanuit hun woning geen direct zicht hebben op het zonnepark en het zicht dat eisers hebben vanaf hun perceel beperkt is door de ruime afstand tussen de percelen van eisers en het zonnepark. Verder neemt de rechtbank ook in acht dat het zicht op het zonnepark wordt beperkt door verschillende inpassingsmaatregelen die worden genomen, zoals een haag van inheemse heesters rondom het zonnepark. Wat betreft de stelling dat het college niet heeft onderbouwd hoe de landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd, merkt de rechtbank op dat de realisatie van de landschappelijke inpassing is geborgd met het hierboven genoemde vergunningvoorschrift. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er voldoende draagvlak voor het zonnepark?
13. Eisers voeren aan dat het college bij het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van omwonenden en draagvlak ontbreekt.
13.1.
De rechtbank overweegt dat een wettelijk voorschrift dat een project alleen vergund kan worden als daarvoor draagvlak is, niet bestaat. Het streven naar draagvlak vormt een aspect dat zich vertaalt in de belangenafweging die het bevoegd gezag bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van die ontwikkeling moet maken. Dit is een afweging tussen de nationale, provinciale en gemeentelijke belangen bij een duurzame energievoorziening en onder meer de belangen van omwonenden. [18]
De voorwaarde dat een project alleen vergund kan worden als daarvoor draagvlak is, volgt ook niet uit het beleid van het college zoals opgenomen in de ‘Routekaart Ede Energieneutraal’ en de wind- en zonnewijzer, uit de beleidsregel.
In de wind- en zonnewijzer staat slechts:
Omgevingsdialoog
Een goed gesprek over het plan met de buurt vergroot begrip en draagvlak en haalt informatie op, zodat het plan zo goed mogelijk past in zijn omgeving.
En wellicht - in combinatie met andere opgaven- meerwaarde kan bieden. Naast draagvlak en begrip kan er ook een (kwalitatief) beter plan ontstaan door participatie met de omgeving. De gemeente Ede vindt het dan ook belangrijk dat initiatiefnemers de directe omgeving met een omgevingsdialoog betrekken bij hun initiatief. De uitkomsten van de omgevingsdialoog worden door de gemeente betrokken bij de beoordeling van het plan.
Voor het gesprek met de omwonenden en belanghebbenden, te organiseren door de initiatiefnemer, moet worden gedacht aan de volgende stappen:
•Alle omwonenden die binnen een bepaalde afstand wonen van een initiatief voor een zonneveld of een windturbine, worden geïnformeerd over het initiatief en eventueel uitgenodigd voor informatieve bijeenkomsten.
Waar gewenst ondersteunt de gemeente bij het organiseren van de bijeenkomsten, het geven van een toelichting op de energietransitie of de te volgen procedure;
• Voor het bepalen van de belanghebbenden en of omwonenden hanteert de gemeente Ede de volgende richtlijnen: Voor zonnevelden tot 2 ha geldt een straal van 250 meter als richtafstand. Voor zonnevelden groter dan 2 ha geldt een straal van 500 meter als richtafstand. Voor windturbines houdt de gemeente vooralsnog een straal van 1 kilometer aan. Daarbij worden logische grenzen aangehouden, dit kan betekenen dat de afstand waar binnen omwonenden en belanghebbenden worden betrokken groter of kleiner kan zijn.
• De initiatiefnemer informeert de omgeving over de voorgestelde inpassing en invulling van het gebied rondom een project en maakt duidelijk hoe, wanneer en hoe vaak omwonenden hierin kunnen meedenken. Dit wordt vastgelegd in het Participatieplan. Dit plan vormt onderdeel van het schetsplanverzoek;
• De initiatiefnemer informeert de omgeving over het uiteindelijke plan en wat met de inbreng vanuit de omgevingsdialoog is gedaan.’ [19]
13.2.
Om lokaal draagvlak te creëren, gelet op dat wat volgt uit de wind- en zonnewijzer, heeft de vergunninghouder verschillende stappen gezet die volgen uit het Participatie- en communicatieplan. Deze stappen bestaan uit:
  • Informatiebijeenkomst;
  • Klanbordbijeenkomst (1);
  • Klankbordbijeenkomst (2);
  • Persoonlijke gesprekken;
  • Postcoderoos en eigen energiecoöperatie;
  • Klankbordbijeenkomst (3);
  • Finale informatiebijeenkomst.
13.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij onderhavig project een afweging is gemaakt tussen het belang van duurzame energievoorziening in het kader van de energietransitie en de belangen van eisers en overige omwonenden. Het ontbreken van draagvlak bij eisers en andere direct omwonenden is in die belangenafweging echter niet zonder meer het meest zwaarwegend, nu de vergunninghouder voldoende inspanningen heeft verricht om draagvlak te creëren. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de omgevingsvergunning ten onrechte gekwalificeerd als tijdelijk?
14. Eisers voeren aan dat een omgevingsvergunning voor de duur van 25 jaar niet als tijdelijk kan worden beschouwd. Verder betogen eisers dat het college niet heeft onderbouwd hoe er wordt gehandhaafd wanneer na 25 jaar het zonnepark niet afgebroken is.
14.1.
Aan de omgevingsvergunning is onder meer het volgende voorschrift verbonden:

7.Herstel oude toestand na einde vergunning termijn, met uitzondering van landschappelijke inpassing
Binnen drie maanden na afloop van de vergunning termijn (25 jaar na aanvang bouwwerkzaamheden) moet de voor verlening bestaande toestand zijn hersteld, met uitzondering van de landschappelijke inpassing. De landschappelijke inpassing moet na afloop van de vergunning termijn in stand worden gelaten. (Kenmerk inrichtingsplan:
'LIP_Zonnepark Maanderbroek_29aug2022 ’).’
14.2.
De rechtbank begrijpt dat 25 jaar een lange periode is maar er kan niet aan worden voorbijgegaan dat de vergunning in tijdsduur beperkt is. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden die maken dat naleving van bovengenoemde voorschrift redelijkerwijs niet te verwachten valt. Dit voorschrift biedt het college de mogelijkheid om zo nodig handhavend op te treden door vergunninghouder te gelasten het zonnepark van het perceel te verwijderen. Voor zover eisers vrezen dat in de toekomst zal worden besloten tot verdere verlenging van de termijn, biedt dat geen oordeel dat het bestreden besluit niet genomen had mogen worden. Een besluit tot verdere verlenging van de termijn ligt in deze procedure niet voor en tegen een dergelijk besluit zal opnieuw kunnen worden opgekomen door belanghebbenden. [20] De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in aanwezigheid van mr. R.P.C.M. van Wel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing. Dit betekent dat in het hogerberoepschrift de gronden van hoger beroep kenbaar moeten worden gemaakt. Na de genoemde termijn van zes weken kunnen geen nieuwe beroepsgronden meer worden aangevoerd. Indien binnen de beroepstermijn geen gronden zijn ingediend, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het betreft de kadastrale percelen: EDE01-F-1741, 1742, 1647, 5427, 5428, gedeeltelijk 5501 en 5503.
2.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
3.Artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wabo in samenhang met artikel 3.7.1 van de planregels van het bestemmingsplan.
4.Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang met artikel 2.12, eerste lid aanhef, onder a, en onder 3, van de Wabo.
5.Dit betreft respectievelijk een afstand van ca. 150 meter en 300 meter van de woning van eisers en de betreffende percelen waarop het zonnepark is gesitueerd.
6.Op grond van artikel 1.1, eerste lid aanhef en onder a, van de crisis- en herstelwet (Chw) in samenhang met artikel 1.1 van bijlage 1 van de Chw.
7.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:230, r.o. 5.1.
8.Ruimtelijke onderbouwing ‘Projectafwijkingsbesluit’ Zonneveld Wolfsdijk, Ede, par. 1.4.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1596, r.o. 3.
10.Ruimtelijke onderbouwing ‘Projectafwijkingsbesluit’ Zonneveld Wolfsdijk, Ede, par. 3.2.2.
11.Ruimtelijke onderbouwing ‘Projectafwijkingsbesluit’ Zonneveld Wolfsdijk, Ede, par. 3.4.3.
12.Landbouwvisie gemeente Ede, 14 november 2019, pagina 11.
13.Ruimtelijke onderbouwing ‘Projectafwijkingsbesluit’ Zonneveld Wolfsdijk, Ede, par. 3.2.2.
14.Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent Wind- en zonnewijzer, bijlage 1.
15.Uitspraak van de Afdeling van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1596, r.o. 5.2.
16.Bestuursakkoord 2018 – 2022, gemeente Ede, p. 17.
17.Ruimtelijke onderbouwing ‘Projectafwijkingsbesluit’ Zonneveld Wolfsdijk, Ede, par 2.2.2.
18.Uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2023:1290, r.o. 12.4.
19.Beleidsregel van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent Wind- en zonnewijzer, bijlage 1.
20.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3292, r.o. 3.