Uitspraak
1.De procedure
- het bericht van [eis in conv/verw in reconv] van 17 oktober 2024.
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft de kantonrechter op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over bouwkundige verplichtingen en schadevergoeding. De eisende partij in conventie heeft afgezien van bewijslevering, wat heeft geleid tot de afwijzing van de vorderingen in conventie. De kantonrechter heeft eerder in een tussenvonnis van 18 september 2024 geoordeeld dat de eisende partij moest bewijzen dat de gedaagde partij gehouden was om bouwkundige tekeningen op te leveren die voldeden aan de criteria voor vergunningsvrij bouwen. Aangezien de eisende partij heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan verdere bewijslevering, kon de primaire grondslag voor de vorderingen in conventie niet worden gedragen.
In reconventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vorderingen van de gedaagde partij voor toewijzing gereed lagen, omdat de eisende partij in conventie niet in staat was om het vereiste bewijs te leveren. De kantonrechter heeft de eisende partij veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.587,00 aan de gedaagde partij, evenals de wettelijke rente vanaf 30 januari 2023. Daarnaast heeft de kantonrechter ook buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat de gedaagde partij aan de wettelijke vereisten voldeed met betrekking tot de aanmaningen.
De proceskosten zijn eveneens toegewezen aan de gedaagde partij, aangezien de eisende partij in zowel conventie als reconventie in het ongelijk is gesteld. De kantonrechter heeft de proceskosten in conventie begroot op € 947,00 en in reconventie op € 204,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de veroordelingen onmiddellijk moeten worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.