Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
Bijbehorende bouwwerken verder dan 4 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw mogen altijd 3 meter hoog zijn. Indien u hoger gaat bouwen dan 3 meter, gelden specifieke eisen voor de dakvorm en de bouwhoogte ten opzichte van naburige percelen om te voorkomen dat daar te veel zonlicht wordt weggenomen. Hierbij geldt dat het dak tenminste twee schuine dakvlakken moet krijgen. De dakvoet (het laagst punt van het schuine dak) mag niet hoger zijn dan 3 meter. De hellingshoek van de dakvlakken mag niet meer zijn dan 55°. De hoogte van de daknok mag in ieder geval maximaal 5 meter hoog zijn, en wordt verder in hoogte begrensd volgens de formule: (afstand daknok tot de perceelsgrens [m] x 0,47) + 3 = maximale daknokhoogte [m].”
in de 4 meter zone de maximale bouwhoogte 5 meter bedraagt’. Dit antwoord heeft [gedaagde] aan [eiser] doorgezonden, die daarop de volgende reactie heeft gegeven:
Klopt wel wat hij zegt, maar hij is onvolledig. Hij noemt alleen in de 4 mtr, dit bouwwerk staat buiten de 4 mtr afstand.”
Wij zijn uitgegaan van de volgende criteria.
De initiële vraag die ik aan jou heb gesteld is het tekenen en berekenen van een vergunningsvrij bouwwerk. Dit is gedurende het project nooit een onderwerp van twijfel geweest en is in onze communicatie ook talloze keren besproken en geschreven. Toch zijn we gedurende het project met het gegeven geconfronteerd dat hetgeen we aan het bouwen waren, niet vergunningsvrij bleek te zijn. Ik heb forse extra kosten moeten maken aan (verlies van) materiaal en arbeid. Deze kosten heb ik tot op heden nog niet berekend, omdat ik alleen maar chagrijnig ga worden van de uitkomst van die rekensom. Je hebt vervolgens meegeholpen de fout te herstellen door het tekenwerk aan te passen naar de wensen van de gemeente en de uitkomst is dat we nu een vergunningsvrij bouwwerk hebben staan. Maar, hadden we op voorhand helder gehad wat de maten waren, dan hadden we andere keuzes gemaakt, nu hebben we feitelijk een nutteloze zolder, iets wat met bijvoorbeeld een lagere verdiepingsvloer al totaal anders was geweest.
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
5.De beslissing
woensdag 9 oktober 2024voor uitlating door [eiser] of hij bewijs en/of zijn nadere schadeonderbouwing wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
bewijsstukkenwil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, hij de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun gemachtigden in de maanden
december 2023tot en met
maart 2024dan direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
alle partijenuiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor
alle beschikbare bewijsstukkenaan de kantonrechter en de wederpartij moeten toesturen,