ECLI:NL:RBGEL:2024:7908

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
14 november 2024
Zaaknummer
05/173929-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van verkeersongeval

Op 12 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 februari 2024 in Arnhem betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte, een beroepschauffeur, reed met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur op de Johan de Wittlaan, waar de maximumsnelheid 50 kilometer per uur was. Tijdens het ongeval botste hij tegen een fietser die overstak, waardoor deze zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van roekeloosheid. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uur en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de ernst van het letsel van het slachtoffer en de verkeersfouten van de verdachte, die als taxichauffeur een bijzondere zorgplicht had.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/173929-24
Datum uitspraak : 12 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] (Afghanistan), wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. S. Rahimzadeh, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te Arnhem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de IJssellaan, gaande in de richting van de Boulevard Heuvelink, daarmede heeft gereden over de Johan de Wittlaan,
roekeloos, althans zeer dan wel aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij een beroepsmatig bestuurder was en/of
terwijl het donker was en de straatverlichting (ter plaatse) brandde en/of
terwijl een fietser de aldaar gelegen (fiets)oversteekplaats overstak, althans doende was om over te steken,
die (fiets)oversteekplaats is genaderd met en/of heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van (ongeveer) 110 kilometer per uur en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die (overstekende) fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te Arnhem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de IJssellaan, gaande in de richting van de Boulevard Heuvelink, daarmede heeft gereden over de Johan de Wittlaan,
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij een beroepsmatig bestuurder was en/of
terwijl het donker was en de straatverlichting (ter plaatse) brandde en/of
terwijl een fietser de aldaar gelegen (fiets)oversteekplaats overstak, althans doende was om over te steken,
die (fiets)oversteekplaats is genaderd met en/of heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van (ongeveer) 110 kilometer per uur en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, die (overstekende) fietser,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2024 te Arnhem , binnen de bebouwde kom, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Johan de Wittlaan, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 110 kilometer per uur, in elk geval de aldaar voor motorvoertuigen toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur met meer dan 30 kilometer per uur heeft overschreden.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, omdat geen sprake is van schuld in de zin van de Wegenverkeerswet 1994. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat alleen sprake is van aanmerkelijke schuld.
Beoordeling door de rechtbank
Allereerst zal de rechtbank de feiten en omstandigheden bespreken. Daarna zal de rechtbank de vraag beantwoorden of – en zo ja, in welke mate – verdachte in juridische zin schuld had aan het tenlastegelegde ongeval, waarna de rechtbank zal afsluiten met een conclusie.
De feiten en omstandigheden
Op 3 februari 2024 vond er een verkeersongeval plaats op de Johan de Wittlaan in Arnhem . Een auto kwam uit de richting van de IJsselbaan en reed in de richting van de Boulevard Heuvelink. Het slachtoffer bevond zich ter hoogte van een oversteekplaats met de Johan de Wittlaan. [2] De auto werd bestuurd door verdachte. [3] De Johan de Wittlaan betreft een voorrangsweg binnen de bebouwde kom waar een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur geldt. [4] Bij het ongeval botste een personenauto tegen een fietser die overstak. De fietser raakte hierbij gewond. [5] Hij had een bloedneus, meerdere wondjes, een hersenschudding en een gebroken onderbeen, waar hij aan geopereerd moest worden. Na de operatie is bij het slachtoffer een externe fixateur geplaatst. [6]
Letsel
Het slachtoffer is naar aanleiding van het letsel dat hij heeft opgelopen bij het ongeval meerdere keren geopereerd. Het slachtoffer heeft in eerste instantie verklaard dat zijn herstel zes maanden zou duren, maar later verklaarde hij in totaal minstens elf maanden nodig te hebben om volledig te herstellen. Ook heeft het slachtoffer zware pijnstillers zoals oxycodon en morfinepillen geslikt en de eerste dagen na een ongeval een morfinepomp gehad. Verder heeft het slachtoffer een periode twee keer per dag thuiszorg ontvangen voor het openhouden van zijn wonden, zodat de huid niet aan de externe fixateur zou gaan hechten. [7] Het slachtoffer heeft door de gevolgen van het ongeval maandenlang niet volledig kunnen werken. [8] Gezien de aard van het letsel en de duur van het herstel is rechtbank voorts van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De mate van schuld
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW 1994). Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van dit artikel komt het volgens vaste jurisprudentie aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval (zie het arrest van de Hoge Raad van 4 maart 2014,
ECLI:NL:HR:2014:470). Het gedrag van verdachte wordt in die beoordeling afgemeten aan dat wat van een verkeersdeelnemer in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Dit toetsingskader brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994.
In dit kader overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte is taxichauffeur van beroep. In het verkeer heeft iedere verkeersdeelnemer in het algemeen en een beroepschauffeur in het bijzonder de plicht om adequaat te reageren in verkeerssituaties. Op verdachte, als taxichauffeur, rustte een bijzondere zorgplicht, de zogeheten ‘
garantenstellung’.Aan hem als professionele verkeersdeelnemer mogen dan ook hogere eisen worden gesteld wat betreft de zorg voor de verkeersveiligheid dan aan de gemiddelde weggebruiker.
Verdachte heeft verklaard dat hij tegen de fietser aan is gereden. Verdachte naderde met de door hem bestuurde auto de oversteekplaats en kon het slachtoffer niet meer ontwijken. Verdachte heeft verklaard dat hij voor zijn gevoel 65 kilometer per uur heeft gereden. [9] Uit de uit de auto uitgelezen data door het team Forensisch Onderzoek Verkeer van de politie blijkt dat verdachte de plaats van het ongeval naderde met een toenemende snelheid vanaf 101 kilometer per uur tot een maximaal geregistreerde snelheid van 110 kilometer per uur. Vijf seconden voor het botsmoment was het gaspedaal voor 94% ingedrukt, vanaf twee seconden voor het botsmoment tot het botsmoment werd het gaspedaal losgelaten en heeft verdachte het rempedaal bediend. De auto is vervolgens met een geregistreerde snelheid van 56 kilometer per uur in botsing gekomen met de fietser. [10] De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de berekeningen van de verkeersongevallenanalyse te twijfelen en neemt deze daarom over.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft geremd toen hij zag dat het slachtoffer en de persoon die achterop die fiets zat de oversteekplaats naderden, dat hij weer is gaan accelereren toen de fietser stopte en dat de fietser ineens toch overstak. Verdachte heeft het slachtoffer toen niet meer kunnen ontwijken volgens de verdediging. Dit standpunt wordt naar oordeel van de rechtbank niet ondersteund door de uitgelezen data van de auto, omdat daaruit blijkt dat verdachte in de vijf seconden voorafgaand aan het ongeval alleen de laatste twee seconden voor het botsmoment heeft geremd, terwijl de snelheid tot het moment van inzetten van die remming juist steeds was toegenomen. [11] Daarnaast reed verdachte met een veel hogere snelheid dan was toegestaan. Verder wordt dit standpunt van de verdediging niet ondersteund door een ander bewijsmiddel. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij door brandende straatverlichting de fietser de oversteekplaats zag naderen en dat hij zag dat er iemand achterop zat. Verdachte zag dat die persoon van de fiets sprong, kort voordat de fietser overstak. [12] Verdachte heeft de fietser dus de oversteekplaats zien naderen en heeft zijn snelheid niet verminderd. Sterker nog, verdachte is blijven accelereren op zijn weg richting de oversteekplaats.
De fietser had geen voorrang bij de oversteekplaats, omdat verdachte met zijn auto op een voorrangsweg reed, maar de fietser stak wel over. Het team Forensisch Onderzoek Verkeer van de politie komt tot de conclusie dat de veel hogere snelheid van verdachte dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, tot de (zeer) voorstelbare inschattingsfout van de overstekende fietser heeft geleid. [13] Als verdachte met een snelheid van 50 kilometer per uur zou hebben gereden, zou hij met een comfortabele remming voor de botsplaats hebben stilgestaan en had hij dus een aanrijding met de fietser kunnen voorkomen. [14] De rechtbank komt tot de conclusie dat het ongeval niet had plaatsgevonden indien verdachte niet te hard zou hebben gereden.
Evenals de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel geen sprake is van roekeloosheid. Verdachte zal derhalve worden vrijgesproken van ‘roekeloosheid’ zoals vermeld in de tenlastelegging.
Gelet op de hiervoor genoemde verkeersfouten, het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan is de rechtbank van oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden en dat verdachte zich hiermee in een situatie heeft gebracht waar een ongeval, zoals dat heeft plaatsgevonden, voorzienbaar was. Dit oordeel wordt niet anders door de omstandigheid dat de verdachte op een voorrangsweg reed en voorrang had, omdat het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden als verdachte zich aan de toegestane snelheid zou hebben gehouden. De rechtbank komt tot de conclusie dat het ongeval en het letsel van het slachtoffer ten gevolge van de aanrijding niet alleen door het handelen van verdachte zijn veroorzaakt, maar ook aan zijn schuld te wijten zijn in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Conclusie
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorafgaand aan het ongeval niet de bij de omstandigheden passende voorzichtigheid heeft betracht en derhalve verwijtbaar zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gehandeld. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks3 februari 2024 te Arnhem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de IJssellaan, gaande in de richting van de Boulevard Heuvelink, daarmede heeft gereden over de Johan de Wittlaan,
roekeloos, althanszeer
dan wel aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij ter plaatse bekend was en
/of
terwijl hij een beroepsmatig bestuurder was en
/of
terwijl het donker was en de straatverlichting
(ter plaatse
)brandde en
/of
terwijl een fietser de aldaar gelegen
(fiets
)oversteekplaats overstak,
althans doende was om over te steken,
die
(fiets
)oversteekplaats is genaderd met en
/ofheeft gereden met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur,
in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was,namelijk met een snelheid van
(ongeveer)110 kilometer per uur en
/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde voertuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
(vervolgens
)is gebotst tegen
, althans in aanrijding is gekomen met,die
(overstekende
)fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander
(te weten [slachtoffer]
)zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straffen

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 240 uur taakstraf, subsidiair 120 dagen hechtenis en 2 jaren ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte 180 uur taakstraf en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen of eventueel een ontzegging van 6 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zeer onvoorzichtig rijgedrag vertoond. Verdachte is taxichauffeur en juist van taxichauffeurs mag rijgedrag worden verwacht dat als voorbeeld kan dienen. Dit klemt te meer nu voor het rijden in de bebouwde kom snelheidsbeperkingen gelden en ook van taxichauffeurs mag worden verwacht dat zij zich hieraan houden. Verdachte heeft 110 kilometer per uur gereden binnen de bebouwde kom, terwijl het donker was en hij heeft daarmee meer dan twee keer zo hard gereden als was toegestaan. Door zijn rijgedrag heeft verdachte een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Verdachte is een jonge man die, zoals ter zitting is gebleken, waarschijnlijk zijn werk als taxichauffeur zal verliezen.
Bij het bepalen van de duur en modaliteit van de op te leggen straf houdt de rechtbank daarnaast rekening met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. De LOVS-oriëntatiepunten gaan bij het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en ernstige schuld uit van 160 uur taakstraf en 1 jaar ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen. Alles overwegende, legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk op.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straffen is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, te weten 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S.W. Lucassen (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2024.
mr. Van Bergen en de griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024168584, gesloten op 19 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 8.
3.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 oktober 2024.
4.Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer, p. 118.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 8.
6.Het schriftelijke bescheid, te weten een geneeskundige verklaring van de behandelend arts.
7.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 17-18 en het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 32.
8.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , p. 32.
9.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 oktober 2024.
10.Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer, p. 156.
11.Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer, p. 156.
12.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 oktober 2024.
13.Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer, p. 178.
14.Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek Verkeer, p. 177.