ECLI:NL:RBGEL:2024:7813

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
05.318353.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en onttrekking aan het gezag van minderjarigen in een strafzaak tegen meerdere verdachten

Op 11 november 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen meerdere verdachten, waaronder [verdachte], die beschuldigd werden van mensenhandel en het onttrekken van minderjarigen aan het gezag. De rechtbank heeft acht mannen veroordeeld voor verschillende delicten in een mensenhandelzaak. De hoofdverdachte, een 33-jarige man, en twee andere mannen van 23 en 36 jaar kregen gevangenisstraffen voor het medeplegen van mensenhandel. Een 21-jarige man kreeg een taakstraf voor het onttrekken van een 16-jarig meisje aan het gezag. Vier andere mannen die ontuchtige handelingen met het meisje hebben gepleegd, kregen eveneens taakstraffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan het werven, vervoeren en uitbuiten van minderjarigen voor seksuele doeleinden, waarbij de kwetsbaarheid van de slachtoffers een belangrijke rol speelde. De rechtbank benadrukte dat de minderjarigen niet in staat waren om de gevolgen van hun handelingen te overzien en dat de instemming van de slachtoffers irrelevant was. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van € 5.000,- aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/318353-21
Datum uitspraak : 11 november 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2001 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. W. Vahl, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na vordering aanpassing omschrijving feiten in tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 10 november 2021 tot en met 24 november 2021 te [plaats] en/of te Lelystad en/of te Amsterdam en/of te Eerbeek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005), (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (sub 2°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 1] (s) zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (sub 5°),
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten [slachtoffer 1] , met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 8°), immers heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- foto's gemaakt van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 1] gevraagd om seksueel getinte foto's van/met haarzelf aan verdachte toe te zenden en/of
- voor die [slachtoffer 1] (een) seksadvertentie(s) aangemaakt en/of beheerd en/of
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven met betrekking tot de door [slachtoffer 1] te verrichten seksafspraken en/of
- contact gevoerd en/of onderhouden met (potentiële) klanten en/of
- een woning en/of kamer beschikbaar gesteld voor de seksafspraken van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] naar seksafspraken gebracht en/of
- zich de inkomsten van voornoemde seksafspraken (gedeeltelijk) toegeëigend;
2.
hij op (een of meer tijdstippen in) of omstreeks de periode van 10 november 2021 tot en met 24 november 2021 te [plaats] en/of te Lelystad en/of te Amsterdam en/of te Eerbeek, althans in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2005 te
[geboorteplaats 2] , heeft onttrokken aan het wettig over hem gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende;
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 november 2021 tot en met 30 november 2021 te [plaats] en/of te Purmerend en/of te Maassluis, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 3] 2007), (telkens)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] , terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (sub 2°) en/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 2] (telkens) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s)
wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 2] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (sub 5°) immers heeft verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens):
- contact gevoerd en/of onderhouden met die [slachtoffer 2] en/of
- haar bewogen af te reizen naar (de omgeving) [plaats] en/of
- haar bewogen naar hen (verdachte en/of verdachtes mededader(s)) toe te komen en/of
- een woning en/of kamer beschikbaar gesteld voor (potentiële) seksafspraken van die [slachtoffer 2] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle drie de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte enkel op een aantal momenten aanwezig is geweest en dat dit onvoldoende is om tot medeplegen te komen. Verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht en hij heeft geen opzet gehad op het gronddelict. Daarnaast is er geen sprake van oogmerk van uitbuiting.
Ook voor het onttrekken aan het gezag, zoals onder feit 2 ten laste gelegd, zijn volgens de raadsman door verdachte geen uitvoeringshandelingen verricht. Verdachte heeft geen enkele invloed gehad op de onttrekking. Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte niet met [slachtoffer 2] heeft gepraat of haar onder druk heeft gezet. Het ging hem ook niet om seksafspraken, maar hij was van plan om te frauderen.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaringen van [slachtoffer 1]
, geboren op [geboortedatum 2] 2005, heeft in een informatief gesprek bij de politie, in een studioverhoor bij de politie en bij de rechter-commissaris het volgende verklaard. Zij is met ‘ [naam 1] ’, een vriend van ‘ [naam 2] ’, vanuit Amsterdam Centraal naar [plaats] Centraal gereisd. Op [plaats] Centraal hebben ze [naam 2] ontmoet. [naam 2] is de vriend van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is eerst met [naam 2] meegegaan naar een vriend die een slaapplek had, de volgende dag was ze in een ander huis in [plaats] samen met [naam 1] , [naam 2] en [medeverdachte 1] . [2] Hierna zijn ze drie dagen in een huis in Eerbeek geweest, om vervolgens weer terug te gaan naar [plaats] . [3] [medeverdachte 1] had geld nodig en hij vroeg of [slachtoffer 1] voor hem wilde werken. [medeverdachte 1] had dit aan [naam 2] verteld. [naam 2] zag het ook wel zitten en hij wilde dat [slachtoffer 1] hem ging helpen. [medeverdachte 1] en [naam 2] hadden geld nodig, omdat ze schulden hadden die ze moesten betalen. [medeverdachte 1] kwam met het idee om een seksadvertentie te maken. [4] [medeverdachte 1] en [naam 2] waren erbij betrokken toen de seksadvertentie werd gemaakt. [5] [medeverdachte 1] had de tekst van de advertentie gemaakt, hij maakte de advertentie op zijn iPhone 6. De naam van [slachtoffer 1] in de advertentie was [naam 3] . [slachtoffer 1] kon niet zelf inloggen op de advertentie, [medeverdachte 1] beheerde het account. [6] [medeverdachte 1] had de foto’s gemaakt voor de advertentie. [7] [medeverdachte 1] regelde de klanten, want hij was actief op de iPhone 6. [slachtoffer 1] heeft met [medeverdachte 1] samen een prijslijst gemaakt. [slachtoffer 1] denkt dat ze ongeveer 500-600 euro heeft verdiend. Ze moest van het verdiende geld boodschappen doen, de rest mocht ze houden. [slachtoffer 1] ontving de klanten meestal in de auto van de mannen die haar ophaalden. Ze had altijd haar telefoon bij zich, als het niet goed ging kon ze haar vriend appen of bellen. Als [slachtoffer 1] terugkwam van een afspraak vroegen [medeverdachte 1] en [naam 2] hoe het was gegaan. [8] heeft ongeveer zeven klanten gehad, met één van hen heeft ze seks gehad en sommige van hen heeft ze gepijpt. [9] [medeverdachte 1] zorgde voor onderdak voor [naam 2] , [slachtoffer 1] en hemzelf, ze verbleven steeds met z’n drieën. [slachtoffer 1] denkt dat [medeverdachte 1] haar geen onderdak zou hebben gegeven, als ze geen seksdates wilde. [medeverdachte 1] betaalde de huur van de kamer waar ze verbleven. De vrienden van [medeverdachte 1] hadden vervoer, [medeverdachte 1] regelde dit. [medeverdachte 1] staat in [slachtoffer 1] telefoon als ‘ [naam 10] ’ en als ‘ [medeverdachte 1] UK’, [naam 2] stond gewoon als ‘ [naam 2] ’ in haar telefoon. [10] stond in de telefoon van [medeverdachte 1] als ‘ [naam 8] ’, ofwel: hoer van [naam 2] . [11] [naam 1] , [naam 2] en [medeverdachte 1] wisten dat [slachtoffer 1] op de telex stond. Ook wisten ze alle drie dat ze 16 jaar oud was. Ze wisten ook dat [slachtoffer 1] in een instelling verbleef. [12]
Betrouwbaarheid van de verklaring
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar. [slachtoffer 1] heeft op verschillende momenten bij de politie authentieke en gedetailleerde verklaringen afgelegd over wat er in de ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden. Deze verklaringen zijn bovendien consistent op de wezenlijke onderdelen en ook gedetailleerd. Daarnaast worden de verklaringen van [slachtoffer 1] op meerdere punten ondersteund door objectieve gegevens en vinden deze steun in andere bewijsmiddelen, zoals hierna uiteengezet zal worden. De rechtbank zal de verklaringen van [slachtoffer 1] dan ook voor het bewijs gebruiken.
Steunbewijs
Van belang is dat op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan worden gebaseerd op grond van de verklaring van één getuige. Alleen de verklaring van het vermeende slachtoffer, [slachtoffer 1] , is dus onvoldoende. De verklaring van [slachtoffer 1] moet namelijk in voldoende mate steun vinden in ander bewijsmateriaal. Die ondersteuning hoeft niet te gelden voor alle onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
[getuige] , moeder van [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat zij samen met [naam 4] de wettelijk vertegenwoordiger is van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is op 9 november 2021 van school weggelopen, [getuige] werd die dag daarover gebeld door de instelling waar [slachtoffer 1] verbleef. [getuige] heeft gedurende twee weken op geen enkele manier contact gehad met [slachtoffer 1] en aangifte gedaan van onttrekking aan het ouderlijk gezag van haar dochter. [13]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] samen met haar vriend, [naam 1] (ook wel [naam 1] genoemd), naar [plaats] zou gaan. Ze zouden samen naar [naam 2] gaan. [naam 1] was bevriend met [naam 2] . [slachtoffer 2] kende [naam 2] al, volgens [slachtoffer 2] is het een vieze jongen, een pooier. [naam 2] zegt met trots dat hij meisjes verkoopt. Hij wilde ook dat [slachtoffer 1] voor hem ging werken. [naam 2] had gezegd dat [slachtoffer 1] naar [plaats] moest komen, hij heeft haar volgens [slachtoffer 2] onder druk gezet. [naam 2] en [naam 1] wisten dat [slachtoffer 1] was weggelopen. Ze wisten ook dat zij 16 jaar was. [14]
[naam 1] heeft verklaard dat hij ook wel ‘ [naam 1] ’ wordt genoemd. Verder heeft hij verklaard dat hij op 10 november 2021 samen met [slachtoffer 1] naar [plaats] is gereisd. [15] [naam 1] had via [naam 2] gehoord dat [slachtoffer 1] in Amsterdam was. [slachtoffer 1] ging met [naam 1] mee, omdat [naam 2] dat had gevraagd. In [plaats] kwam [naam 2] haar ophalen. [16]
Op 24 november 2021 heeft de politie [slachtoffer 1] aangetroffen op de [adres 2] in [plaats] . In de woning zijn meerdere telefoons in beslag genomen. [17]
Onderzoek telefoons
Uit onderzoek aan de Samsung SM-A520F is gebleken dat [slachtoffer 1] de hoofdgebruiker is van deze telefoon. [18] In het toestel zat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . [19]
Uit onderzoek aan de Huawei, type P40 Lite, met IMEI-nummers [nummer 1] en [nummer 2] , is het volgende gebleken. In de telefoon zat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit nummer heeft in de periode van 21 november 2021 tot en met 24 november 2021 gebruik gemaakt van het IMEI-nummer [nummer 1] . In de periode van 1 november 2021 tot en met 23 november 2021 heeft telefoonnummer [telefoonnummer 3] gebruik gemaakt van het IMEI-nummer [nummer 2] . Daarnaast heeft nummer [telefoonnummer 4] in de telefoon gezeten. [20]
[verdachte] heeft verklaard dat de Huawei P40 Lite van hem is. [21] Op de telefoon stond een WhatsApp account van de gebruiker [telefoonnummer 3] . In meerdere WhatsApp berichten stuurde de gebruiker dat hij [verdachte] was. [22] Bij het Instagram account op de telefoon stond de naam ‘ [accountnaam 1] ’ en username ‘ [accountnaam 2] ’. [23] Bij het Snapchataccount op de telefoon stond de gebruikersnaam ‘ [accountnaam 2] ’, met username ‘ [accountnaam 3] ’. [verdachte] heeft verklaard dat ‘ [accountnaam 1] ’ en ‘ [accountnaam 2] ’ zijn account zijn. [24]
Gebruiker [accountnaam 2] stuurt meerdere keren het nummer [telefoonnummer 3] . Ook stuurt gebruiker [accountnaam 2] op 24 oktober 2021 een bericht met daarin het emailadres [emailadres 1] . [25] Dat emailadres [emailadres 1] komt in de useraccounts van de telefoon voor. Onder andere advertentie met nummer [advertentienummer 1] is aangemaakt via het emailaccount [emailadres 1] , met telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Op de Huawei stonden verder twee screenshots van een seksadvertentie op [website] , waarbij op een screenshot het advertentienummer [advertentienummer 1] te zien was. [26]
In de Huawei P40 Lite staat nummer [telefoonnummer 5] opgeslagen als ‘ [naam 5] ’. [27] [naam 1] heeft verklaard dat zijn Snapchatnaam ‘ [naam 5] ’ is. [28] [slachtoffer 2] heeft in haar verhoor verklaard dat [telefoonnummer 5] het nummer van [naam 1] is. [29]
Onder [slachtoffer 1] is een iPhone 6 in beslag genomen. De Apple ID van deze iPhone is [emailadres 2] . Het telefoonnummer van de telefoon is [telefoonnummer 2] . Dit telefoonnummer is gekoppeld aan een op [website] geplaatste seksadvertentie, met nummer [advertentienummer 1] , met de gebruikersnaam ‘stoute en geile [naam 3] ’. In de iPhone zijn foto’s van [slachtoffer 1] aangetroffen waarop zij een kassabon vasthoudt. Dit is volgens de verbalisant nodig ten behoeve van de verificatie van de seksadvertentie op de website. In de telefoon is een password aangetroffen voor [website 2] , te weten: account [emailadres 2] met wachtwoord: [wachtwoord] . In de telefoon stond het telefoonnummer van [slachtoffer 1] , [telefoonnummer 1] in de contactenlijst als ‘ [naam 8] ’. [30] Zowel [slachtoffer 1] als [verdachte] hebben verklaard dat de iPhone 6 van [medeverdachte 2] was en dat [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] beiden gebruik maakten van deze telefoon. [31]
Uit onderzoek aan de [naam 9] is het volgende gebleken. In het WhatsApp account was te zien dat de gebruiker van de telefoon gebruik maakt van het Whatsapp nummer: [telefoonnummer 6] . In de WhatsApp berichten zijn veel chats te lezen waarin de gebruiker van de [naam 9] contact had met mannen die tegen betaling seksueel contact zochten met een persoon die zich ‘ [naam 3] ’ noemt. Het telefoonnummer [telefoonnummer 6] kan gekoppeld worden aan [medeverdachte 2] . [32]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij [medeverdachte 2] in haar telefoon had opgeslagen als ‘ [naam 10] ’. [33] In de telefoon van [slachtoffer 1] hoorde bij het contact [naam 10] het nummer [telefoonnummer 7] . [34]
De politie heeft geconcludeerd dat nummer [telefoonnummer 7] opgewaardeerd is door [medeverdachte 3] . Zij achten het aannemelijk dat hij ook de gebruiker is van dit nummer. [35] [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij dit nummer in gebruik heeft gehad, hij weet alleen niet meer wanneer. [36]
Tussenconclusie
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat:
- [slachtoffer 1] gebruikt maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 1] ;
- [verdachte] gebruik maakte van telefoonnummers [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 3] en emailadres [emailadres 1] ;
- [medeverdachte 3] gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer 7] ;
- [medeverdachte 2] gebruik maakte van de nummers [telefoonnummer 6] en [telefoonnummer 8] en e-mailadres [emailadres 2] ;
- [naam 1] gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer 5] ;
- het nummer [telefoonnummer 2] hoort bij de iPhone 6, waar [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] gebruik van maakten.
[verdachte] heeft verklaard dat de simkaart van [medeverdachte 2] enkele dagen in zijn telefoon (de Huawai) heeft gezeten en dat [medeverdachte 2] de telefoon toen gebruikte. [verdachte] heeft dit echter in het geheel niet geconcretiseerd. De rechtbank ziet daarvoor ook geen enkel aanknopingspunt in het dossier. De rechtbank acht deze verklaring dan ook niet geloofwaardig en gaat ervan uit dat [verdachte] de tenlastegelegde periode de gebruiker van de telefoon is geweest.
Seksadvertenties
Op 15 november 2021 is met het email-account [emailadres 2] een seksadvertentie met advertentienummer [advertentienummer 2] aangemaakt op de website [website 2] . In de advertentie werd als werknaam ‘ [naam 3] ’ en het telefoonnummer [telefoonnummer 2] als klantcontactnummer genoemd. Bij het aanmaken van de advertentie werden twee pornografische afbeeldingen van vermoedelijk [slachtoffer 1] gebruikt. Deze advertentie is uiteindelijk niet online gezet. [37] Op de website [website] is een seksadvertentie, advertentienummer [advertentienummer 1] , met telefoonnummer [telefoonnummer 2] aangemaakt. Op 18 november 2021 is voor het eerst ingelogd om de advertentie aan te maken. Hierbij zijn [emailadres 1] en [telefoonnummer 2] opgegeven als contactgegevens. In totaal zijn er drie advertenties aangemaakt via dit e-mailadres. [38]
Historische verkeersgegevens
Uit de analyse van de historische verkeersgegevens van de nummers [telefoonnummer 1] ( [slachtoffer 1] ), [telefoonnummer 2] (iPhone 6: klantentelefoon, in gebruik bij [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] ), [telefoonnummer 7] ( [medeverdachte 2] ), [telefoonnummer 4] ( [verdachte] ) en [telefoonnummer 3] ( [verdachte] ) blijkt onder meer het volgende:
- Op 18 november 2021 zijn er logging-gegevens naar voren gekomen bij advertentie [advertentienummer 2] op [website 2] , waarop [slachtoffer 1] te zien is. Om 11:51 (UTC + 0) uur is de verificatie ge-update. Toestel [telefoonnummer 2] maakte op 18 november 2021 tussen 12:51:00 uur (UTC +1) en 12:51:32 uur (UTC +1) gebruik van de website [website 2] . [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 8] , [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 3] maakten om 11:51 uur allemaal gebruik van dezelfde zendmast.
- Op 18 november 2021 zijn en tevens logging-gegevens naar voren gekomen bij advertentie 7870034 op [website] , waarop [slachtoffer 1] te zien is. Om 13:47:13 uur (UTC+1) is een advertentie aangemaakt. Toestel [telefoonnummer 2] maakte op 18 november 2021 tussen 13:47:14 (UTC+1) en 13:47:20 (UTC+1) gebruik van de website [website] . 3915, [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 8] , [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 3] maakten om 13:47 uur allemaal gebruik van dezelfde zendmast. [39]
- Op 19 november 2021 zijn en tevens logging-gegevens naar voren gekomen bij advertentie [advertentienummer 1] op [website] , waarop [slachtoffer 1] te zien is. Om 14:06:34 (UTC+1) is de advertentie gewijzigd en vervolgens gelijk tegengehouden door [website] . Toestel [telefoonnummer 2] maakte op 19 november 2021 tussen 14:06:34 uur (UTC+1) en 14:06:55 (UTC+1) gebruik van de website [website] . [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 8] , [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 3] maakten om 14:06 uur allemaal gebruik van dezelfde zendmast.
- Advertentie [advertentienummer 1] wordt op 19 november 2021 om 14:18:39 uur (UTC+1) afgekeurd door [website] . Om 14:23:53 uur (UTC+1) vindt er een wijziging plaats. Toestel [telefoonnummer 2] maakte op 19 november 2021 tussen 14:23:10 uur (UTC+1) en 14:23:56 (UTC+1) gebruik van de website [website] . [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 1] , [telefoonnummer 8] , [telefoonnummer 4] en [telefoonnummer 3] maakten om 14:23 uur allemaal gebruik van dezelfde zendmast.
- Op 19 november 2021 om 16:14:31 uur (UTC+1) wordt er wederom een advertentie aangemaakt op [website] , met advertentienummer 7871442, waarop [slachtoffer 1] te zien is. Toestel [telefoonnummer 2] maakte op 19 november 2021 tussen 16:11:09 uur (UTC+1) en 16:14:59 (UTC+1) gebruik van de website [website] . [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 8] en [telefoonnummer 4] maakten om 16:14 uur allemaal gebruik van dezelfde zendmast. [40]
Tussenconclusie
Uit het voorgaande blijkt dat op meerdere momenten op 18 en 19 november 2021 is ingelogd op de websites [website 2] en [website] met de klantentelefoon, in gebruik bij [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] . Op diezelfde momenten straalden ook de telefoonnummers in gebruik bij [verdachte] aan op dezelfde zendmasten, waardoor de rechtbank concludeert dat bij het aanmaken van de advertenties en de wijzingen, [medeverdachte 2] , [verdachte] en [slachtoffer 1] samen waren. Dit klemt temeer nu er seksadvertenties zijn aangemaakt met het e-mailadres van [verdachte] ( [emailadres 1] ) en er in de telefoon van [verdachte] screenshotafbeeldingen van seksadvertenties zijn aangetroffen. Bovendien zat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , het nummer dat is gebruikt in de seksadvertenties, in het telefoontoestel van [verdachte] . Voorgaande komt overeen met de verklaringen van [slachtoffer 1] , waarin zij aangaf dat [medeverdachte 2] en [verdachte] betrokken waren bij het aanmaken van de advertentie(s).
Tapgesprek
Naar aanleiding van de vermissing van [slachtoffer 1] , heeft de politie op 23 november 2021 van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] het gesprek opgenomen en afgeluisterd. Vanuit de tap is onder andere de stem van [verdachte] herkend. [verdachte] spreekt met [naam 6] , waarbij hij zegt:
“Je moet naar hier komen en dan moet ik effe naar zo’n chalet gaan (ntv) toch chalet.”
(…)
“dus ik heb gezegd ja toch, is goed… dus ik ga nu (ntv) boeken en dan ga ik hem daar zetten en dan gewoon alleen maar ontvangst, ontvangst. Je weet toch, escort is een beetje moe, man. Je weet toch… bellen (ntv) ontvangst…” [41]
Berichten
In de telefoon van [slachtoffer 1] zijn berichten gevonden die in de periode van 10 november 2021 en 23 november 2021 uitgewisseld zijn tussen [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] .
Op 19 november 2021:
21:19:53 uur van [slachtoffer 1] naar [naam 10] :
Ben ff met klant tot half
21:20:19 uur van [slachtoffer 1] naar [naam 10] :
Daarna ga ik at met hem pinne
21:20:20 uur van [slachtoffer 1] naar [naam 10] :
Dan moeten jullie in de buurt zijn van atm
(…)
21:21:30 uur van [naam 10] naar [slachtoffer 1] :
Voortaan eerst geld pakken ja maar we staan bij de atm is goed
(…)
21:27:41 uur van [naam 10] naar [slachtoffer 1] :
Oke we lopen voor je komt goed zjz schat xx
Op 22 november 2021:
02:14:01 van [slachtoffer 1] naar [naam 10] :
Waars [naam 2]
02:14:13 uur van [naam 10] naar [slachtoffer 1] :
Naast me gewoon toch. [42]
Op de telefoon van [verdachte] is een afbeelding gevonden van een screenshot van berichten op Snapchat. De screenshot is gemaakt op 1 november 2022 om 12:15:11 uur. De berichten waren verstuurd tussen gebruikers ‘ [naam 7] ’ en ‘ik’. [naam 7] stuurt: “
Stuur paar hoeren a [naam 2]”. De rechtbank stelt gelet op voorgaande vast dat ‘ik’ [naam 2] , oftewel [verdachte] is. [43]
Feit 1, mensenhandel
De rechtbank overweegt dat artikel 273f, eerste lid, subonderdelen 2, 5 en 8, van het Wetboek van Strafrecht ziet op de bescherming van minderjarigen tegen (seksuele) uitbuiting door anderen en op het profiteren daarvan. Omdat die bescherming centraal staat, is voor een bewezenverklaring hiervan niet vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van gebruik van dwangmiddelen. Bij minderjarigen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige is dan ook irrelevant. Evenmin is van belang dat een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, nu de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is.
Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige. Reeds indien bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht ten opzichte van een minderjarige, waarbij in het algemeen aan de exploitatie van prostitutie van minderjarigen misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht inherent is, is sprake van uitbuiting.
Kwetsbaarheid
[slachtoffer 1] is gediagnosticeerd met autisme. Dit heeft tot gevolg dat [slachtoffer 1] geen gevaar ziet en haar eigen grenzen niet kent. [slachtoffer 1] heeft geen inzicht in haar eigen problematiek en zij heeft de neiging om te “pleasen”. [44] [verdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] snel kan worden beïnvloed. [45]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte] [slachtoffer 1] heeft geworven voor het prostitutiewerk, haar in dat verband heeft vervoerd en overgebracht, haar heeft gehuisvest en opgenomen. [verdachte] heeft gevraagd aan [naam 1] om met [slachtoffer 1] naar [plaats] te reizen. Hij heeft haar vervolgens opgehaald van het station en daarna heeft hij met haar op verschillende adressen verbleven. Tevens is [verdachte] betrokken geweest bij het aanmaken, dan wel wijzigen van de seksadvertenties voor [slachtoffer 1] .
Vaststaat dat [slachtoffer 1] gedurende de gehele pleegperiode minderjarig was. [slachtoffer 1] heeft met meerdere mannen seksuele handelingen verricht tegen betaling, waarmee per definitie sprake was van een forse inbreuk op haar lichamelijke integriteit. Van de inkomsten die zij verdiende moest zij onder andere voor [verdachte] boodschappen halen. Ondertussen werd [slachtoffer 1] afhankelijk gehouden doordat zij was weggelopen en geen eigen woning of verblijfplaats had. [verdachte] wist van de kwetsbaarheid van [slachtoffer 1] , doordat hij ervan op de hoogte was dat zij een beïnvloedbaar meisje is dat in een instelling verbleef.
Gelet op dit alles acht de rechtbank dan ook bewezen dat hij het oogmerk van uitbuiting had.
Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan artikel 273f, eerste lid, sub 2, sub 5 en sub 8, van het Wetboek van Strafrecht.
Pleegperiode
De rechtbank is van oordeel dat de pleegperiode is aangevangen op het moment dat [slachtoffer 1] op 10 november 2021 is opgehaald op het station in [plaats] en is geëindigd op het moment dat zij op 24 november 2021 is gevonden door de politie op de Kellendonkstraat in [plaats] .
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Dat vergt dat de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] samen met [naam 1] [slachtoffer 1] naar [plaats] heeft gehaald en haar aldaar heeft gehuisvest op de [adres 2] in [plaats] . Gedurende de tenlastegelegde periode hebben [medeverdachte 2] , [verdachte] en [slachtoffer 1] op dit adres verbleven. [verdachte] was daarnaast betrokken bij het aanmaken, dan wel wijzigen van de seksadvertenties van [slachtoffer 1] , samen met [medeverdachte 2] .
De rechtbank leidt uit al het vorenstaande af dat bij verdachte sprake is van een significante bijdrage die van voldoende gewicht is om te kunnen spreken van medeplegen. De rechtbank acht daarmee voldoende wettig en overtuigend bewezen dat het onder feit 1 ten laste gelegde in vereniging is gepleegd.
Feit 2, onttrekken aan het gezag
[slachtoffer 1] is gedurende de periode van 10 november 2021 tot en met 24 november 2021 onttrokken aan het gezag. [verdachte] wist dat de 16-jarige [slachtoffer 1] was weggelopen uit de instelling alwaar zij verbleef. Hij heeft [naam 1] gevraagd [slachtoffer 1] mee te nemen naar [plaats] en heeft met haar en [medeverdachte 2] gedurende een periode van circa twee weken verbleven in de woning aan de [adres 2] in [plaats] , waar [slachtoffer 1] uiteindelijk door de politie is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] met zijn handelen beslissende invloed heeft gehad op de scheiding tussen de minderjarige [slachtoffer 1] en degene die het gezag over haar uitoefent. Uit het voorgaande volgt tevens dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen van dit feit. De rechtbank acht daarmee het onder feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Vrijspraak ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier niet volgt dat sprake is van mensenhandel ten aanzien van [slachtoffer 2] . Alhoewel geprobeerd is om [slachtoffer 2] te bewegen af te reizen naar [plaats] , blijkt uit het procesdossier niet dat [slachtoffer 2] ook daadwerkelijk naar [plaats] is gekomen. Zij heeft hierover zelf ook verklaard dat zij niet naar [plaats] is gegaan en dat overigens ook niet van plan was. De rechtbank concludeert op basis van het voorgaande dat daarmee het onder feit 3 ten laste gelegde niet kan worden bewezen en zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op of omstreeksinde periode van 10 november 2021 tot en met 24 november 2021 te [plaats] en
/of te Lelystad en/ofte Amsterdam en
/ofte Eerbeek, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2005),
(telkens
)
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] , terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (sub 2°) en
/of
- ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en
/ofvoor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer 1] (telkens) enige handeling
(en
)heeft ondernomen waarvan verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s
)wist
(en
) of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat die [slachtoffer 1]
(s)zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die seksuele handelingen, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (sub 5°),
- telkens opzettelijk voordeel heeft getrokken uit seksuele handelingen van die ander, te weten [slachtoffer 1] , met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt (sub 8°), immers heeft verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s
) (telkens
)
- foto's gemaakt van die [slachtoffer 1] en
/ofdie [slachtoffer 1] gevraagd om seksueel getinte foto's van
/methaarzelf aan verdachte toe te zenden en
/of
- voor die [slachtoffer 1]
(een)seksadvertentie
(s
)aangemaakt en
/ofbeheerd en
/of
- die [slachtoffer 1] instructies gegeven met betrekking tot de door [slachtoffer 1] te verrichten seksafspraken en
/of
- contact gevoerd en
/ofonderhouden met (potentiële) klanten en
/of
- een
woning en/ofkamer beschikbaar gesteld voor de seksafspraken van die [slachtoffer 1] en
/of
- die [slachtoffer 1] naar seksafspraken gebracht en/of
- zich de inkomsten van voornoemde seksafspraken
(gedeeltelijk
)toegeëigend;
2.
hij
op (een of meer tijdstippenin
) of omstreeksde periode van 10 november 2021 tot en met 24 november 2021 te [plaats]
en/of te Lelystaden
/ofte Amsterdam en
/ofte Eerbeek,
althans in Nederland, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk een minderjarige, [slachtoffer 1] , geboren op 6 september 2005 te
Amsterdam, heeft onttrokken aan het wettig over
haargesteld gezag en
/ofaan het opzicht van degene die dit desbevoegd over
haaruitoefende.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie de in artikel 273f, eerste lid onder 2º, 5º en 8º van het Wetboek van Strafrecht omschreven feiten worden gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt en een persoon is bij wie misbruik van een kwetsbare positie wordt gemaakt.
feit 2:
medeplegen van opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over haar uitoefent.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij de door de reclassering in het rapport van 26 september 2024 geadviseerde bijzondere voorwaarden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft in haar strafeis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn. Voorts heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening moet worden aan de overschrijding van de redelijke termijn, hetgeen niet aan de verdediging te wijten is. Indien de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wil opleggen, dan bepleit de raadsman dat de duur hiervan gelijk moet zijn aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zou een fors voorwaardelijk strafdeel, bijvoorbeeld van 12 maanden, worden opgelegd als stok achter de deur, al dan niet in combinatie met de maximale taakstraf. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de schorsing van de voorlopige hechtenis niet moet worden opgeheven, aangezien verdachte bezig is om een positieve en bestendige toekomst op te bouwen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met twee anderen schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft er met zijn handelen voor gezorgd dat [slachtoffer 1] zich gedurende een periode van circa twee weken beschikbaar stelde voor seksuele handelingen met derden tegen betaling en heeft daarvan geprofiteerd. Dit terwijl [slachtoffer 1] pas 16 jaar was en verdachte wist dat zij verbleef in een instelling, maar dat zij uit deze instelling was weggelopen. Verdachte heeft misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie.
Mensenhandel, waarbij iemand in de prostitutie wordt gebracht en gehouden, is een vergaande en ontluisterende manier van uitbuiting, waarbij de lichamelijk en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiters. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke feiten doorgaans lange tijd psychische gevolgen hiervan ondervinden. Verdachte heeft met zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op fundamentele rechten van [slachtoffer 1] , waaronder haar persoonlijke integriteit. [slachtoffer 1] verkeerde door haar jonge leeftijd in combinatie met haar persoonlijke situatie in een zeer kwetsbare positie. Verdachte heeft bij de mogelijke gevolgen voor [slachtoffer 1] kennelijk nooit stilgestaan en haar lichamelijke en geestelijke integriteit volledig miskend. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte van 4 september 2024. Hieruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 26 september 2024 volgt dat verdachte in het dagelijks leven veel ondersteuning nodig heeft op de verschillende leefgebieden. De reclassering schat in dat verdachte naar verwachting functioneert rond de grens van een verlaagd verstandelijk vermogen. Ondanks het schorsingstoezicht ziet de reclassering dat verdachte nog impulsief gedrag laat zien en zich laat meeslepen door zijn negatieve sociale netwerk. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat als gemiddeld, maar hierbij wordt de kanttekening geplaatst dat verdachte een ontkennende verdachte is in het gesprek met hen. Bij een veroordeling adviseert de reclassering aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met daarbij bijzondere voorwaarden.
Bij de strafmaat heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten en met straffen die voor dit soort feiten in soortgelijke situaties worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat het gaat om zodanig ernstige feiten dat mede uit het oogpunt van vergelding enkel een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. De rechtbank acht het gelet op de omstandigheden echter ook passend om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. De rechtbank vindt daarnaast hulpverlening voor verdachte ter voorkoming van herhaling van groot belang.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. De redelijke termijn is in het geval van verdachte in aanzienlijke mate, te weten met meer dan een jaar, overschreden.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank is zich ervan bewust dat deze straf gelijk is aan de eis van de officier van justitie, terwijl de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, maar de rechtbank is van oordeel dat het zwaartepunt ligt bij het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde. De rechtbank zal niet overgaan tot het opheffen van de schorsing van de voorlopige hechtenis, zoals door de officier van justitie is gevorderd, omdat dit zich niet verdraagt met het overschrijden van de redelijke termijn.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Schadevergoedingsmaatregel

Artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht bepaalt, kort gezegd, dat de rechter aan de verdachte de verplichting kan opleggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van het slachtoffer, indien en voor zover de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Daarbij is vereist dat sprake is van rechtstreekse schade.
Uit de bewoordingen alsmede de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 36f volgt dat de in die bepaling bedoelde maatregel een strafrechtelijke sanctie is die los van de beslissing in de voegingsprocedure kan worden opgelegd. De schadevergoedingsmaatregel kan door de rechter ook worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding gevorderd heeft. Noch uit de tekst van de wet, noch uit de wetsgeschiedenis vloeit voort dat de mogelijkheid tot het opleggen van die schadevergoedingsmaatregel afhankelijk is gesteld van de opeisbaarheid van het vorderingsrecht van het slachtoffer. [46]
Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106 BW, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of op andere wijze.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met de door verdachte en zijn medeverdachten gepleegde mensenhandel een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van slachtoffer [slachtoffer 1] , waardoor zij op andere wijze in haar persoon is aangetast.
Voor de toewijsbaarheid van schadevergoeding gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitganspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit op zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is in de onderhavige zaak sprake van zo’n geval. De seksuele uitbuiting bij dit kwetsbare slachtoffer kan op zichzelf beschouwd worden als een ernstige inbreuk op haar zelfbeschikkingsrecht en haar lichamelijke integriteit. Reeds daarom kan smartengeld worden toegewezen. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet nodig. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000,- vaststellen.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan het slachtoffer [slachtoffer 1] toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Daarnaast is verdachte vanaf 24 november 2021 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 273f en 279 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich ambulant laat behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich hierbij aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- verdachte verblijft bij het Leger des Heils stichting JongLeren of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact medeverdachten en slachtoffer zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van een daginvulling met een vaste structuur. Mocht verdachte weer in staat zijn om betaald werk te verrichten, dan zal hij zich moeten inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 5.000,-- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.;
 Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. Y. van Wezel en
mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems en mr. S. Benbouazza, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 november 2024.
mr. Y. van Wezel en mr. S. Benbouazza zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer ONRCC21013, onderzoek Valeriaan, gesloten op 29 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40-45.
3.Proces-verbaal getuigenverhoor RC, d.d. 1 november 2022.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40-45.
5.Proces-verbaal getuigenverhoor RC, d.d. 1 november 2022.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40-45.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 46.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 60.
9.Proces-verbaal getuigenverhoor RC, d.d. 1 november 2022.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40-45.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 57, 58 en 60.
13.Proces-verbaal van verhoor aangever, p. 77-78.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93-98.
15.Proces-verbaal getuigenverhoor RC, d.d. 19 juli 2022.
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 670-672.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 165.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 359-361.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 365.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 223-224.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 oktober 2024.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 226.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 227-229.
24.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 oktober 2024.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 256.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 250-251.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 239.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 674.
29.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 94.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 261-264.
31.Proces-verbaal getuigenverhoor RC, d.d. 1 november 2022; proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 608.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 316-319 en 323-327.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 44.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 240.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 330.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 626.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 191-192.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 188-190.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 496.
40.Proces-verbaal van bevindingen, 497-498.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 143, 144 en 151.
42.Proces-verbaal van bevindingen (bijlage 1, 2 en 3), p 381-400.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 254.
44.Toestemming inzage medische gegevens, p. 86-90.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 608.