Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 1 mei 2024,
- de akte uitlating productie met productie 9 van de Maatschap ,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 10 juli 2024,
2.De feiten
Merkelijke schuld
3.Het geschil
4.De beoordeling
merkelijke schuld”, hetgeen als uitsluitingsgrond is opgenomen onder hoofdstuk 1 “
gebouwen”, paragraaf 1 getiteld “
Brand, Storm” op pagina 3 van de Polisvoorwaarden. Nu Achmea zich op deze uitsluitingsgrond beroept en de Maatschap dit standpunt gemotiveerd betwist, rust de bewijslast ten aanzien daarvan op Achmea . Dit betekent dat het risico dat onbewezen blijft dat de brand door merkelijke schuld van de Maatschap is ontstaan op Achmea rust.
merkelijke schuld” is niet gedefinieerd in de begrippenlijst van de Polisvoorwaarden. Bepalend voor de inhoud van dit begrip is de manier waarop dit begrip in de jurisprudentie is uitgelegd. De Hoge Raad kwalificeert merkelijke schuld als een ernstige mate van schuld. Bij lichtere graden van schuld blijft de verplichting tot uitkering van de (brand)verzekeraar in stand, omdat minder ernstige vormen van nalatigheid en onvoorzichtigheid nu juist zijn te rekenen tot de gevaren waartegen de verzekering dekking biedt, aldus de Hoge Raad. Bij de beantwoording van de vraag welke mate van zorg de verzekeraar van de verzekerde mag verwachten, kan als uitgangspunt gelden dat van de verzekerde mag worden verwacht, dat hij zich onthoudt van gedragingen waarvan hij weet of behoort te weten dat een aanmerkelijke kans bestaat dat deze tot schade zullen leiden. Van merkelijke schuld is om die reden ook sprake bij een gedraging die, al is de verzekerde zich daarvan niet bewust, naar objectieve maatstaven een zodanig aanmerkelijke kans op schade met zich brengt dat de betrokken verzekerde zich van dat gevaar bewust had behoren te zijn en door zich van die gedraging niet te onthouden in ernstige mate tekort schiet in zorg ter voorkoming van schade. (zie: HR 4 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF2831 (
[partijen 1]).
Gelet op het ontbreken en kunnen uitsluiten van een elektrotechnische oorzaak voor het ontstaan van de brand binnen het ontstaansgebied van de brand en het feit dat voor zover nog kon worden vastgesteld, geen sporen en/of aanwijzingen zijn aangetroffen en/of verkregen die zouden kunnen duiden op het opzettelijk achterlaten of bijbrengen van vuur (brandstichting) in de kalverenstal, is het vrijwel zeker dat er sprake moet zijn van een causaal verband tussen de door [naam 1] boven de roostervloer uitgevoerde slijpwerkzaamheden enerzijds en ontsteking van de in de schuimlaag van de mest aanwezige brandbare gassen in de onderliggende mestkelder anderzijds
Tijdens het slijpen in sectie 2, ter hoogte van de scheidingswand tussen de kalverenstal (…) en de aangebouwde loods (…) kwamen veel slijpspatten vrij. Daarom wendde hij, aangezien hij volgens zijn opgave geen oog- of oorbescherming droeg, zijn hoofd af. Toen hij zijn hoofd weer terugdraaide, zag hij vlammen vanaf de roosters langs de muur omhoog gaan. Ook zag hij dat het vuur als het ware over de roosters in de gierkelder “wegliep” en hoorde hij een suizend geluid.”
1.535,00(2,5 punten × tarief € 614,00)