In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiseres, een stichting, tegen de weigering van een tijdelijke omgevingsvergunning voor het laten bewonen van 21 appartementen in een pand. De aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem op basis van een evidente privaatrechtelijke belemmering. Er bestaat een erfpachtovereenkomst tussen de gemeente en eiseres, waarin is vastgelegd dat in het pand alleen een bejaardenhuis is toegestaan. De gemeente heeft aangegeven de erfpachtovereenkomst niet te willen wijzigen zolang eiseres niet meewerkt aan een onderzoek op grond van de Wet Bibob. Hierdoor kan de gevraagde omgevingsvergunning niet worden uitgevoerd, omdat het op voorhand aannemelijk is dat de aanvraag niet verwezenlijkt kan worden.
De rechtbank concludeert dat de aanvraag om een omgevingsvergunning niet kan worden aangemerkt als een verzoek van een belanghebbende, en daarom niet als een aanvraag om een besluit te nemen in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het college heeft het verzoek ten onrechte als een aanvraag om een omgevingsvergunning in behandeling genomen. De afwijzende beslissing op het verzoek is geen besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zodat daartegen geen bezwaar mogelijk was. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaarschrift van eiseres niet-ontvankelijk had moeten verklaren en het primaire besluit had moeten herroepen.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beslissing op bezwaar van 19 september 2022, herroept het primaire besluit van 21 mei 2021, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Tevens veroordeelt de rechtbank het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.998 en draagt het college op het door eiseres betaalde griffierecht van € 365 te vergoeden.