ECLI:NL:RBGEL:2024:7584

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
AWB 23/4671
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanslag leges voor een watervergunning in het kader van de bouw van een appartementencomplex

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van belanghebbende tegen de aanslag leges voor een watervergunning beoordeeld. De heffingsambtenaar van Waterschap Rivierenland had aan belanghebbende een aanslag leges van € 50.000 opgelegd voor de behandeling van een aanvraag voor een watervergunning in verband met de bouw van 12 appartementen. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de aanslag.

De rechtbank heeft op 17 oktober 2024 de zaak behandeld. Belanghebbende stelde dat de leges enkel betrekking hadden op de funderingswerkzaamheden, en dat de heffingsgrondslag dus lager zou moeten zijn. De rechtbank oordeelde echter dat de aanvraag niet alleen betrekking had op de fundering, maar ook op de bouw van het appartementencomplex. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar terecht was uitgegaan van de door belanghebbende opgegeven geraamde bouwkosten van € 2.200.000 voor de berekening van de leges.

De rechtbank oordeelde dat de aanslag leges correct was vastgesteld en dat de in rekening gebrachte leges niet in verhouding stonden tot de verleende diensten. Het beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de aanslag leges in stand blijft. Belanghebbende kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/4671

uitspraak van de meervoudige belastingkamer van

in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van Waterschap Rivierenland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 27 juni 2023.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd van € 50.000 voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een watervergunning.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslag gehandhaafd.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 op zitting behandeld. Namens belanghebbende hebben de gemachtigde en [persoon A] hieraan deelgenomen. Namens de heffingsambtenaar hebben hieraan deelgenomen [persoon B] en [persoon C] .

Feiten

1. Op 27 oktober 2022 heeft belanghebbende per e-mail het volgende bericht aan de heffingsambtenaar gezonden:
“In [plaats] zijn wij voornemens om een appartementencomplex te realiseren op bovengenoemde locatie.
Momenteel zijn de bestaande opstallen gesloopt en is de bestaande betonnen begane grondvloer met keringen nog intact.
De omgevingsvergunning wordt binnenkort door de gemeente Tiel afgegeven.
Graag treden wij in overleg met het Waterschap of wij de funderingspalen (mortelschroefpalen rond 400 mm) aan mogen brengen in de periode vóór april 2023.
De huidige betonvloer wordt i.v.m. belendingen grotendeels gehandhaafd.
Funderingsbalken, kraanpoeren ed. worden op de bestaande betonvloer aangebracht.
Zal ter verduidelijking enkele tekeningen meesturen.
Ik ontvang graag een uitnodiging voor een overleg om e.e.a. toe te lichten.”
2. De heffingsambtenaar heeft daarop per e-mail van 9 november 2022 als volgt gereageerd:
De werkzaamheden (aanpassing van de fundering) vinden plaats in de beschermingszone van de primaire waterkering, op verzoek tijdens de dijksluitingsperiode. Hiervoor heeft u een watervergunning nodig.
In onze systemen heb ik géén watervergunning voor het appartementencomplex kunnen vinden.
Dit houdt in dat u een watervergunning hiervoor moet aanvragen. Als u binnen 1,5 de watervergunning aanvraagt, dan zie ik nog kans om het dit jaar af te handelen.
Daarvoor moet u via het Omgevingsloket een aanvraag indienen.
(…).”
3. Op 11 november 2022 heeft belanghebbende een “aanvraag/melding watervergunning” bij de heffingsambtenaar ingediend. De projectomschrijving luidt:
“Nieuwbouw 12 appartementen met inpandige stallingsgarage aan [locatie 1] met horecavoorziening aan [locatie 2] in [plaats] .”
4. In de bijlage bij de aanvraag is op het blad “Locatie” het volgende vermeld:
“voormalige beddenzaak. sloop – nieuwbouw”.
5. In de bijlage bij de aanvraag is op het blad “Waterstaatswerk of beschermingszone gebruiken” bij de omschrijving van de activiteit het volgende vermeld:
“fundering t.b.v. nieuwbouw 12 appartementen. Omgevingsvergunning reeds aangevraagd.”
Bij de vraag “Wat zijn de kosten voor de werkzaamheden?” is het volgende ingevuld:
“totale opdracht funderingswerkzaamheden € 100500”.
6. Op de volgende pagina van de bijlage bij de aanvraag is bij de vraag “Welke activiteit(en) wilt u uitvoeren in, op of nabij een waterkering?” het volgende aangevinkt:
“Oprichten van een gebouw, zoals een woning, bedrijfspand, strandpaviljoen of strandhuisje”.
Bij de vraag “Wat zijn de kosten voor de werkzaamheden? Is het volgende ingevuld:
“2200000”.
7. Op 15 november 2022 heeft de heffingsambtenaar de vergunning verleend aan belanghebbende. Daarin is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“Op 11 november 2022 hebben wij uw aanvraag ontvangen. De aanvraag betreft het bouwen van een appartementencomplex ter plaatse van [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats] , perceel kadastraal bekend als [plaats] , [sectie] , [nummer] , ter hoogte van [dijkpaal] .
Ons besluit
Wij hebben besloten u de gevraagde vergunning te verlenen. Deze vergunning treft u als bijlage aan.
Het besluit en de voorschriften die wij aan de vergunning verbinden, kunt u lezen in deel 1 van de vergunning.
(…)
Leges
Voor het in behandeling nemen van uw aanvraag worden leges in rekening gebracht op grond van de Legesverordening Waterschap Rivierenland 2022
(…)”.
8. In de vergunning is onder meer het volgende opgenomen:

Besluit
Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling, de Keur Waterschap Rivierenland 2014, de Algemene wet bestuursrecht en de in deel 2 vermelde overwegingen, besluit het college van dijkgraaf en heemraden als volgt:
1. aan [belanghebbende] en rechtverkrijgende(n) vergunning als bedoeld in artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2014 te verlenen voor:
het bouwen van een appartementencomplex ter plaatse van [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats] , perceel kadastraal bekend als [plaats] , [sectie] , [nummer] , ter hoogte van [dijkpaal] ;
(…)”.
9. Met dagtekening 17 november 2022 heeft de heffingsambtenaar de onderhavige aanslag leges aan belanghebbende opgelegd. Deze aanslag is opgelegd op basis van de Legesverordening Waterschap Rivierenland 2022 (de Legesverordening). In de aanslag is het volgende vermeld:
“Legeskosten in verband met het in behandeling nemen van uw aanvraag
watervergunning/ontheffing met [kenmerk], voor:
het bouwen van appartementencomplex tpv. [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats] [sectie] [nummer] , [dijkpaal] .
(…)
Totaalbedrag 50000,00”.
10. In geschil is of de heffingsambtenaar terecht € 50.000 leges heeft geheven naar een grondslag van € 2.200.000.

Beoordeling door de rechtbank

11. De rechtbank beoordeelt of de aanslag leges door de heffingsambtenaar tot de juiste hoogte heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
12. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de aanslag leges juist heeft vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
13. In artikel 115, eerste en tweede lid, van de Waterschapswet is het volgende bepaald:
“1. Het waterschap kan alleen rechten heffen ter zake van:
a. het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van het waterschap of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij het waterschap in beheer of in onderhoud zijn;
b. het genot van door of vanwege het bestuur van het waterschap verstrekte diensten;
c. het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen.
2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van hoofdstuk XVIII worden de in het eerste lid bedoelde rechten aangemerkt als waterschapsbelastingen.”
14. In bijlage 2, Toelichting bij de tarieventabel, paragraaf ‘2.1 Handelingen waterstaatswerken en beschermingszones’ bij de Legesverordening is het volgende bepaald:
“Voor het plaatsen van bouwwerken (…) en beschermingszones waarvan de aanleg-, bouw- of sloopkosten € 5.000 of meer bedragen wordt een bedrag aan leges in rekening gebracht die afhankelijk is van de aanleg-, bouw- of sloopkosten.”
15. In de tarieventabel bij de Legesverordening Waterschap Rivierenland 2022 zijn de bouwkosten gedefinieerd in artikel 1.1.2. Het gaat om de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden 2012 (UAV 2012) voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2699, uitgave 2017, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
16. In punt 2.1.2 van de Tarieventabel zijn de tarieven opgenomen voor:
“werkzaamheden waterstaatswerken en beschermingszones, waarvan de aanleg- bouw- en sloopkosten € 5.000 of meer bedragen.”
“Het tarief bedraagt € 275 vermeerderd met 2,8 procent van de aanleg- bouw- of sloopkosten. Voor deze categorie kunnen maximaal € 50.000 aan leges zijn verschuldigd.”
17. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvraag uitsluitend ziet op de funderingswerkzaamheden. De heffingsgrondslag voor de leges bedraagt volgens belanghebbende daarom € 100.500, zijnde de geschatte bouwkosten van de funderingswerkzaamheden. De aanslag leges moet daarom volgens belanghebbende worden verminderd tot € 3.089.
18. De rechtbank volgt het standpunt van belanghebbende hierin niet. Uit de aanvraag en de totstandkoming van de aanslag leges volgt duidelijk dat de aanvraag ziet op het aanpassen van de fundering en de bouw van 12 nieuwe appartementen.
19. Ook indien de rechtbank er – veronderstellenderwijs – vanuit zou gaan dat de aanvraag uitsluitend ziet op de aanpassing van de fundering, is de aanslag niettemin tot het juiste bedrag opgelegd. Vast staat immers dat belanghebbende niet alleen funderingswerkzaamheden gaat uitvoeren, maar ook een appartementencomplex gaat bouwen en dat een aanvraag voor een watervergunning is gedaan voor een bouwwerk als bedoeld in paragraaf 2.1 van de Toelichting bij de tarieventabel, behorend bij de Legesverordening.
20. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat onder ‘bouwwerk’ wordt verstaan: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren. [1] Gelet op het feit dat ter plaatse 12 appartementen zullen worden gerealiseerd, is er in dit geval sprake van een bouwwerk. De bouwkosten waarover leges in rekening kunnen worden gebracht hebben dan ook betrekking op de bouwkosten van het gehele bouwwerk. In artikel 1.1.2 in samenhang met artikel 2.1.2 van de Tarieventabel is opgenomen dat leges worden berekend over de geraamde kosten van het bouwwerk.
21. De heffingsambtenaar is gelet op het vorenstaande terecht uitgegaan van een grondslag voor de berekening van de leges van de door belanghebbende in de aanvraag opgegeven geraamde bouwkosten van € 2.200.000.
22. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat de aanvraag alleen was bedoeld voor de uitvoering van werken in een beschermingszone tijdens de dijksluitingsperiode, slaagt deze beroepsgrond ook niet. Uit de aanvraag volgt immers dat de aanvraag is gedaan ter verkrijging van een vergunning voor de aanpassing van de fundering en de bouw van 12 nieuwe appartementen.
23. Belanghebbende heeft ten slotte nog gesteld dat de in rekening gebrachte leges niet in verhouding staan tot de door de heffingsambtenaar verrichte diensten omdat de heffingsambtenaar uitsluitend de bouwtekeningen van de fundering heeft opgevraagd en beoordeeld heeft en niet die van de nieuw te bouwen appartementen. Deze beroepsgrond slaagt evenmin. Er is in dit geval sprake van een in behandeling genomen aanvraag, waarvoor door de heffingsambtenaar diensten zijn verricht. Naar vaste jurisprudentie hoeft geen rechtstreeks verband te bestaan tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de verleende diensten anderzijds [2] . Gesteld noch gebleken is dat de in de Legesverordening opgenomen tariefstelling leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid om leges te heffen niet voor ogen kan hebben gehad of die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank oordeelt daarom dat de in rekening gebrachte leges niet te hoog zijn.

Conclusie en gevolgen

24. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de aanslag leges in stand blijft. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.L. van Benthem, voorzitter, en mr. P.J. Tikken en mr. J.J.J. Engel, leden, in aanwezigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2930.
2.Zie Hoge Raad 24 december 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3345.