ECLI:NL:RBGEL:2024:7508

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
31 oktober 2024
Zaaknummer
C/05/440786 / FA RK 24-2951
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen in echtscheidingsprocedure met betrekking tot zorgregeling en alimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 31 oktober 2024 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij voorlopige voorzieningen zijn getroffen. De vrouw heeft op 11 oktober 2024 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend. De rechtbank heeft de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegewezen, met het bevel dat de man deze woning dient te verlaten. Tevens is de zorg voor de minderjarige kinderen aan de vrouw toevertrouwd. De man is verplicht om de lasten van de echtelijke woning te betalen en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van € 625 per kind per maand te voldoen. Daarnaast is de man verplicht om een bedrag van € 1.115 per maand aan partneralimentatie aan de vrouw te betalen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om de hoogte van de alimentatie te verlagen en om een zorgregeling te wijzigen afgewezen, omdat de vrouw onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar stellingen. De rechtbank heeft de zaak als spoedeisend gekwalificeerd, waardoor de voorlopige voorzieningen zijn getroffen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de beslissingen onmiddellijk van kracht zijn, ondanks dat er geen hoger beroep mogelijk is tegen deze voorlopige voorzieningen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/440786 / FA RK 24-2951
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
beschikking voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[naam vrouw](nader te noemen: de vrouw),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. N.C. Bouman-de Vos te Geldermalsen,
tegen
[naam man](nader te noemen: de man),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. M.F. Hofman te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift voorlopige voorzieningen, met producties 1 en 2, ontvangen door de rechtbank op 6 september 2024;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek van de man, met producties 1 tot en met 11, ingediend bij journaalbericht van 14 oktober 2024;
  • het journaalbericht namens de vrouw van 14 oktober 2024, met overlegging van producties 3 tot en met 7;
  • een vervangende productie 6 namens de vrouw, ingediend op 15 oktober 2024;
  • producties 8 en 9 namens de vrouw, ingediend op 16 oktober 2024;
  • producties 12 tot en met 18 namens de man, ingediend op 16 oktober 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.
1.3.
De advocaat van de man heeft tijdens de behandeling pleitnotities voorgedragen en overhandigd aan de rechtbank.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 9 december 2009 in [plaats 1] een geregistreerd partnerschap aangegaan, welk partnerschap op 29 december 2012 in [plaats 2] is omgezet in een huwelijk.
2.2.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige kinderen:
  • [naam minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013;
  • [naam minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
2.3.
De vrouw heeft op 11 oktober 2024 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en geldende voor de duur van de echtscheidingsprocedure:
I. te bepalen dat de vrouw uitsluitend gerechtigd is tot het gebruik van echtelijke woning aan [adres] te [woonplaats] , met alle bij deze woning behorende zaken en inboedel met het bevel dat de man deze woning dient te verlaten en niet verder zal betreden, althans niet langer zal betreden, met machtiging aan de vrouw om deze beschikking indien nodig zelf ten uitvoer te leggen, met behulp van de sterke arm van politie, justitie en deurwaarder;
II. te bepalen dat de man tot aan de verkoop of verdeling van de woning aan [adres] te [woonplaats] , dan wil in ieder geval gedurende de echtscheidingsprocedure, de lasten van de woning dient te betalen en te dragen, voor zover rechtens nodig een en ander ten titel van bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw;
III. te bepalen dat de zorg voor de kinderen aan de vrouw wordt toevertrouwd;
IV. te bepalen dat de man een bedrag van € 688,00 per kind, of althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen maandelijks telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te voldoen;
V. te bepalen dat de man een bedrag van € 2.412,00, of althans een in goede justitie te bepalen bedrag, aan bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw maandelijks telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw dient te voldoen, en te bepalen dat hij de lasten van de echtelijke woning volledig blijft voldoen.

4.Het verweer tevens zelfstandig verzoeken

4.1.
De man voert geen verweer tegen het verzoek van de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen. Ook voert de man geen verweer tegen de voorlopige toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw.
4.2.
De man voert verweer tegen de hoogte van de verzochte kinderalimentatie en de verzochte partneralimentatie. Bij wege van zelfstandige verzoeken verzoekt hij de rechtbank (samengevat) te bepalen dat:
een voorlopige bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen wordt vastgesteld van € 551 per kind per maand;
een voorlopige zorgregeling vast te stellen op basis waarvan de kinderen:
  • in de oneven weken van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur bij de man verblijven;
  • de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de man verblijven, hetgeen voor de herfstvakantie en kerstvakantie van dit jaar inhoudt:
o dat de kinderen in de herfstvakantie 2024 van dinsdag 29 oktober om 18.00 uur tot zaterdag 2 november om 18.00 uur bij de man verblijven;
o dat de kinderen in de kerstvakantie 2024/2025 van woensdag 2 januari 2025 om 18.00 uur tot zondag 5 januari 2025 om 18.00 bij de man verblijven.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit en wonen in het arrondissement van de rechtbank Gelderland. Dit betekent dat deze rechtbank bevoegd is.
5.2.
De rechtbank stelt bij de beoordeling voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is gericht op het verkrijgen van een ordemaatregel in een situatie waarin een beslissing in de hoofdzaak niet kan worden afgewacht en waarin een zekere mate van spoedeisendheid aan de orde is. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met een beknopte motivering.
De voorlopige toevertrouwing van de kinderen / het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning / de lasten van de echtelijke woning
5.3.
Omdat de man geen verweer voert tegen de voorlopige toevertrouwing van de kinderen aan de vrouw en het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning (met bijbehorende inboedel) door de vrouw, zal de rechtbank deze verzoeken toewijzen, met dien verstande dat de verzochte “ (…)
machtiging aan de vrouw om deze beschikking indien nodig zelf ten uitvoer te leggen, met behulp van de sterke arm van politie, justitie en deurwaarder”zal worden afgewezen bij gebrek aan belang.
5.4.
Partijen zijn het erover eens dat de man gedurende de echtscheidingsprocedure de hypothecaire en eigenaarslasten van de echtelijke woning zal dragen. De rechtbank zal verstaan dat partijen dit met elkaar zijn overeengekomen.
De regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling)
5.5.
De man verzoekt een zorgregeling. De vrouw voert hiertegen verweer. Naar haar mening dient slechts gedurende enkele uren per maand begeleide omgang tussen de man en de kinderen plaats te vinden, via bijvoorbeeld het Omgangshuis. De vrouw wil op zich toewerken aan onbegeleide omgang als stip op de horizon. De reden dat de vrouw op dit moment geen contact tussen de man en de kinderen wil, is omdat de vrouw vreest dat de man de kinderen na een contactmoment niet meer bij haar terug brengt. De man dreigt hiermee en de situatie is naar de mening van de vrouw niet veilig, mede vanwege het overmatige alcoholgebruik van de man. De man is verbaal agressief en gedraagt zich dreigend. De kinderen willen ook niet naar de man toe.
5.6.
De man voert aan dat hij bang is verstoten te worden. Toen partijen nog bij elkaar waren bracht de man de kinderen altijd naar bed, bracht en haalde hij de kinderen twee keer per week naar en van de BSO en had hij de volle aandacht voor de kinderen na zijn werktijd. Sinds de vrouw er achter is gekomen dat de man van haar wilde scheiden, mogen de kinderen geen contact meer met hem hebben en wordt gedaan alsof dit contact niet veilig zou zijn. De man betwist dat hij overmatig alcohol gebruikt en/of zich verbaal of anderszins agressief gedraagt. De man gaat juist alle conflicten en escalaties met de vrouw uit de weg en is inmiddels uit de echtelijke woning vertrokken zodat er rust ontstaat voor de kinderen. Hij heeft de [woning] gehuurd waar het gezin tijdelijk heeft verbleven toen hun huis werd gebouwd. Hier kan hij de kinderen goed opvangen. De man heeft de kinderen nog nooit zonder toestemming meegenomen en zal dat ook niet doen.
5.7.
Tijdens de mondelinge behandeling wordt een ouderschapsbemiddelingstraject besproken. De ouders spreken met elkaar af dat zij zich binnen 48 uur na de mondelinge behandeling zullen melden bij het Sociaal Wijkteam van de gemeente [woonplaats] , voor een ouderschapsbemiddelingstraject, zoals bijvoorbeeld Ouderschap Blijft. De rechtbank juicht dat toe. Het is in het belang van de kinderen dat beide ouders beter met elkaar leren communiceren.
5.8.
De rechtbank overweegt dat kinderen recht hebben op omgang en gelijkwaardig contact met beide ouders. Er is in deze zaak geen enkele aanwijzing dat het contact tussen de man en de kinderen beperkt zou moeten worden tot een paar uur per maand en/of begeleid door het Omgangshuis of een andere instantie. Tegenover de (blote) stellingen van de vrouw staat de gemotiveerde betwisting van de man. Het is daarmee niet objectief vast komen te staan dat het contact van de man met de kinderen niet veilig zou zijn en/of dat de zorgen van de vrouw gegrond zijn. De vrouw heeft bovendien niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist dat de man gedurende het huwelijk een deel van de zorg voor de kinderen op zich heeft genomen. Omdat de vrouw verder geen verweer heeft gevoerd tegen de concreet door de man voorgestelde zorgregeling, zal de rechtbank deze toewijzen.
De bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen
5.9.
De vrouw verzoekt de rechtbank te bepalen dat de man aan haar een bedrag van
€ 688 per kind per maand betaalt als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De vader voert daartegen verweer en komt uit op een lager bedrag.
5.10.
De rechtbank overweegt als volgt.
5.11.
Tussen partijen is niet in geschil dat de behoefte van de kinderen kan worden gesteld op € 735 per kind per maand. De rechtbank zal daarvan uitgaan.
5.12.
Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de vrouw geen draagkracht heeft om een deel van de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen voor haar rekening te nemen. Evenmin is in geschil dat de man voldoende draagkracht heeft om de kinderalimentatie te betalen.
5.13.
Partijen verschillen slechts van mening over de hoogte van de zorgkorting die moet worden toegepast. De vrouw stelt deze op 5% en de man stelt deze op 25%.
5.14.
De rechtbank oordeelt op basis van de door de man voorgestelde zorgregeling dat de kinderen gemiddeld 1,58 dagen per week bij de man zullen zijn. [1] Daarbij past een zorgkorting van 15% van de behoefte, dus € 110 per maand. Dat betekent dat de man een bedrag van (€ 735 - € 110 =) € 625 per kind per maand moet betalen.
5.15.
De man moet de kinderalimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand vooraf betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt zullen worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in de maand wordt betaald.
De bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw
5.16.
Omdat nu duidelijk is hoeveel de man voor de kinderen moet betalen, kan de rechtbank berekenen of de man nog ruimte heeft om partneralimentatie te betalen.
5.17.
De vrouw verzoekt de rechtbank te bepalen dat de man aan haar een bedrag van € 2.412,00 betaalt als bijdrage in haar kosten van levensonderhoud, naast alle lasten van de echtelijke woning.
5.18.
De man is bereid om gedurende de echtscheidingsprocedure de volledige lasten van de echtelijke woning voor zijn rekening te nemen (zie hiervoor onder 5.4). Naar zijn mening is hij niet voldoende draagkrachtig om daarnaast partneralimentatie te betalen.
5.19.
In het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure overweegt de rechtbank dat het voldoende vast staat dat de vrouw behoefte heeft aan alimentatie en behoeftig is. Partijen zijn het erover eens dat de draagkracht van de man in deze procedure de beperkende factor is.
5.20.
Partijen zijn het er verder over eens dat voor de berekening van de draagkracht van de man uitgegaan dient te worden van de gemiddelde winst uit onderneming over de afgelopen drie jaar. Uit de overgelegde stukken en de informatie van partijen tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat dit neerkomt op een bedrag van € 183.672 per jaar.
5.21.
Voor het berekenen van de draagkracht maakt de rechtbank gebruik van de methode die de Expertgroep Alimentatie van de Rechtspraak heeft ontwikkeld. Het netto besteedbaar maandinkomen (NBI) van een ouder is daarbij het uitgangspunt. Verder rekent de rechtbank met een forfaitair bedrag aan vaste lasten, dat ieder jaar wordt bijgesteld. Ook rekent zij met een woonbudget van 30% van het NBI. Deze twee posten vormen samen het ‘draagkrachtloos inkomen’. Na aftrek van die posten van het NBI blijft dan de ‘draagkrachtruimte’ over. Daarvan is 60% beschikbaar voor partneralimentatie. In dit geval ziet die berekening er als volgt uit: 60% [NBI – (NBI X 0,3 + 1270)].
5.22.
Partijen zijn het eens over de WOZ-waarde van de echtelijke woning (€ 580.000). Partijen lijken van mening te verschillen over de hoogte van de hypothecaire rente en de aflossing die de man betaalt voor de echtelijke woning. En verder of het deel van de woonlasten dat de man voor de vrouw betaalt, meegenomen moet worden bij de berekening van het draagkrachtloos inkomen of in mindering strekt op de draagkracht van de man. Uit productie 10 van de man volgt een hypothecaire rente van € 1.037 per maand (september 2024). De vrouw heeft onweersproken gesteld dat partijen jaarlijks gemiddeld € 12.205, derhalve € 1.002 per maand aflossen op de hypothecaire geldlening. Met de vrouw is de rechtbank van oordeel dat de voor de vrouw betaalde woonlasten in mindering strekt op het draagkrachtloos inkomen van de man. Hieruit volgt dat de man een netto besteedbaar inkomen heeft van € 8.623 per maand [2] .
5.23.
De man wil – als de rechtbank geen rekening houdt met de voor de vrouw betaalde woonlasten bij de berekening van zijn draagkrachtruimte – dat wel rekening gehouden wordt met de (hogere) werkelijke woonlasten. Hij betaalt namelijk niet alleen de lasten van de echtelijke woning, maar ook een huur van € 1.700 per maand voor de genoemde [woning] . De vrouw is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe aan dat de man ook had kunnen kiezen voor woonruimte met een lagere huur.
5.24.
De rechtbank overweegt dat volgens de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie rekening gehouden kan worden met hogere woonlasten dan het woonbudget als vastgesteld kan worden dat deze lasten niet vermijdbaar zijn en dat het (voort)bestaan daarvan niet aan de onderhoudsplichtige kan worden verweten.
5.25.
De rechtbank overweegt dat het vast staat dat de man zowel de lasten van de echtelijke woning betaalt als zijn eigen huur. Hoewel het de keuze van de man is geweest om deze [woning] te huren, oordeelt de rechtbank dat met deze hogere woonlasten rekening gehouden moet worden. De rechtbank overweegt daarbij dat het begrijpelijk is dat de man een voor de kinderen vertrouwde plek heeft gehuurd. Bovendien is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat ook de vrouw geïnformeerd heeft of zij deze [woning] kon huren voor het geval zij de echtelijke woning zou moeten verlaten. Kennelijk zijn beide ouders het erover eens dat deze [woning] vertrouwd en geschikt is voor de kinderen.
5.26.
Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat het gezin destijds een huur betaalde voor deze [woning] van € 1.500 exclusief voorschot servicekosten. De man stelt nu een huur te betalen van € 1.700 inclusief voorschot servicekosten. Omdat de man geen onderbouwing heeft gegeven van de hoogte van deze huur, gaat de rechtbank uit van een huur van € 1.500 netto per maand. De rechtbank houdt dan rekening met een werkelijke woonlast van in totaal (€ 1.500 huur + € 1.037 rente + € 1.002 aflossing =) € 3.539 per maand.
5.27.
Bij het berekenen van het draagkrachtloos inkomen moet volgens de man rekening worden gehouden met de bijdrage van € 193 die hij maandelijks aan zijn zoon [naam] betaalt.
5.28.
De vrouw maakt hier bezwaar tegen omdat door de man geen betalingsbewijs is overgelegd en [naam] deze bijdrage bovendien niet wil.
5.29.
Tijdens de mondelinge behandeling is echter komen vast te staan dat de man elke maand een bedrag van € 193 voor [naam] betaalt. De rechtbank houdt hiermee dan ook rekening bij de berekening van het draagkrachtloos inkomen.
5.30.
Het draagkrachtloos inkomen van de man bedraagt dan (€ 1.270 + € 3.539 + € 193 =)
€ 5.002 per maand. De man heeft dan een draagkrachtruimte van (€ 8.623 - € 5.002 =) € 3.621. Hiervan is 60% beschikbaar voor kinder- en partneralimentatie, derhalve € 2.173.
5.31.
Omdat kinderalimentatie voorgaat op partneralimentatie, komt het hiervoor berekende aandeel van de man in de kosten van de kinderen van (€ 625 kinderalimentatie + € 110 zorgkosten =) € 735 per kind per maand, derhalve in totaal € 1.470 per maand hierop in mindering. Er blijft dan een draagkracht voor partneralimentatie over van € 703 netto per maand.
5.32.
Als de man partneralimentatie betaalt, mag de man de betaalde partneralimentatie als aftrekpost opvoeren in de belastingaangifte. Daardoor betaalt de man minder belasting. Door dat belastingvoordeel kan de man meer partneralimentatie betalen. De rechtbank telt daarom dat belastingvoordeel op de draagkracht. Daarmee komt de partneralimentatie op een bedrag van € 1.115 per maand bruto.
5.33.
De man moet de partneralimentatie steeds vóór de eerste dag van de maand vooraf betalen. Het gaat namelijk om een bijdrage in de kosten die in die maand gemaakt zullen worden en dan zou het te laat zijn als de alimentatie pas later in de maand wordt betaald.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.34.
De beslissingen kunnen niet bij voorraad ten uitvoer worden gelegd, omdat tegen beslissingen in voorlopige voorziening op grond van het bepaalde in artikel 824 lid 1 Rv geen hoger beroep mogelijk is. Met het geven van deze beschikking tot het treffen van een voorlopige voorziening is de onmiddellijke uitvoerbaarheid ervan gegeven. Er is dus geen belang bij het verzoek en daarom wijst de rechtbank het verzoek af.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat de minderjarige kinderen:
  • [naam minderjarige 1], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2013;
  • [naam minderjarige 2], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015;
aan de vrouw worden toevertrouwd;
6.2.
stelt vast als regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken dat de minderjarige kinderen bij de man zijn:
  • in de oneven weken van vrijdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.00 uur;
  • de helft van de schoolvakanties en feestdagen, hetgeen voor de herfstvakantie en kerstvakantie van dit jaar inhoudt:
o dat de kinderen in de herfstvakantie 2024 van dinsdag 29 oktober om 18.00 uur tot zaterdag 2 november om 18.00 uur bij de man zijn;
o dat de kinderen in de kerstvakantie 2024/2025 van woensdag 2 januari 2025 om 18.00 uur tot zondag 5 januari 2025 om 18.00 bij de man zijn;
6.3.
bepaalt dat de man met ingang van de beschikking als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen aan de vrouw zal betalen € 625 per kind per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
6.4.
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning gelegen aan [adres] te [woonplaats] , met alle bij deze woning behorende zaken en inboedel, met het bevel dat de man deze woning dient te verlaten en niet verder zal betreden;
6.5.
verstaat dat partijen zijn overeengekomen dat de man met ingang van de beschikking en gedurende de echtscheidingsprocedure de hypothecaire lasten en eigenaarslasten van de echtelijke woning zal dragen,
6.6.
bepaalt dat de man met ingang van de beschikking een bedrag van € 1.115 aan bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw dient te voldoen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
6.7.
verstaat dat deze voorzieningen gelden voor de duur van de bodemprocedure;
6.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.P. Mesman, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. D.S. Sweerman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2024.

Voetnoten

1.Bijlage 1: zorgkorting calculator
2.Bijlage 2: draagkrachtberekening van de man.