In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 oktober 2024 uitspraak gedaan over de wijziging van kinderalimentatie in een situatie waarin de man, na zijn echtscheiding, opnieuw is getrouwd en nu ook verantwoordelijk is voor de kosten van zijn nieuwe kinderen. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. G.W. Wullink, verzocht de rechtbank om de kinderalimentatie voor zijn twee oudere kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], te verlagen naar nihil, met het argument dat zijn financiële situatie was veranderd door de komst van zijn nieuwe kinderen, [minderjarige 3] en [minderjarige 4]. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.C.D. Bos, verzocht de rechtbank om de man te verplichten een hogere bijdrage te betalen, omdat zij van mening was dat de man voldoende draagkracht had om in de behoefte van alle kinderen te voorzien.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onderhoudsplichtig is voor alle zes kinderen, maar dat zijn draagkracht niet voldoende is om in de totale behoefte van alle kinderen te voorzien. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen berekend op basis van de Nibud-tabellen en heeft vastgesteld dat de man vanaf 1 april 2024 een bedrag van € 241 per kind per maand moet betalen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de man en de vrouw elk hun eigen proceskosten moeten betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de alimentatie moet worden betaald, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de gewijzigde omstandigheden van de man, de zorgregeling en de financiële situatie van beide ouders. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, waarbij de rechtbank heeft geprobeerd een evenwichtige oplossing te vinden die recht doet aan de verantwoordelijkheden van beide ouders.