Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van
[verzoeker 2] , [verzoeker 3] , [verzoeker 4] , [verzoeker 5] , [verzoeker 6] , [verzoeker 7] , [verzoeker 8] en [verzoeker 9] ,allen uit [plaats] , hierna gezamenlijk te noemen: verzoekers
Rechtbank Gelderland
In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekers, bestaande uit negen personen uit een bepaalde plaats, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Epe. Deze vergunning betreft de vestiging van verschillende bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw, dat in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter heeft op 7 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij verzoekers en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoekers geen redelijke kans van slagen heeft en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter stelt vast dat er geen spoedeisend belang is, omdat de bedrijfsunits pas in gebruik genomen worden zodra er stroom geleverd kan worden, wat niet eerder dan 1 januari 2025 zal zijn. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen, ondanks dat de vestiging van de bedrijven in strijd is met het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter concludeert dat de voornaamste bezwaargronden van verzoekers onvoldoende zijn onderbouwd en dat er geen reden is om de omgevingsvergunning te schorsen. De uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken.