ECLI:NL:RBGEL:2024:7301

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
442193
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over verbod tot beslaglegging en medewerking aan levering van een woning na echtscheiding

In deze zaak, die op 17 oktober 2024 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding waarin de eisende partij, [eis in conv/verw in reconv], een verbod vordert voor de gedaagde partij, [ged in conv/eis in reconv], om beslag te leggen op de woning die zij gezamenlijk bezaten. De partijen waren eerder gehuwd en zijn in gemeenschap van goederen getrouwd geweest. De woning was onderwerp van een echtscheidingsprocedure en er waren eerdere vonnissen die de gedaagde partij verplichtten om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning. De eisende partij vorderde ook dat de gedaagde partij zou meewerken aan de vervroegde levering van de woning op 22 oktober 2024, in plaats van de eerder geplande datum van 1 november 2024. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de eisende partij, gezien de geplande leveringsdatum van de woning en de dreiging van beslaglegging door de gedaagde partij. De voorzieningenrechter verbood de gedaagde partij om beslag te leggen en veroordeelde haar om mee te werken aan de levering van de woning. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde partij in strijd met dit vonnis zou handelen. De vordering van de gedaagde partij in reconventie werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/442193 / KZ ZA 24-163
Vonnis in kort geding van 17 oktober 2024
in de zaak van
[eis in conv/verw in reconv],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eis in conv/verw in reconv] ,
advocaat: mr. W.F.A. Zwart-Peters,
tegen
[ged in conv/eis in reconv],
zonder bekende woon- of verblijfplaats (briefadres in [plaats] ),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [ged in conv/eis in reconv] ,
advocaat: mr. P. Crans.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de akte houdende vermeerdering van eis
- de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie met producties
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024
- de pleitnota van [eis in conv/verw in reconv]
- de pleitnota van [ged in conv/eis in reconv] .
1.2.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 17 oktober 2024 vonnis bepaald. De feiten en de motivering waarop de in dat vonnis gegeven beslissing steunt, worden hierna vastgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest in gemeenschap van goederen. Tot de huwelijksgemeenschap behoorde de woning aan de [adres woning] (hierna: de woning).
2.2.
Bij beschikking van 2 juli 2019 heeft de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. [ged in conv/eis in reconv] is tegen deze echtscheidingsbeschikking in hoger beroep gegaan.
2.3.
Bij vonnis van 19 december 2019 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, is [ged in conv/eis in reconv] onder meer veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en levering van de woning op straffe van een dwangsom.
2.4.
Bij beschikking van 18 augustus 2020 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de echtscheidingsbeschikking ten aanzien van de daarin tussen partijen uitgesproken echtscheiding bekrachtigd.
2.5.
Partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden afspraken gemaakt. De afspraken zijn vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst die is gehecht aan de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 november 2020. Partijen zijn onder meer het volgende overeengekomen:
4. De vrouw (
dat is [ged in conv/eis in reconv] , toevoeging voorzieningenrechter) zal haar volledige medewerking verlenen aan alle verkoopactiviteiten met betrekking tot de woning. Daartoe zal zij in ieder geval uiterlijk op 6 november 2020 de set sleutels inleveren bij de makelaar, de verkoopopdracht getekend hebben en meewerken aan het maken van foto’s. De man (
dat is [eis in conv/verw in reconv] , toevoeging voorzieningenrechter) heeft de regie in samenwerking met de makelaar over de verkoopactiviteiten, waaronder het bepalen van de vraag- en laatprijs en het voeren van verkooponderhandelingen.
Door de makelaar geadviseerde investeringen zijn voor rekening van de man.
De vrouw zal op eerste verzoek van de makelaar haar medewerking verlenen aan bezichtigingen. (…)
7. Bij gelegenheid van de levering van de woning zal de vrouw een bedrag van € 20.000,-- netto ineens ontvangen. Voor het overige komt de opbrengst aan de man toe.
2.6.
Op 6 november 2020 is de echtscheidingsbeschikking ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.7.
Bij vonnis van 22 februari 2023 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant [ged in conv/eis in reconv] veroordeeld om haar volledige medewerking te verlenen aan de notariële levering van (haar aandeel in) de eigendom van de woning aan [eis in conv/verw in reconv] . Voorts heeft de rechtbank – kort gezegd – bepaald dat het vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats treedt van de wilsverklaring(en) van [ged in conv/eis in reconv] , als zij – nadat zij daartoe is gesommeerd om alsnog mee te werken – nalaat om middels een akte van verdeling haar medewerking te verlenen aan de notariële levering van de woning aan [eis in conv/verw in reconv] .
2.8.
Bij vonnis van 5 juni 2024 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, is onder meer het volgende beslist:
5.5.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] om, na betekening van dit vonnis, haar volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de ondertekening van de koopovereenkomst en de medewerking aan de notariële levering van de woning (…) aan de kopers van genoemde woning, op 1 november 2024, althans op een nader tussen koper en verkoper overeen te komen datum,
5.6.
bepaalt dat, ingeval [ged in conv/eis in reconv] de verzochte medewerking niet (volledig) verleent, dit vonnis op de voet van artikel 3:300 BW in de plaats komt van de noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekeningen van [ged in conv/eis in reconv] voor zover noodzakelijk voor de notariële levering van de woning aan koper(s),
2.9.
De woning is op 26 juli 2024 verkocht. De levering van de woning stond aanvankelijk gepland op 1 november 2024.
2.10.
Bij e-mail van 14 oktober 2024 10:00 uur heeft mr. Zwart-Peters mr. Crans verzocht te bevestigen dat zij namens haar client geen beslag zal leggen op de woning.
Mr. Crans heeft de bevestiging niet gegeven.
2.11.
De notaris die belast is met de levering van de woning heeft [ged in conv/eis in reconv] op 15 oktober 2024 16:34 uur het volgende bericht.
‘Geachte mevrouw [ged in conv/eis in reconv] ,
Zoals bij u bekend staat de overdracht reeds gepland op 1 november 2024 om 15:00 uur.
De kopers en de heer [eis in conv/verw in reconv] willen graag het tijdstip van de overdracht vervroegen naar 22 oktober 2024 om 16:00 uur.
Na contact te hebben gehad met de bank in verband met de aflossingsnota is dit ook voor ons haalbaar gebleken.
Vriendelijke verzoek ik u om te laten weten of u hiermee ook kunt instemmen.
Alleen met uw instemming zal de overdrachtsdatum worden gewijzigd.’
2.12.
[ged in conv/eis in reconv] heeft niet ingestemd met de vervroegde levering van de woning.
2.13.
[ged in conv/eis in reconv] heeft [eis in conv/verw in reconv] op 14 oktober 2024 gedagvaard om op 23 oktober 2024 te verschijnen bij de rechtbank Gelderland, locatie Zutphen. In die bodemprocedure vordert [ged in conv/eis in reconv] – kort gezegd – dat de rechtbank de op 30 oktober 2020 tussen partijen getroffen regeling, zoals vastgelegd in de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 november 2020, op grond van de artikelen 6:258 BW en 6:248 BW wijzigt en [eis in conv/verw in reconv] daarbij veroordeelt een bedrag ad € 145.500,00 aan haar te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, althans [eis in conv/verw in reconv] veroordeelt de helft van de netto gerealiseerde meeropbrengst van de woning boven de € 675.000,00 aan haar te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente.
2.14.
De levering van de nieuwe woning van [eis in conv/verw in reconv] is gepland op 25 oktober 2024.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eis in conv/verw in reconv] vordert – na vermeerdering van eis – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [ged in conv/eis in reconv] verbiedt beslag op de woning aan de [adres woning] , op de verkoopopbrengst daarvan en/of onder de met de levering belaste notaris of zijn kantoor te doen of laten leggen;
II. [ged in conv/eis in reconv] veroordeelt mee te werken aan de levering van de woning aan de [adres woning] op 22 oktober 2024 of op enige andere door de betrokken notaris in overleg met [eis in conv/verw in reconv] en de kopers te bepalen datum én te bepalen dat het op 5 juni 2024 tussen partijen in kort geding gewezen vonnis tevens van toepassing is op deze levering;
III. [ged in conv/eis in reconv] gebiedt dit vonnis over te leggen aan de voorzieningenrechter als [ged in conv/eis in reconv] verlof vraagt voor het leggen van welk conservatoir beslag ten laste van [eis in conv/verw in reconv] dan ook;
IV. [ged in conv/eis in reconv] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 250.000,00 als [ged in conv/eis in reconv] in strijd handelt met het onder I gevorderde verbod of het hiervoor onder III gevorderde gebod;
V. bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de opheffing van een door [ged in conv/eis in reconv] gelegd of te leggen beslag ten laste van [eis in conv/verw in reconv] en, in voorkomend geval, de doorhaling van de inschrijving daarvan in de openbare registers benodigde verklaring van [ged in conv/eis in reconv] ;
VI. [ged in conv/eis in reconv] veroordeelt tot betaling van de werkelijke proceskosten van dit geding begroot op € 6.343,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[ged in conv/eis in reconv] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[ged in conv/eis in reconv] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 [eis in conv/verw in reconv] veroordeelt tot betaling van de werkelijke proceskosten van [ged in conv/eis in reconv] , begroot op € 15.083,37, te vermeerderen met nader te specificeren kosten ter zitting en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf de 15e dag na dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.5.
[eis in conv/verw in reconv] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [ged in conv/eis in reconv] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eis in conv/verw in reconv] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vloeit het spoedeisend belang voldoende voort uit de aard van de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] . De levering van de woning is gepland op 22 oktober 2024 en de levering van de nieuwe woning van [eis in conv/verw in reconv] is gepland op 25 oktober 2024. Ondanks dat [eis in conv/verw in reconv] [ged in conv/eis in reconv] heeft verzocht te bevestigen dat zij geen beslag op de woning zal leggen, heeft zij deze bevestiging niet willen geven. Mede gelet op de verhoudingen tussen partijen valt niet uit te sluiten dat [ged in conv/eis in reconv] beslag op de woning wil laten leggen. Dit brengt mee dat [eis in conv/verw in reconv] voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen.
(on)bevoegdheid
4.3.
[ged in conv/eis in reconv] heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter (
de voorzieningenrechter begrijpt dat is bedoeld: [eis in conv/verw in reconv]) niet-ontvankelijk is, dan wel dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is, omdat in deze procedure geen constitutieve uitspraak kan worden gedaan over de vraag of het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 februari 2023 wel of niet in gezag van gewijsde is gegaan. Ook heeft [ged in conv/eis in reconv] aangevoerd dat de voorzieningenrechter niet bevoegd is om een oordeel te geven over de grondslag van de vordering die [ged in conv/eis in reconv] in de bodemprocedure heeft ingesteld.
4.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eis in conv/verw in reconv] ontvankelijk is in zijn vordering en dat de voorzieningenrechter bevoegd is om van het geschil kennis te nemen, nu – zo hierna zal blijken – geen constitutieve uitspraak wordt gevraagd of gegeven. Zoals in r.o. 4.1. is overwogen, zal in deze procedure worden beoordeeld of de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat toewijzing van een voorlopige voorziening is gerechtvaardigd.
vordering 3.1. onder I
4.5.
[eis in conv/verw in reconv] vordert allereerst dat het [ged in conv/eis in reconv] wordt verboden beslag te leggen op de woning, op de verkoopopbrengst daarvan en/of onder de met de levering belaste notaris of zijn kantoor.
4.6.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [ged in conv/eis in reconv] bij vonnis van 5 juni 2024 van de rechtbank Gelderland (zie r.o. 2.8.) is veroordeeld om mee te werken aan de notariële levering van de woning op 1 november 2024, dan wel op een nader tussen koper en verkoper overeen te komen datum. Daarbij is voorts bepaald dat – in het geval [ged in conv/eis in reconv] daar niet aan meewerkt – dat vonnis ex artikel 3:300 BW in de plaats komt van de benodigde toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van [ged in conv/eis in reconv] .
4.7.
[eis in conv/verw in reconv] en de kopers wensen de levering van de woning te vervroegen van 1 november 2024 naar 22 oktober 2024. Omdat [ged in conv/eis in reconv] samen met [eis in conv/verw in reconv] verkoper is van de woning, heeft de notaris [ged in conv/eis in reconv] op 15 oktober 2024 gevraagd of zij daarmee wilde instemmen. Dit heeft [ged in conv/eis in reconv] niet gedaan. Een dag eerder, op 14 oktober 2024, had de advocaat van [eis in conv/verw in reconv] de advocaat van [ged in conv/eis in reconv] gevraagd om te bevestigen dat [ged in conv/eis in reconv] geen beslag zal leggen op de woning, zodat de woning op 22 oktober 2024 kan worden geleverd. Ook aan dit verzoek heeft [ged in conv/eis in reconv] geen gehoor gegeven.
Aangezien [ged in conv/eis in reconv] niet heeft willen instemmen met bovengenoemde twee verzoeken vreest [eis in conv/verw in reconv] dat [ged in conv/eis in reconv] beslag zal leggen op de woning, waardoor de levering van de woning geen doorgang kan vinden, hetgeen ook gevolgen zal hebben voor de op 25 oktober 2024 geplande levering van zijn nieuwe woning. [eis in conv/verw in reconv] zag zich daarom genoodzaakt de onderhavige procedure aanhangig te maken.
4.8.
[ged in conv/eis in reconv] heeft enerzijds bij conclusie van antwoord gesteld dat zij nimmer de levering van de woning heeft willen frustreren en dit ook niet zal gaan doen. Anderzijds heeft zij bij diezelfde conclusie van antwoord gesteld dat zij zich vrij voelt om beslag te leggen om zekerheid te krijgen voor haar vorderingen. Beide stellingen heeft zij, althans haar advocaat, ter zitting herhaald door enerzijds te stellen dat zij de levering niet gaat dwarsbomen maar anderzijds te stellen nog niet te weten of beslag zal worden gelegd. Nu geen duidelijkheid wordt gegeven over de vraag of beslag zal worden gelegd op de woning, heeft [eis in conv/verw in reconv] belang bij zijn vordering.
4.9.
[ged in conv/eis in reconv] is van mening dat zij een vordering heeft op [eis in conv/verw in reconv] van minimaal € 145.500,00, omdat de woning sinds de afspraken die partijen in 2020 bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden hebben gemaakt veel meer waard is geworden. De woning is op 24 mei 2024 verkocht voor € 926.000,00, terwijl partijen er bij het maken van de afspraken in 2020 van uitgingen dat de woning € 675.000,00 waard was. [ged in conv/eis in reconv] is van mening dat zij aanspraak kan maken op de helft van het verschil tussen de waarde van de woning in 2020 en de verkoopprijs in 2024, dat is € 125.500,00 welk bedrag haars inziens dient te worden vermeerderd met het bedrag ad € 20.000,00 zoals opgenomen in de vaststellingsovereenkomst. [ged in conv/eis in reconv] stelt zich daarom op het standpunt dat zij niet aan de in 2020 gemaakte afspraken kan worden gehouden. In de reeds geëntameerde bodemprocedure vordert [ged in conv/eis in reconv] wijziging van de afspraken op grond van onvoorziene omstandigheden en/of op grond van de redelijkheid en billijkheid.
4.10.
Bij de beoordeling van het onderhavige geschil gaat de voorzieningenrechter uit van de rechtsgeldigheid van de in 2020 gesloten vaststellingsovereenkomst, zoals vastgelegd in de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 november 2020.
Partijen hebben destijds, zonder dat de waarde van de woning als uitgangspunt is genomen, afgesproken dat [ged in conv/eis in reconv] een bedrag ad € 20.000,00 zou ontvangen en dat het restant van de verkoopopbrengst aan [eis in conv/verw in reconv] zou toekomen. Ook hebben partijen afgesproken dat de vrouw haar volledige medewerking zal verlenen aan de verkoop van de woning. Zolang deze vaststellingsovereenkomst niet in rechte is vernietigd of ontbonden, is de voorzieningenrechter gehouden van de inhoud van die overeenkomst uit te gaan. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West Brabant heeft bij vonnis van 22 februari 2023 ook al geoordeeld dat voor verdeling van de overwaarde – waar [ged in conv/eis in reconv] om vroeg – gelet op de vaststellingsovereenkomst geen grondslag bestaat. Het enkele feit dat [ged in conv/eis in reconv] inmiddels een bodemprocedure is gestart om deze vaststellingsovereenkomst gewijzigd te krijgen, doet daar niet aan af.
Nu in de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 februari 2023 en de rechtbank Gelderland van 5 juni 2024 reeds is beslist dat [ged in conv/eis in reconv] dient mee te werken aan de levering van de woning, en partijen ook in de vaststellingsovereenkomst van 3 november 2020 hebben afgesproken dat [ged in conv/eis in reconv] zal mee werken aan de verkoop van de woning, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het door [eis in conv/verw in reconv] gevorderde beslagverbod toewijsbaar is. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat, in het geval de vorderingen van [ged in conv/eis in reconv] in de bodemprocedure worden toegewezen, zij de vrijheid heeft om op een later moment beslag te laten leggen op (bijvoorbeeld) de nieuwe woning van [eis in conv/verw in reconv] en/of zijn bankrekening.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
vordering 3.1. onder II
4.11.
[eis in conv/verw in reconv] heeft bij vermeerdering van eis gevorderd dat [ged in conv/eis in reconv] wordt veroordeeld om mee te werken aan de levering van de woning op 22 oktober 2024 of een andere door de notaris in overleg met [eis in conv/verw in reconv] en de kopers te bepalen datum én te bepalen dat het op 5 juni 2024 tussen partijen in kort geding gewezen vonnis tevens van toepassing is op deze levering.
4.12.
Met inachtneming van de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 februari 2023 en de rechtbank Gelderland van 5 juni 2024, waarbij [ged in conv/eis in reconv] reeds is veroordeeld om mee te werken aan de levering van de woning, wijst de voorzieningenrechter deze vorderingen toe. De omstandigheid dat partijen op 3 november 2020 hebben afgesproken dat [eis in conv/verw in reconv] samen met de makelaar de regie heeft over de verkoopactiviteiten, impliceert dat [eis in conv/verw in reconv] de mogelijkheid heeft om de leveringsdatum in overleg met de kopers vervroegen. Bovendien is niet aannemelijk geworden welk belang [ged in conv/eis in reconv] er bij heeft om niet mee te werken aan een vervroegde levering. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat [ged in conv/eis in reconv] dient mee te werken aan de levering van de woning op 22 oktober 2024, dan wel op enige andere datum die de notaris in overleg met [eis in conv/verw in reconv] en de kopers bepaalt of zal bepalen.
4.13.
De voorzieningenrechter zal voorts bepalen dat r.o. 5.6. van het vonnis van 5 juni 2024 van de rechtbank Gelderland tevens van toepassing is op de levering van deze woning.
Met andere woorden: ook indien [ged in conv/eis in reconv] niet meewerkt aan de levering van de woning, kan de levering plaatsvinden, omdat in dat geval dat vonnis in de plaats komt van haar toestemming, wilsverklaring en/of handtekening.
Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.
vordering 3.1. onder III
4.14.
De vordering van [eis in conv/verw in reconv] om [ged in conv/eis in reconv] te gebieden dit vonnis over te leggen aan de voorzieningenrechter in het geval zij verlof vraagt voor het leggen van welk conservatoir beslag ten laste van [eis in conv/verw in reconv] dan ook, betreft een toekomstige – en een te onbepaalde – vordering en zal daarom worden afgewezen.
vordering 3.1. onder IV
4.15.
De door [eis in conv/verw in reconv] gevorderde dwangsom is toewijsbaar voor zover deze ziet op het in strijd handelen met het verbod om beslag te doen of te laten leggen op de woning, op de verkoopopbrengst daarvan en/of onder de met de levering belaste notaris of zijn kantoor ter zake van deze levering. In de gegeven omstandigheden, zoals de onduidelijkheid die [ged in conv/eis in reconv] liet bestaan over het al dan niet leggen van beslag en het feit dat zij al door meerdere rechters is veroordeeld tot het meewerken aan verkoop en levering van de woning, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om de dwangsom te matigen.
vordering 3.1. onder V
4.16.
De vordering van [eis in conv/verw in reconv] om te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor de opheffing van een door [ged in conv/eis in reconv] gelegd of te leggen beslag ten laste van [eis in conv/verw in reconv] en de doorhaling van de inschrijving daarvan in de openbare registers benodigde verklaring van [ged in conv/eis in reconv] , wordt afgewezen. Dit betreft een toekomstige (onbepaalde) vordering, waarvoor een vonnis in kort geding zich niet leent. Bovendien lijkt [eis in conv/verw in reconv] geen belang te hebben bij deze vordering, nu het gevorderde beslagverbod en de daarbij gevorderde dwangsom toewijsbaar zijn en hiervoor in r.o. 4.13 is overwogen dat r.o. 5.6. van het vonnis van 5 juni 2024 van de rechtbank Gelderland in de plaats treedt van de toestemming van [ged in conv/eis in reconv] voor de levering van de woning in het geval [ged in conv/eis in reconv] niet meewerkt aan de levering.
vordering 3.1. onder VI
4.17.
[eis in conv/verw in reconv] vordert betaling van de werkelijke proceskosten, omdat [ged in conv/eis in reconv] zijns inziens misbruik van recht maakt. Ondanks dat [ged in conv/eis in reconv] bij vonnis van 5 juni 2024 door de rechtbank Gelderland is veroordeeld om mee te werken aan de verkoop en de levering van de woning, dreigt zij de levering te frustreren door beslag te leggen. [eis in conv/verw in reconv] stelt dat [ged in conv/eis in reconv] daarom gehouden is zijn werkelijke proceskosten te vergoeden, die hij heeft begroot op € 6.343,50, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.18.
Als uitgangspunt geldt dat een integrale proceskostenveroordeling alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen [1] .
De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat in dit geval niet kan worden gezegd dat het door [ged in conv/eis in reconv] ingenomen standpunt ontoelaatbaar is en derhalve misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen oplevert.
4.19.
[ged in conv/eis in reconv] zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in conventie, in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van [eis in conv/verw in reconv] worden conform de forfaitaire tarieven vastgesteld op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.566,00
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in reconventie
4.21.
[ged in conv/eis in reconv] stelt zich op het standpunt dat de vorderingen [eis in conv/verw in reconv] evident ongegrond zijn en dat hij daarom is gehouden de werkelijke proceskosten van [ged in conv/eis in reconv] te vergoeden. [ged in conv/eis in reconv] heeft deze proceskosten begroot op € 14.763,37, te vermeerderen met het griffierecht ad € 320,00.
4.22.
Ook hier geldt dat een vordering die ziet op vergoeding van de werkelijk proceskosten alleen toewijsbaar is in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden [2] .
4.23.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet is gebleken dat aan dit criterium is voldaan. Mede gelet op het feit dat het merendeel van de vorderingen van [eis in conv/verw in reconv] in conventie zal worden toegewezen, kan niet worden geconcludeerd dat sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De vordering van [ged in conv/eis in reconv] in reconventie zal daarom worden afgewezen.
4.24.
[ged in conv/eis in reconv] zal, als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie, in de proceskosten (inclusief nakosten) worden veroordeeld. De proceskosten van [eis in conv/verw in reconv] worden conform de forfaitaire tarieven vastgesteld op:
- salaris advocaat
553,50
(factor 0,5 × 1.107,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
692,50

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
verbiedt [ged in conv/eis in reconv] beslag te doen of te laten leggen op de woning aan de [adres woning] , op de verkoopopbrengst daarvan en/of onder de met de levering belaste notaris of zijn kantoor ter zake van deze levering,
5.2.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] om aan [eis in conv/verw in reconv] een dwangsom te betalen van € 250.000,00 indien zij in strijd handelt met de veroordeling onder 5.1.,
5.3.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] om mee te werken aan levering van de woning aan de [adres woning] , op 22 oktober 2024, of op enige andere door de betrokken notaris in overleg met [eis in conv/verw in reconv] en de kopers te bepalen datum,
en bepalen dat het op 5 juni 2024 in kort geding tussen partijen gewezen vonnis voor wat betreft r.o. 5.6. tevens van toepassing is op de levering van deze woning,
5.4.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] in de proceskosten van € 1.566,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [ged in conv/eis in reconv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.5.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.8.
wijst de vordering van [ged in conv/eis in reconv] af,
5.9.
veroordeelt [ged in conv/eis in reconv] in de proceskosten van € 692,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [ged in conv/eis in reconv] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.10.
verklaart de proceskostenveroordeling onder 5.9. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.H.A. Heenk en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.
771

Voetnoten

1.vgl. HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828
2.vgl. HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353