ECLI:NL:RBGEL:2024:7183

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
AWB - 23_3273
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar inzake financiële bijdrage aan advocaat

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen een besluit van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten. Dit besluit, genomen op 19 januari 2022, legde eiser een financiële bijdrage voor 2022 op. Eiser diende zijn bezwaar pas op 10 maart 2023 in, wat meer dan een jaar na de deadline van 2 maart 2022 was. De algemene raad verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend en er geen verontschuldigbare redenen waren voor deze termijnoverschrijding. Eiser, die in Iran verbleef tijdens de termijn, stelde dat hij door omstandigheden niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen redelijke mogelijkheid had om het bezwaar op tijd in te dienen. De rechtbank concludeert dat de algemene raad het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 23/3273

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.M.E. van der Haar),
en

de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten

(gemachtigde: mr. H.C.E. de Kifte).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiser gericht tegen het besluit van 19 januari 2022. Met dit besluit is aan eiser de financiële bijdrage voor 2022 opgelegd. Met het bestreden besluit op het bezwaar van 25 mei 2023 heeft de algemene raad het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
1.1.
De algemene raad heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 29 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van raad.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.
1.4.
Vervolgens heeft de rechtbank partijen bericht dat de behandelend rechter mr. J.A. van Schagen wegens omstandigheden verhinderd is uitspraak te doen op dit beroep en dat het beroep om die reden ter afdoening is overgedragen aan rechter mr. W.P.C.G. Derksen. Omdat partijen daarna niet om een nieuwe zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en het beroep niet behandeld op een nieuwe zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De algemene raad heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat is ingediend en er geen sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding. Daarom beoordeelt de rechtbank in deze uitspraak of de algemene raad het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Deze uitspraak gaat dus niet over de gronden van eiser die gericht zijn tegen de opgelegde financiële bijdrage voor 2022. [1]
4. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de algemene raad het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Toetsingskader
5. Voor het indienen van een bezwaar geldt een termijn van zes weken. [2] Deze termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden aan eiser. Een bezwaar is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4]
5.1.
Als iemand een bezwaar te laat indient, verklaart de algemene raad het bezwaar niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het te laat indienen van het bezwaar verontschuldigbaar is. Dat betekent dat eiser een goede reden kan hebben waarom het bezwaar te laat is ingediend. Met andere woorden als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest dan laat de algemene raad niet-ontvankelijkverklaring op grond van de te late indiening achterwege. [5]
5.2.
In dit verband is een belangenafweging niet mogelijk, maar zijn wel twee aspecten van belang. In de eerste plaats moet worden beoordeeld of het niet op tijd indienen van het bezwaar aan eiser kan worden toegerekend. Voor het oordeel dat een termijnoverschrijding niet kan worden toegerekend aan eiser kan grond bestaan als de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die eiser betreffen of de overschrijding te wijten is aan het handelen of nalaten van de algemene raad en mogelijk ook vanwege andere redenen. Als de termijnoverschrijding niet aan eiser kan worden toegerekend zal in de tweede plaats moeten worden beoordeeld of het bezwaar nadat die omstandigheid zich niet langer voordeed, is ingediend zo spoedig als dit redelijkerwijs kan worden verlangd.
Is het bezwaar te laat ingediend?
6. Het besluit waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, is van 19 januari 2022. Het is ook op 19 januari 2022 aan eiser per e-mail toegezonden. Dat betekent dat het bezwaar uiterlijk op 2 maart 2022 door de algemene raad moest zijn ontvangen. Eiser bestrijdt niet dat hij het bezwaar niet binnen de termijn heeft ingediend. Hij heeft het bezwaar (per e-mail) op 10 maart 2023 ingediend. Het bovenstaande betekent inderdaad dat het bezwaar van eiser te laat is ingediend.
Is het te laat indienen van het bezwaar verontschuldigbaar?
7. De algemene raad heeft aan eiser gevraagd waarom het bezwaar te laat is ingediend. [6] Eiser heeft hierop niet gereageerd. In beroep heeft hij toegelicht dat hij niet gereageerd heeft omdat hij vindt dat in het bezwaarschrift al uitvoerig is toegelicht waarom het bezwaar te laat is ingediend. Eiser is namelijk van 13 januari 2022 tot en met 10 februari 2023 in Iran geweest, waar hij jaren eerder vandaan gevlucht is. Het plan van eiser was om voor slechts vijf weken in Iran te verblijven, maar er kwam een uitreisverbod waardoor het lange tijd niet mogelijk was voor hem om naar Nederland terug te komen. Eiser had vanwege het kortdurende geplande verblijf in Iran ook niemand gevraagd om zijn post of e-mail in de gaten te houden. Bovendien durfde hij zijn e-mail in Iran niet te openen, omdat dit door de Iraanse autoriteiten kan worden gecontroleerd.
7.1.
Voorop moet worden gesteld dat het voorstelbaar is dat de hiervoor genoemde spanningen in Iran bij eiser zorgden voor angst dan wel stress. Dat betekent echter niet dat dit ook een goede reden is om het bezwaar verontschuldigbaar te laat in te dienen. Er was namelijk geen duidelijke verhindering voor eiser om het bezwaar op tijd in te dienen. [7] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat voor hem geen enkele redelijke mogelijkheid bestond om binnen de termijn bezwaar in te dienen of (alsnog) iemand te vragen dit voor hem te doen. Eiser was weliswaar al voor de bekendmaking van het besluit naar Iran vertrokken, maar het besluit is hem op 19 januari 2022 per e-mail bekendgemaakt. Hij heeft ervoor gekozen om in Iran zijn e-mail niet te lezen, maar het is niet gebleken dat hij die e-mail niet kon lezen. Dat betekent dat hij na ontvangst per e-mail al een bezwaarschrift had kunnen indienen. Hierbij weegt de rechtbank de professionaliteit van eiser mee. Eiser is meerdere jaren als advocaat – ook in het bestuursrecht – werkzaam geweest en weet dus hoe belangrijk het is om binnen de termijn bezwaar in te dienen of te zorgen dat iemand dat kan doen. Daarnaast is eiser op 10 februari 2023 weer naar Nederland teruggereisd. Vervolgens heeft het nog een maand geduurd, voordat het bezwaar is ingediend. Niet duidelijk is waarom dit niet eerder mogelijk was. Dat in dit geschil geen belangen van derden betrokken zijn maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan het te laat indienen van het bezwaar niet aan hem kan worden toegerekend. Het te laat indienen van het bezwaar is dan ook niet verontschuldigbaar.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. De algemene raad heeft het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet verontschuldigbaar te laat is ingediend. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
mr.K. Berends, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De financiële bijdrage volgt uit artikel 32, tweede lid, van de Advocatenwet juncto artikel 2.26 van de Verordening op de advocatuur.
2.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.
6.De e-mail van 20 maart 2023 van de algemene raad aan eiser.
7.CBb 30 januari 2024, ECLI:NL:CBB:2024:31.