ECLI:NL:RBGEL:2024:676

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
10679082
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen ontbinding huurovereenkomst wegens langdurige afwezigheid huurder

In deze verzetzaak heeft de huurder, aangeduid als [opposant], zich verzet tegen een eerder verstekvonnis waarbij de huurovereenkomst met de verhuurder, Stichting Thius, was ontbonden. De huurder was wegens medische redenen langere tijd afwezig uit de huurwoning, wat leidde tot twijfels over haar hoofdverblijf. De verhuurder had de huurovereenkomst willen ontbinden op basis van artikel 8 lid 4 van de algemene voorwaarden, waarin staat dat de huurder het gehuurde feitelijk moet bewonen. De huurder heeft echter betoogd dat zij nooit de intentie heeft gehad om haar hoofdverblijf op te geven en dat haar afwezigheid het gevolg was van een auto-ongeluk in Irak, waardoor zij langdurig in het ziekenhuis moest verblijven. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhuurder niet voldoende heeft aangetoond dat de huurder haar hoofdverblijf heeft opgegeven. De huurder heeft geen huurachterstand opgelopen en haar kinderen verbleven af en toe in de woning. De kantonrechter heeft het verzet gegrond verklaard, het verstekvonnis vernietigd en de vordering van de verhuurder afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van de verhuurder.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 10679082 \ CV EXPL 23-6113 \ 43477 \ 44219
uitspraak van
vonnis in verzet
in de zaak van
[opposant]
wonende te [plaats]
eisende partij in verzet
gemachtigde mr. L.L. Ross
procederende krachtens toevoegingsnummer [nummer]
tegen
de stichting
Stichting Thius
gevestigd te [plaats]
gedaagde partij in verzet
gemachtigde mr. T. de Nijs
Partijen worden hierna [opposant] en Thius genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verzetdagvaarding van 18 augustus 2023, waarbij [opposant] in verzet is gekomen tegen het op 19 juli 2023 uitgesproken verstekvonnis (zaakgegevens 10552555 CV EXPL 23-3988)
- het tussenvonnis van 30 augustus 2023 en de daarin genoemde processtukken
- de brief van Thius van 11 december 2023, met producties 9 t/m 15
- de brief namens [opposant] van 15 december 2023 met producties 4 en 5
- de mondelinge behandeling van 22 december 2023.
1.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[opposant] huurt van Thius de woning gelegen aan het adres [adres+plaats] (hierna: het gehuurde). Artikel 8 lid 4 van de toepasselijke ”
Algemene Voorwaarden zelfstandige woonruimte d. d. 1 november 2016” (hierna: de algemene bepalingen) luidt als volgt:
”Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd feitelijk bewonen en de woonruimte daadwerkelijk voor hemzelf en de leden van zijn huishouding gebruiken. Huurde zal in het gehuurde zijn exclusieve hoofdverblijf houden. Indien huurder het gehuurde niet feitelijk bewoont, dan wel het gehuurde zonder toestemming van verhuurder geheel of gedeeltelijk heeft onderverhuurd, in huur heeft afgestaan of aan derden in gebruik heeft gegeven, rust de bewijslast dat huurder onafgebroken het hoofdverblijf in het gehuurde heeft behouden op huurder.”
2.2.
[opposant] heeft 3 dochters en een zoon, die op onregelmatige momenten in het gehuurde verblijven.
2.3.
In juli 2022 is [opposant] op vakantie gegaan naar Irak. Zij is betrokken geraakt bij een auto-ongeluk en opgenomen in het ziekenhuis. Op enig moment is zij geopereerd. Pas na enkele maanden kon zij het ziekenhuis verlaten, maar het was haar vanwege haar klachten afgeraden om te reizen.
2.4.
Thius heeft bij e-mail van 7 november 2023 aan de gemeente [plaats] geschreven dat er twijfels bestaan of [opposant] nog in het gehuurde woont. De gemeente [plaats] heeft [opposant] na een uitgevoerd adresonderzoek per 7 november 2022 uit de basisregistratie personen uitgeschreven van het adres van het gehuurde.
2.5.
Bij e-mailbericht van 25 januari 2023 heeft [opposant] een gezondheidsverklaring aan Thius gestuurd, verstrekt door een ziekenhuis in Irak, waarin als diagnose en advies het volgende staat: ”
Acute back pain - a herniated disc with nerve root compression - it is not recommended to sit for a long time”
2.6.
Bij e-mailbericht van 16 februari 2023 heeft Thius aan de gemachtigde van [opposant] geschreven de huurovereenkomst te willen ontbinden, waarbij zij de volgende reden aanvoert:
”Artikel 8.4 van de algemene voorwaarden bepaalt dat mevrouw exclusief hoofdverblijf dient te hebben. Nu uw client in Irak is gaan wonen, althans daar inmiddels al acht maanden niet in het gehuurde verblijft, zonder dat Thius haar daar toestemming voor hebben gegeven, wensen wij de huurovereenkomst met haar te beëindigen.”
2.7.
[opposant] is per 31 augustus 2023 teruggekeerd naar het gehuurde.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Bij inleidende dagvaarding van 5 juni 2023 heeft Thius gevorderd dat de kantonrechter de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot het gehuurde zal ontbinden en [opposant] zal veroordelen tot ontruiming van het gehuurde binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, alsmede tot betaling van een bedrag van € 845,55 voor elke maand dat [opposant] het gehuurde in gebruik houdt tot de dag van ontruiming, met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.
3.2.
Thius heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd – samengevat – dat [opposant] niet (langer) haar hoofdverblijf in het gehuurde houdt.
3.3.
Bij verstekvonnis van 19 juli 2023 (hierna: het verstekvonnis) is de vordering van Thius toegewezen. De ontbinding is uitgesproken per de datum van het vonnis en de ontruimingstermijn is vastgesteld op 14 dagen na betekening daarvan. De proceskosten, die door [opposant] aan Thius dienen te worden vergoed, zijn vastgesteld op € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 128,00 aan griffierecht en € 199,00 aan salaris voor de gemachtigde. Het verstekvonnis is op 25 juli 2023 betekend.
3.4.
[opposant] vordert in deze verzetprocedure dat de kantonrechter haar zal ontheffen van de veroordeling zoals uitgesproken bij het verstekvonnis, met niet-ontvankelijkverklaring van Thius in haar vordering, althans haar die vordering alsnog te ontzeggen en met veroordeling van Thius in de proceskosten, alsmede in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proces- en nakosten met ingang van 14 dagen na de datum van dit vonnis, althans subsidiair de (veroordeling van de) proceskosten te matigen.
3.5.
[opposant] legt primair aan haar vordering ten grondslag dat er geen sprake is van een tekortkoming omdat zij het gehuurde niet
metterwoonheeft verlaten, dat wil zeggen dat zij niet de bedoeling heeft gehad om haar hoofdverblijf elders voor te zetten. Subsidiair stelt [opposant] dat een eventuele tekortkoming de ontbinding van de overeenkomst in dit bijzondere geval niet rechtvaardigt.

4.De beoordeling

4.1.
Het verstekvonnis is op 25 juli 2023 betekend, waarna [opposant] bij verzetdagvaarding van 18 augustus 2023 tijdig in verzet is gekomen. Zij is daarom ontvankelijk in haar verzet.
4.2.
De zaak spitst zich toe op uitleg van artikel 8 lid 4 van de algemene bepalingen, waaruit onder meer de verplichting kan volgt dat de [opposant] het gehuurde voor zichzelf en haar gezinsleden dient te gebruiken en waarbij het haar niet is toegestaan het gehuurde aan anderen in gebruik te geven.
4.3.
[opposant] is vanaf het begin van haar vakantie in juli 2022 tot aan haar terugkomst in het gehuurde op 31 augustus 2023 niet in het gehuurde aanwezig geweest. Zij heeft tijdens haar afwezigheid geen huurachterstand laten ontstaan, mede doordat haar dochters haar te hulp zijn geschoten en ervoor hebben gezorgd dat de huurpenningen tijdig werden voldaan. [opposant] heeft het gehuurde niet aan derden in gebruik gegeven. Haar zoon en dochters verbleven tijdens haar afwezigheid af en toe in het gehuurde en zijn daartoe gerechtigd omdat zij tot de huishouding van [opposant] behoren. Dat zij niet dagelijks aanwezig waren is inherent aan opgroeiende en studerende kinderen en doet daar niet aan af. De uitschrijving uit de basisregistratie personen duidt evenmin op een tekortkoming van [opposant] omdat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat zij daar zelf een rol bij heeft gespeeld. De gemeente [plaats] lijkt uit eigen beweging tot uitschrijving te zijn overgegaan nadat zij door Thius op de afwezigheid van [opposant] was gewezen.
4.4.
De toewijsbaarheid van de vordering is daarom afhankelijk van het antwoord op de vraag of [opposant] met haar verblijf in Irak het hoofdverblijf in het gehuurde heeft opgegeven. Het begrip ‘hoofdverblijf’ is in de algemene bepalingen niet nader gedefinieerd en Thius stelt niet onder welke omstandigheden een huurder niet langer wordt geacht een hoofdverblijf te hebben in een woning die door haar wordt verhuurd. Voor de uitleg van het begrip ‘hoofdverblijf’ wordt aangesloten bij het Hof Arnhem-Leeuwarden, die het in een arrest van 4 augustus 2020 (ECLI:NL:GHARL:2020:6178) heeft aangemerkt als ‘de plaats waar iemand niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en met het plan om als dat doel bereikt is terug te komen’. De bewijslast van de gestelde tekortkoming van [opposant] ligt bij Thius.
4.5.
[opposant] voert aan dat zij in als gevolg van een auto-ongeluk tijdens haar vakantie in Irak enkele weken in coma heeft gelegen. Een operatie was nodig, maar door afwezigheid van een arts heeft deze risicovolle ingreep op zich moeten laten wachten. Pas na maanden in het ziekenhuis te hebben gelegen kon [opposant] zichzelf weer mobiliseren. Het werd haar vanwege gezondheidsklachten echter nog enige tijd afgeraden om te reizen. Het één en ander wordt door Thius , mede gezien de door [opposant] in het geding gebrachte stukken, waaronder medische verklaringen, onvoldoende gemotiveerd betwist. Daarmee staat vast dat [opposant] als gevolg van haar gezondheid in redelijkheid niet eerder dan 31 augustus 2023 naar het gehuurde had kunnen terugkeren. Uit deze reden van haar afwezigheid kan niet worden afgeleid dat [opposant] , de definitie van het Hof Arnhem-Leeuwarden indachtig, haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft willen opgeven. Verdere feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat [opposant] die intentie wel zou hebben zijn door Thius niet aangevoerd. Zij heeft evenmin (duidelijk) gesteld dat een hoofdverblijf enkel en alleen kan worden opgegeven door tijdelijke afwezigheid, althans niet welke periode van afwezigheid ontoelaatbaar is. Uit het één en ander volgt de conclusie dat geen tekortkoming van [opposant] kan worden vastgesteld. Haar vordering in verzet is daarom toewijsbaar. Het verstekvonnis zal worden vernietigd.
4.6.
Thius wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen zoals in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet van [opposant] gegrond;
5.2.
vernietigt het verstekvonnis van 19 juli 2023 onder zaaknummer 10552555 CV EXPL 23-3988 en ontheft [opposant] van de veroordelingen die uit dit verstekvonnis voortvloeien;
en, opnieuw rechtdoende;
5.3.
wijst de vordering van Thius, zoals aanhangig gemaakt bij de dagvaarding van 5 juni 2023, alsnog af;
5.4.
veroordeelt Thius in de kosten van zowel de verstek- als de verzetprocedure, uitgezonderd de kosten voor het doen uitbrengen van de verzetdagvaarding, tot aan deze uitspraak begroot op € 398,-- aan salaris voor de gemachtigde en € 99,50 aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan en met de eventuele kosten van betekening, tevens te vermeerderen met de wettelijke rente over voornoemde proces- en nakosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.H. Steverink en in het openbaar uitgesproken op