ECLI:NL:RBGEL:2024:6689

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
330355-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot een gevangenisstraf voor poging tot doodslag, bedreiging en diefstal met geweld

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag op zijn ex-partner, bedreiging van een buurvrouw en diefstal met geweld. De verdachte heeft op 11 december 2023 zijn ex-partner, [slachtoffer 1], met een mes gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Daarnaast heeft hij haar telefoon met geweld afgenomen en is hij wederrechtelijk haar woning binnengedrongen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na het drinken van alcohol, opzettelijk handelde en de kans op de dood van [slachtoffer 1] heeft aanvaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en een alcoholverbod. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/330355-23
Datum uitspraak : 6 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. P.T. Pel, advocaat in Hattem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 december 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (zijn ex-partner) [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 1] met een (groot) mes (met kracht) in de rug en/of in de (linker)flank, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2023 te [plaats] aan (zijn ex-partner) [slachtoffer 1]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een diepe snijwond en/of steekwond in de rug en/of in de (linker)flank, althans in het lichaam, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer 1] met een (groot) mes (met kracht) in de rug en/of in de (linker)flank, althans in het lichaam, te steken en/of te prikken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen voornoemde [slachtoffer 1] met een (groot) mes (met kracht) in de rug en/of in de (linker)flank, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2023 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 2] en/of
- ( daarbij vervolgens) met dat mes, een stekende en/of zwaaiende beweging te maken, althans dat mes in de richting houden van voornoemde [slachtoffer 2] ,
- ( daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: “zal ik jou ook steken”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 december 2023 te [plaats] een mobiele telefoon en/of een telefoonhoesje met daarin pasjes en/of een contant geldbedrag, dat/die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] aan haar capuchon vast te pakken en/of vervolgens de telefoon uit haar handen te trekken;
4.
hij op of omstreeks 11 december 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur van een woning, gelegen aan/op de [adres 2] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 10 november 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een autoband, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6.
hij op of omstreeks 11 december te [plaats] , in de woning, gelegen op/aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 1] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot
voornoemde woning heeft verschaft door middel van vernieling van de ruit van de deur van de woning.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangeefster [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) kwam op 11 december 2023 verdachte tegen op straat in [plaats] . [slachtoffer 1] is naar haar woning aan de [adres 2] in [plaats] gelopen en eenmaal binnen deed zij de deur op slot. [slachtoffer 1] hoorde glasgerinkel en liep toen snel naar buiten via de andere kant van haar woning. Verdachte liep achter haar aan en trok haar telefoon uit haar handen. Tussen de deur van haar woning en de deur van de woning van buurvrouw stak verdachte [slachtoffer 1] met een mes. [2] Verdachte bekent dat hij [slachtoffer 1] heeft gestoken. [3] Hij had op 11 december 2023 drie liter bier en een beker jenever gedronken. Hij had het mes van 23 centimeter lang bij zich toen hij [slachtoffer 1] op straat tegen kwam. Hij liep achter [slachtoffer 1] aan omdat zij hem negeerde. Hij sprong over het tuinhekje en gooide een ruit kapot om de woning van [slachtoffer 1] binnen te kunnen gaan. Hij ging achter [slachtoffer 1] aan en pakte de telefoon van [slachtoffer 1] af. [4] De telefoon is niet teruggevonden, ondanks dat er nog dezelfde dag naar is gezocht. [5]
Het letsel bij [slachtoffer 1] bestond onder andere uit een scherp begrensde grillige blauw/paarse/rode huidverkleuring en een huiddoorklieving van ca. 2 centimeter lang op de linkerzijde van de rug/linker flank. De steekwond bevindt zich op de grens van de borst- en buikholte. Aanvullend radiologisch onderzoek liet ter plaatse een bloeduitstorting zien in de huid, in de onderliggende spieren, langs de dikke darm en in de zogeheten retroperitoneale ruimte (de ruimte achter de buikholte). Er waren geen aanwijzingen voor perforatie van de dikke darm of de linker nier. De lengte van het steekkanaal (gemeten op de CT-beelden) was 13 centimeter en lag dicht bij de dikke darm en ging tot de vetlaag rondom de linker nier. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 primair en de feiten 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer 1] , ook niet in voorwaardelijke zin. Gelet op de feiten en omstandigheden, de aard van het letsel, het ontbreken van noodzakelijk medisch ingrijpen en het ingetreden volledig herstel, ontbreekt volgens de verdediging het wettelijk vereiste bewijs voor de kwalificatie van zware mishandeling. Verdachte heeft ook geen (voorwaardelijk) opzet gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het dossier bevat onvoldoende wettig bewijs dat verdachte de buurvrouw [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft bedreigd. Op de beschikbare camerabeelden is geen bedreiging te horen of te zien. [slachtoffer 2] is niet zeker van de woorden die verdachte heeft geuit en verklaart niet over een steekbeweging. [slachtoffer 1] heeft geen verklaring afgelegd over het tonen van een mes of een beweging daarmee maken. Verdachte heeft bij het afpakken van de telefoon geen oogmerk op toe-eigening van de telefoon gehad.
Ten aanzien van het onder feiten 4, 5 en 6 ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Niet ter discussie staat dat verdachte [slachtoffer 1] met een mes heeft gestoken. De rechtbank ziet zichzelf voor de vraag gesteld of verdachte hiermee opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] . Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen vol opzet had om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er wel sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte had op 11 december 2023 drie halve liters bier en een beker jenever gedronken. Hij had een groot mes van 25 centimeter lang op zak om naar eigen zeggen zichzelf van het leven te beroven. Toen verdachte [slachtoffer 1] zag en zij hem negeerde is hij haar achtervolgd, over haar tuinhek gesprongen, heeft hij een ruit van een deur kapot gemaakt, is hij naar binnengegaan en is hij achter [slachtoffer 1] aan door de voordeur naar buiten gelopen. Verdachte is dus doelbewust achter [slachtoffer 1] aangegaan, terwijl duidelijk was dat zij juist voor hem wegvluchtte. Verdachte heeft [slachtoffer 1] vervolgens gestoken. De steekwond bevindt zich op de grens van de borst- en buikholte. De lengte van het steekkanaal (gemeten op de CT-beelden) was 13 centimeter en lag dicht bij de dikke darm en ging tot de vetlaag rondom de linker nier. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte haar met kracht heeft gestoken.
In de letselrapportage is de kans op het overlijden bij het bestaande letsel van [slachtoffer 1] op twee manieren benaderd, te weten met behulp van de AIS/ISS en met behulp van literatuur en de kans op overlijden bij steekverwondingen in de buik.
De AIS [7] is 3 op een schaal van 5: “ernstig letsel”. De ISS [8] is 9 en resulteert in een kans op overlijden als gevolg van dit letsel van bij benadering 0%.
Uit de literatuur blijk dat de kans op overlijden wordt bepaald door het aantal steken dat is toegebracht, de plaats van de steekwonden, het aantal regio’s van het lichaam dat is geraakt en de tijd die nodig is om het slachtoffer te vervoeren naar een ziekenhuis. Samengevat ligt de kans op overlijden als gevolg van steekverwondingen in de buik, op basis van de literatuur, tussen de 2,7 en 15%. De steekwond bevindt zich op de grens van de borst- en buikholte. In de borstholte bevinden zich onder andere de longen, hart en grote bloedvaten. Bij het perforeren van de huid en de borstholte ontstaat een bloeding. De omvang van de bloeding hangt af van het soort weefsel dat wordt geraakt en de diepte van de wond. Bij een perforatie van de borstholte ontstaat er een verbinding tussen de buitenwereld en de borstholte. Als de long ook wordt geperforeerd, ontstaat er een borstholte met meer ontplooien. Wanneer dit proces zich voortzet, kunnen uiteindelijk het hart en de grote vaten worden verdrongen, waardoor belemmering van de bloed toe- en afvoer van het hart kan ontstaan. Dit kan zonder medisch ingrijpen leiden tot een levensbedreigende situatie.
In de buikholte bevinden zich onder andere de lever, milt, maag, darmen en lichaamsslagader. Daarnaast bevinden zich grote bloedvaten in de buikholte. Direct achter de buikholte bevinden zich de nieren. Bij het perforeren van de huid en de buikholte ontstaat een bloeding. De omvang van de bloeding hangt af van het soort weefsel dat wordt geraakt, de diepte van de wond en de mate van weefseldestructie. Bij het raken van een slagader is de bloeding ernstiger dan bij het raken van een ader, door de hogere druk in een slagader. Er zijn grote en kleine slagaders en aders. Bij het raken van een groot vat ontstaat een grote bloeding (bv. de lichaamsslagader). Bij het perforeren van de buikholte bestaat het gevaar van een orgaanperforatie. Wanneer de maag
en darmen worden geperforeerd, is er kans op lekkage van lucht, maag- en darmsappen en
ontlasting met als gevolg een levensbedreigende buikvliesontsteking. Perforeren van de lever,
milt, nieren en blaas kan leiden tot (grote) bloedingen. Perforeren van de lichaamsslagader leidt
tot een kritieke situatie dat zonder snelle medische handelingen leidt tot overlijden. [9]
Het letsel van [slachtoffer 1] is door de forensisch arts weliswaar gekwalificeerd als ernstig met een kans op overlijden van 0%, maar het is een feit van algemene bekendheid dat in de regio waar verdachte heeft gestoken (grens borst- buikholte) zich vitale organen bevinden, zoals de lever en de nieren. Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat de kans zoals weergegeven in de Forensisch medische letselrapportage geen aanmerkelijke kans is, deelt de rechtbank deze stelling niet. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat de in de gegeven omstandigheden een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid als aanmerkelijke kans wordt gezien. [10] Op basis van de literatuur blijkt dat de kans op overlijden als gevolg van steekverwondingen in de buik tussen de 2,7 en 15% is. De rechtbank vindt dit een reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid van het overlijden van [slachtoffer 1] . Het perforeren van de darmen kan levensbedreigend zijn, net als het raken van een lichaamsslagader. Verdachte heeft verklaard dat hij haar niet specifiek ergens wilde raken, maar haar wilde laten schrikken. Met het willekeurig en ongecontroleerd steken in deze regio heeft verdachte dus de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 1] zou komen te overlijden.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
[slachtoffer 2] werd op 11 december 2023 omstreeks 9:00 uur wakker door gegil. Zij hoorde dat haar naam heel hard werd geroepen. [slachtoffer 2] sprong uit bed en rende naar buiten. Daar zag ze hem (
de rechtbank begrijpt: verdachte) met een mes staan. [slachtoffer 2] zag de buurvrouw ook staan en de buurvrouw zei: “Hij heeft me gestoken!" [slachtoffer 2] riep heel hard: “ [verdachte] !”. Op dat moment leek hij te schrikken. [slachtoffer 2] hoorde toen dat verdachte tegen haar zei: "Of zal ik jou ook steken?!". [11]
[slachtoffer 1] verklaarde dat nadat zij door verdachte was gestoken [slachtoffer 2] (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) naar buiten kwam. [slachtoffer 2] riep heel hard “ [verdachte] !”. Verdachte leek hiervan te schrikken. Toen zei verdachte tegen [slachtoffer 2] “Zal ik jou ook steken?!”. [12]
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de woorden heeft geuit “zal ik jou ook steken”. De verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte dit mes in zijn handen had en daarmee aan [slachtoffer 2] toonde. Verdachte had het mes in zijn handen omdat hij kort daarvoor [slachtoffer 1] met het mes had gestoken. Dat de door verdachte geuite woorden niet te horen zijn op de beelden, neemt naar oordeel van de rechtbank niet weg dat deze woorden niet gezegd kunnen zijn. Het incident speelde zich een aantal tientallen meters verderop af en was niet op de beelden te zien. De verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] acht de rechtbank betrouwbaar en geloofwaardig.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat verdachte stekende bewegingen in de richting van [slachtoffer 2] heeft gemaakt. Haar verklaring wordt op dit onderdeel niet ondersteund door de overige stukken uit het dossier. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 3
Niet ter discussie staat dat verdachte de telefoon van [slachtoffer 1] heeft afgepakt en dat de telefoon niet is teruggevonden. De rechtbank ziet zichzelf voor de vraag gesteld of verdachte het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad en of verdachte daarbij geweld heeft gebruikt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden met bestandnaam “ [bestandnaam] ” uitgekeken. Dat bestand bevindt zich ook in het dossier. In het proces-verbaal beschrijft verbalisant een man en een vrouw. Op omstreeks 00:20 seconden zag verbalisant dat de man zijn rechterhand uitstrekte en de capuchon van de vrouw vast pakte, hierna de capuchon overpakte met zijn rechterhand en met zijn linkerhand de telefoon van de vrouw afpakte. Deze telefoon stopte de man vervolgens in zijn linker kontzak. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon heeft afgepakt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het afpakken en het stoppen van de telefoon in zijn broekzak zich de telefoon wederrechtelijk heeft toegeëigend. De verklaring van verdachte dat zijn doel slechts was om het telefoongesprek dat [slachtoffer 1] voerde te beëindigen, doet daar niets aan af. De diefstal is voltooid op het moment dat verdachte de telefoon in zijn broekzak stak en besloot deze telefoon niet meer terug te geven. Verdachte heeft [slachtoffer 1] bij de capuchon vastgepakt en heeft vervolgens de telefoon uit haar handen getrokken. De rechtbank is hiermee van oordeel dat verdachte geweld tegen [slachtoffer 1] heeft gebruikt.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 40-45;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 49-50;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2024.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 177-179;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2024.
Feit 6
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 40-45;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 49-50;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2024.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
  • op 11 december 2023 opzettelijk heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven;
  • op 11 december 2023 [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht;
  • op 11 december 2023 een telefoon en een telefoonhoesje met daarin pasjes en een contant geldbedrag heeft gestolen, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
  • op 11 december 2023 een ruit heeft vernield;
  • op 10 november 2023 een autoband heeft vernield, en
  • op 11 december 2023 de woning bij [slachtoffer 1] in gebruik, wederrechtelijk is binnengedrongen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feiten 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks11 december 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(zijn ex-partner
)[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [slachtoffer 1] met een
(groot
)mes
(met kracht
)in de rug
en/
of in de (linker
)flank
, althans in het lichaam, heeft gestoken
en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks11 december 2023 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door:
- een mes te tonen aan die [slachtoffer 2] en
/of
- (daarbij vervolgens) met dat mes, een stekende en/of zwaaiende beweging te maken, althans dat mes in de richting houden van voornoemde [slachtoffer 2] ,
-
(daarbij
)dreigend de woorden toe te voegen: "zal ik jou ook steken"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op
of omstreeks11 december 2023 te [plaats] een mobiele telefoon en
/ofeen telefoonhoesje met daarin pasjes en
/ofeen contant geldbedrag,
dat/die geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd
voorafgegaan,vergezeld
en/of gevolgdvan geweld
en/of bedreiging met geweldtegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken
, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 1] aan haar capuchon vast te pakken en
/ofvervolgens de telefoon uit haar handen te trekken;
4.
hij op
of omstreeks11 december 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een deur van een woning, gelegen aan
/opde [adres 2]
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander
toebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op
of omstreeks10 november 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een autoband
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
6.
hij op
of omstreeks11 december 2023 te [plaats] , in de woning, gelegen
op/aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 1]
, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk
wedderrechtelijkis binnengedrongen, waarbij hij, verdachte, zich de toegang tot voornoemde woning heeft verschaft door middel van vernieling van de ruit van de deur van de woning.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
poging tot doodslag;
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 4 en 5, telkens:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 6:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie vordert dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 8 mei 2024 en de dadelijk uitvoerbaarheid hiervan. Tot slot vordert de officier van justitie een contactverbod op grond van artikel 38v Sr met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor de duur van 5 jaar, met twee weken hechtenis per overtreding van het contactverbod, met een maximum van 26 weken. De officier van justitie is bij zijn strafeis ervan uitgegaan dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een straf gelijk aan het voorarrest bepleit. Daarnaast verzoekt de raadsman om de voorlopige hechtenis op te heffen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van zijn ex-partner [slachtoffer 1] , het vernielen van een ruit van een deur van [slachtoffer 1] , het wederrechtelijk binnendringen in haar woning en het met geweld weggenemen van de telefoon van [slachtoffer 1] . Daarnaast heeft verdachte de buurvrouw van [slachtoffer 1] , mevrouw [slachtoffer 2] bedreigd. Een maand eerder vernielde verdachte de auto van [slachtoffer 1] . Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] blijkt dat zij als gevolg van de bedreiging wekenlang angstig is geweest. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat [slachtoffer 1] na deze de strafbare feiten vreest dat verdachte nooit ophoudt. Verdachte heeft met zijn handelen een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] . De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte al eerder in aanraking met politie en justitie is geweest voor mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank weegt dat in het nadeel van verdachte mee bij de bepaling van de straf.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de Pro Justitia-rapportages van de deskundige Dr. R.W. Blaauw, gezondheidszorgpsycholoog, gerechtelijk deskundige van 15 april 2024. Blaauw adviseert om verdachte (licht) verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Verdachte lijdt aan een psychische stoornissen in de vorm van een depressieve stoornis (inmiddels grotendeels in remissie) en matig of ernstige stoornis in alcoholgebruik, die in vroege remissie is in een gereguleerde omgeving. Hiervan was ook sprake ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psychische stoornissen beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de ten laste gelegde feiten de poging tot doodslag en de vernieling gepleegd op 11 december 2023. Er was bij verdachte ten tijde van deze feiten vanuit de aanwezigheid van een matig ernstige (of ernstige) depressieve stoornis sprake van duidelijk verstoorde affectieve functies met duidelijke gevoelens van somberheid en boosheid. Vanuit de narcistische kenmerken (zonder dat daarbij sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis) en de stoornis in alcoholgebruik, waarbij verdachte meerdere eenheden alcohol had gedronken, had verdachte verminderde controle op zichzelf. Tegelijkertijd zorgden deze stoornissen naar mening van Blaauw er niet voor dat verdachte niet meer wist wat hij deed. Hij wist nog steeds wel dat het steken van [slachtoffer 1] strafbaar was en verdachte had ook nog wel enige controle over zijn handelen. Blaauw adviseert dat verdachte zich ambulant laat behandelen bij een instelling voor (forensische) verslavingszorg voor zijn stoornis in alcoholgebruik, narcistische kenmerken en tekortkomingen in copingvaardigheden. Toezicht op middelengebruik kan daarbij wenselijk zijn. Dit zou volgens Blaauw kunnen worden gerealiseerd vanuit een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het reclasseringsadvies van Iriszorg van 8 mei 2024 blijkt dat er van een (beginnend) patroon van geweldsdelicten in de relationele sfeer kan worden gesproken. Uit het gesprek met verdachte en vanuit dossieronderzoek komt naar voren dat verdachte in een korte periode veel verlieservaringen heeft ervaren. Verdachte geraakte in een neerwaartse spiraal. Er ontstonden depressieve klachten waarna verdachte alcohol ging drinken om deze gevoelens te dempen. Verdachte kon zijn ex-partner niet loslaten, wat resulteerde in stalkingsgedrag en uiteindelijk in het ten laste gelegde. De reclassering ziet om deze redenen dan ook een directe delictrelatie met de relatie met de partner, het psychosociaal functioneren en het middelengebruik. De relatie met familie en het sociale netwerk ziet de reclassering als beschermende factor. Verdachte staat open voor hulp en begeleiding wanneer hij uit detentie komt. Het risico op recidive wordt geschat als zijnde gemiddeld. Er lijkt sprake te zijn geweest van een opeenstapeling van problematiek welke heeft geleid tot het ten laste gelegde. Er was sprake van problematiek op diverse leefgebieden waar verdachte hulp bij nodig leek te hebben. Indien verdachte de nodige hulp en begeleiding ontvangt, ziet de reclassering de kans op recidive als zijnde laag.
De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De bijzondere voorwaarden zijn: een meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie agressiebeheersing, ambulante verslavingsbehandeling, ambulante psychische behandeling, een alcoholverbod, meewerken aan middelencontrole, een locatieverbod (met elektronische monitoring) en een contactverbod. Het advies is daarnaast om reclassering opdracht te geven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden. Ook wordt geadviseerd tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht. Tot slot wordt geadviseerd om een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemde rapportages over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal bij de strafoplegging daarom rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zestal strafbare feiten. De omstandigheden maken dat de rechtbank in deze zaak geen andere straf passend acht dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank mede acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van dertig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan tien maanden voorwaardelijk. Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal gelet hierop worden afgewezen. De gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf is enerzijds bedoeld om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden ook bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie agressiebeheersing, ambulante verslavingsbehandeling, ambulante psychische behandeling, een alcoholverbod en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank is, gelet op de rapportages, van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank aan de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van drie jaren verbinden en bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. De rechtbank komt tot een iets lagere straf dan geëist door de officier van justitie, omdat zij in de strafoplegging iets meer de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte tot uitdrukking wil laten komen.
De rechtbank ziet geen aanleiding tot oplegging van een contactverbod met [slachtoffer 2] , in de vorm van een bijzondere voorwaarde of in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van 38v Sr. Het geweld was gericht tegen [slachtoffer 1] en niet tegen [slachtoffer 2] . Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte zich opnieuw belastend gedraagt jegens [slachtoffer 2] .
De rechtbank ziet ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten
aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr aan verdachte op te leggen. De maatregel houdt in dat het verdachte wordt verboden contact te zoeken en/of te onderhouden met [slachtoffer 1] . Daarnaast wordt het verdachte verboden zich te bevinden in het gebied van [plaats] dat wordt omsloten door de straten: [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] alsmede het gebied dat deze straten omsluiten. Een en ander zoals met gele arcering is aangeduid op het kaartje dat als bijlage aan dit vonnis wordt gehecht. De rechtbank bepaalt dat deze maatregel voor de duur van drie jaren zal gelden. De vervangende hechtenis wordt vastgesteld op twee weken voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, met een maximum van 26 weken. De rechtbank zal verder beslissen dat ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank moet er - mede gelet op het eerder overwogene - ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens het slachtoffer ( [slachtoffer 1] ).
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 127,- aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gelet op de bepleitte vrijspraak op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging de causaliteit en schadeomvang betwist.
Overweging van de rechtbank
Beveiligingscamera
Het incident speelde zich enkele tientallen meters vanaf de woning van benadeelde af. Zij heeft twee maanden na het incident een offerte laten maken voor de aanschaf van een beveiligingscamera aan haar woning om haar gevoel van onveiligheid te verminderen. Uit de overgelegde offerte blijkt dat de aangeboden prijs hiervoor € 127,- was. Zij vordert dat bedrag als materiële schade.
Kosten van beveiliging in verband met
toekomstigegebeurtenissen kunnen in het algemeen niet worden aangemerkt als materiële schade die het gevolg is van een eerdere gebeurtenis. Dat volgt uit de wetsgeschiedenis van art. 6:96, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). [14] Anders dan in het door de benadeelde partij aangehaalde arrest van de Hoge Raad [15] , gaat het hier niet om kosten van beveiligingsmaatregelen die werden gemaakt
gedurendehet strafbare feit (het ging in die zaak om belaging).
Benadeelde heeft deze kosten bovendien nog niet gemaakt en ze zijn geen gevolg van het bewezen verklaarde feit, bedreiging. Ten slotte vindt de rechtbank het niet redelijk om aan te nemen dat die kosten zullen worden gemaakt ter voorkoming van een nieuwe bedreiging. Verdachte had het immers niet op benadeelde gemunt, maar op haar buurvrouw.
Al met al is er onvoldoende grond voor toewijzing van dit deel van de vordering, zodat deze zal worden afgewezen.
Immateriële schade
Benadeelde is door het handelen van verdachte (feit 2: bedreiging) op 'andere wijze in de persoon aangetast', zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b BW. Een aantasting in de persoon kan ook zonder (medische) onderbouwing worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de hand liggen. In dit geval is benadeelde naar buiten gerend, nadat zij haar buurvrouw om hulp hoorde roepen. Benadeelde is daarbij even verderop door het slachtoffer met een mes bedreigd. Zij verklaarde:
“Ik riep heel hard: [verdachte] ! Op dat moment leek hij te schrikken. Ik hoorde toen dat hij tegen mij zei: "Of zal ik jou ook steken?!" of iets dergelijks. Ik zag dat hij een pas naar voren nam en een soort steekbeweging naar mij maakte. Ik deed een pas naar achteren.”
Vervolgens is verdachte weggegaan.
De rechtbank heeft gelet op toegewezen bedragen in vergelijkbare gevallen. Onder de hiervoor omschreven omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een bedrag aan immateriële schade van € 400,- op zijn plaats is.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2023.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feiten 1, 3, 4, 5 en 6 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.001,06 aan materiële schade en € 9.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gelet op de bepleite vrijspraak op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de onderbouwing ten aanzien van de immateriële schade niet vergelijkbaar is. De materiële schade heeft de verdediging voor een deel gemotiveerd betwist.
Overweging van de rechtbank
De deelnemers aan het strafproces zijn in de eerste plaats georiënteerd op het strafrecht. In het strafproces moeten daarom bij voorkeur alleen die civiele vorderingen worden ingesteld, die door de strafrechter, de officier van justitie en de verdediging eenvoudig kunnen worden behandeld en afgedaan, zodat geen sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces.
Bij dergelijke vorderingen kan van de strafrechter en alle procespartijen worden verwacht dat zij zonder al te veel voorwerk adequaat kunnen ingaan op en beslissen over die vorderingen. Daarbij valt te denken aan eenvoudige vorderingen die gaan over beperkte materiële en immateriële schade.
De wetgever heeft het daarom mogelijk gemaakt dat een benadeelde partij zelfs op de terechtzitting nog opgave kan doen van de vordering en de gronden daarvoor. [16]
In dit geval heeft de advocaat van de benadeelde partij op de ochtend van de terechtzitting per e-mail aan de rechtbank, officier van justitie en advocaat van verdachte die opgave gedaan. Die bestond uit 42 bladzijden, inclusief onderbouwende bijlagen en is ingesteld voor een bedrag van € 11.001,06. De gestelde schade bestaat uit 10 onderdelen materiële schade en één post immateriële schade.
De rechtbank is zelf niet in de gelegenheid geweest om – voorafgaand aan de zitting – de vordering en onderbouwing daarvan te lezen en dat geldt ook voor de raadsman van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat het in beginsel in strijd is met de goede procesorde om vorderingen van deze omvang op deze wijze zo laat in te dienen. Dat geldt in dit geval temeer, omdat de raadsvrouw van de benadeelde partij op de eerdere terechtzitting van 7 maart 2024 aankondigde dat de vordering “ruimschoots voor de inhoudelijke behandeling” zou worden ingediend.
De raadsman van verdachte heeft ter zitting het standpunt ingenomen dat een en ander in strijd is met de goede procesorde en de verdedigingsrechten. Na overleg met verdachte heeft hij de rechtbank echter verzocht de vorderingen toch te behandelen, na een door de rechtbank ingelaste korte leespauze. Bij een mogelijke niet-ontvankelijk verklaring verwachtte hij dat dezelfde vordering alsnog bij de civiele rechter zou worden ingesteld en verdachte gaf er de voorkeur aan de hele zaak bij de strafrechter te kunnen afhandelen.
Het is uitsluitend om die reden dat de vordering door de rechtbank zal worden ontvangen en beoordeeld.
Materiële schade
De verdediging heeft na de korte leespauze alle materiële posten besproken en voor een deel gemotiveerd betwist. Voor zover relevant zal de rechtbank daarmee hierna rekening houden.
Het gevorderde forfaitaire bedrag van € 70,- als
daggeldvergoedingvoor verblijf in het ziekenhuis is toewijsbaar. Dat geldt ook voor de kosten van
medicatie, die zijn onderbouwd: € 26,31. Voor het
opvragen van medische informatieheeft de huisartsenpraktijk een bedrag van € 269,40 in rekening gebracht. De rechtbank vindt dat redelijke kosten ter vaststelling van schade. [17] Deze zullen ook worden toegewezen.
Verdachte heeft gemotiveerd betwist dat de kosten van
fysiotherapiegeheel het gevolg zijn van het strafbare feit. De rechtbank is het daarmee eens; het rechtstreekse verband tussen het steken in de buikholte en rug- en bekkenklachten ontbreekt.
Niet betwist is dat de
kledingdie de benadeelde partij droeg, door de verwondingen bebloed en beschadigd is geraakt en daarmee onbruikbaar geworden. De rechtbank schat de schade hiervan op € 200,-. Dat bedrag zal worden toegewezen. Ook de kosten van het beschadigd
vliegengordijnzijn toewijsbaar, omdat die schade is ontstaan gegaan bij het breken van de ruit en het betreden van de woning door verdachte: € 15,95. De schade voor de vervanging van de door verdachte lek gestoken
autobandis erkend en toewijsbaar: € 90,-.
De schade als gevolg van de diefstal van de
mobiele telefoonis toewijsbaar. Dat geldt ook voor het telefoonhoesje (waarin een contact geldbedrag van € 50,-, een cadeaukaart van Etos met een tegoed van € 20,-, een OV-chipkaart met een tegoed van € 70,-), en de kosten voor het vervangen van verschillende passen. De rechtbank schat het totaalbedrag op € 300,-.
De benadeelde partij stelt dat zij ter voorkoming van het voortduren dan wel opnieuw begaan van strafbare gedragingen en in verband met vrees voor haar eigen veiligheid als rechtstreeks gevolg van het tenlastegelegde een
camerasysteemrond haar huis heeft aangeschaft. Verdachte heeft gemotiveerd betwist dat benadeelde deze kosten heeft gemaakt, stellende dat benadeelde al vóór het steekincident een camera had opgehangen. Daarop is door de benadeelde partij ter zitting niet meer gereageerd, zodat de stelling van de benadeelde niet kan worden aangenomen en dit onderdeel van de vordering niet toewijsbaar is.
Als gevolg van de pijn van de steekwond, kon benadeelde partij niet meer paardrijden en heeft zij haar paard noodgedwongen moeten verkopen. Zij vordert de kosten van het
doorlopend lidmaatschapbij haar ruiterclub als rechtstreekse schade. De verdediging heeft deze kosten betwist, ervan uitgaande dat het hier om de kosten voor paardrijlessen gaat. Dat is niet het geval. De rechtbank is van oordeel dat de contributie voor het lidmaatschap over 2024 (€ 300,-) nu “zonder nut” is geworden. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat dergelijke kosten schade vormen, die de aansprakelijke persoon moet vergoeden. [18]
Het totaal toewijsbare bedrag voor materiële schade is € 1.271,66.
Immateriële schade
Benadeelde is door het handelen van verdachte op 'andere wijze in de persoon aangetast', zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b BW.
Uit de onderbouwing van de gestelde schade volgt dat benadeelde in 2024 door haar huisarts is verwezen naar een psycholoog voor traumabehandeling. Daar staat zij nu op een wachtlijst. Enige objectieve onderbouwing van de psychische schade ontbreekt daardoor. Daarnaast blijkt uit de stukken van het dossier dat benadeelde ook voorafgaande aan de bewezenverklaarde feiten bij een GGZ-instelling onder behandeling was voor psychische problemen. In hoeverre haar huidige psychische problemen te wijten zijn aan de bewezenverklaarde feiten, is zonder nader onderzoek niet vast te stellen. Daar komt bij dat de schade mede is gebaseerd op de handelingen van verdachte in de periode vóór 11 december 2023. Zij stelt immers dat zij door gedragingen van verdachte jegens haar, nadat zij in augustus 2023 de relatie met hem had verbroken, gebukt ging onder psychische klachten zoals angst, spanning, verdriet en slaapproblemen.
De verdediging heeft over het fysieke letsel aangevoerd dat uit het huisartsenjournaal blijkt dat benadeelde last heeft van haar bekken. In hoeverre dit samenhangt met de steekpartij is onduidelijk, zo schrijft de huisarts. Ook de fysiotherapeut beschrijft een scheefstaand bekken. Dat lijkt vooralsnog geen gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
Om het oorzakelijk verband vast te stellen tussen de gestelde psychische en fysieke schade en de bewezenverklaarde feiten, is nader medisch onderzoek noodzakelijk. Dat zou binnen deze strafzaak een onevenredige belasting opleveren.
Een aantasting in de persoon kan echter ook zonder (medische) onderbouwing worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de hand liggen. Naast het hiervoor omschreven geestelijk letsel, heeft de rechtbank ook acht geslagen op het fysieke letsel, dat uit de stukken van het dossier blijkt. Verdachte heeft benadeelde een steekwond toegebracht van 13 cm in diepte, waarbij onder meer ook flinke bloeduitstortingen zijn ontstaan rondom de wond. De benadeelde partij heeft in de periode na het strafbare handelen veel pijn ondervonden aan en rondom de wond aan haar rug en zij. Hiervoor heeft zij maandenlang pijnmedicatie voorgeschreven gekregen. Ook heeft de benadeelde nog last van het overgebleven litteken, in de vorm van pijn en irritatie.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat op dit moment ook zonder nadere onderbouwing voor het fysieke en geestelijk letsel een vergoeding van € 5.000,- op zijn plaats is.
De rechtbank heeft daarbij gelet op toegewezen bedragen in vergelijkbare gevallen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan dit deel van de vordering desgewenst nog bij de burgerlijke rechter indienen.
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoeding van € 6.271,66 toewijzen die bestaat uit:
  • € 1.271,66 aan geleden materiële schade;
  • € 5.000,00 aan geleden immateriële schade.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De toe te wijzen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 december 2023.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 138, 285, 287, 312 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen drie dagen na ontslag uit detentie meldt bij Reclassering Tactus verslavingszorg op het volgende adres: Piet Heinstraat 27, 7204 JN in Zutphen. Hierna moet hij zich blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering noodzakelijk acht. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering Tactus, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de SCIL, de methodiek ‘Stap voor Stap’ en/of urinecontroles;
  • verdachte actief deelneemt aan een gedragsinterventie die gericht is op agressiebeheersing. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • verdachte zich laat behandelen door Verslavingszorg van Tactus of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdacht houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat behandelen vanwege psychische problematiek door een forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voorplaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • verdachte geen alcohol gebruikt en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. De verbod geldt voor zover en zolang de reclassering het nodig acht;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op voor de duur van drie jaren, inhoudende dat
  • verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact mag zoeken of onderhouden met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 1970;
  • verdachte zich niet bevindt in het gebied van [plaats] dat wordt omsloten door de straten: [adres 3] , [adres 4] , [adres 5] alsmede het gebied dat deze straten omsluiten. Een en ander zoals met gele arcering is aangeduid op het kaartje dat als bijlage aan dit vonnis is gehecht;
 beveelt dat vervangende hechtenis van
2 wekenwordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
De beslissing op het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
 wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
De beslissing op de vorderingen benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 6 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] van de volgende bedragen aan materiële schade/smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;

Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente vanaf

1. [slachtoffer 2] € 400,- 11 december 2023;
2. [slachtoffer 1] € 6.271,66 11 december 2023;
 wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ten aanzien van de materiële schade af;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vorderingen tot materiële schade en immateriële schade;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade/smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 2] € 400,- 8 dagen;
2. [slachtoffer 1] € 6.271,66 66 dagen;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. L.J. Saarloos en mr. T. Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2024.
Mr. T. Kok is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023570351, gesloten op 23 maart 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 40-45.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 249.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2024.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 110.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten: Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving met benoeming als gerechtelijk deskundige, 22 maart 2024, p. 61-64.
7.Abbreviated Injury Score: een gevalideerde methode die door artsen wordt gebruikt om de ernst van het letsel vast te stellen en daarmee de noodzaak van medisch ingrijpen en het tempo waarmee dit moet
8.Injury severity scale: deze is afgeleid van de AIS. Aan de hand van de ISS kan worden beoordeeld in hoeverre het letsel levensbedreigend is.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten: Forensisch Geneeskundige Letselbeschrijving met benoeming als gerechtelijk deskundige, 22 maart 2024, p. 63-64.
10.Onder meer: ECLI:NL:HR:2018:718
11.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 169-170.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 44.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 103.
14.MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 336.
15.HR 15 juni 2021, ECLl:NL:HR:2021:840.
16.Artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering.
17.Artikel 6:96 lid 2 BW.
18.Hoge Raad 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6460, rov. 3.3.1