In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de kinderalimentatie en de zorgregeling voor hun minderjarige kind. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.S.K. Jap-A-Joe, heeft verzocht om wijziging van de kinderalimentatie, omdat hij sinds augustus 2024 werkloos is en een uitkering ontvangt. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. van Beers, heeft verzocht om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken en heeft zelf een verzoek ingediend voor een maandelijkse bijdrage van € 296 voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat hij niet meer in staat is om zijn oude inkomen te verdienen. Hoewel de man heeft aangegeven dat hij een non-concurrentiebeding heeft, is de rechtbank van oordeel dat hij zich moet inspannen om een andere baan te vinden. De rechtbank heeft de alimentatie opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de man in staat is om de bijdrage van € 296 per maand te blijven voldoen, ondanks zijn huidige werkloosheid.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de wettelijke indexering van de kinderalimentatie van toepassing is, ondanks een eerdere afspraak tussen partijen om deze uit te sluiten. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om voor recht te verklaren dat de man een achterstand heeft in de alimentatie, afgewezen, omdat de man erkent dat hij niet heeft betaald, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat de alimentatieverplichting pas ingaat na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op 25 oktober 2023. De rechtbank heeft de man verplicht om de alimentatie te voldoen vanaf deze datum en heeft de overige verzoeken afgewezen.