ECLI:NL:RBGEL:2024:6544

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 september 2024
Publicatiedatum
26 september 2024
Zaaknummer
05.124697.22 en 05.137528.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige jongen wegens woninginbraken en mishandeling

Op 24 september 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 14-jarige jongen, die werd beschuldigd van het medeplegen van meerdere woninginbraken en mishandeling. De jongen werd veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich de toegang tot de plaatsen van misdrijf had verschaft door middel van braak en inklimming. De feiten vonden plaats tussen mei en juni 2022 in de gemeente Oost Gelre, waar de verdachte samen met anderen verschillende inbraken pleegde en goederen wegnam, waaronder elektronica en sieraden. Daarnaast werd hij ook beschuldigd van mishandeling van een verstandelijk beperkte man, waarbij hij samen met vrienden geweld had gepleegd. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling sinds de feiten, wat leidde tot een milde straf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar vond de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De uitspraak benadrukte de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook de noodzaak om de verdachte te ondersteunen in zijn ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/124697-22 en 05/137528-22
Datum uitspraak : 24 september 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2007 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. R. Oude Breuil, advocaat in Enschede.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 05/124697-22
1.
hij, op een of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 15 mei 2022 tot en met 18 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
in/uit een woning aan de [adres 2] , heeft weggenomen,
onder andere een laptop en/of een Playstation en/of een of meerdere sieraden en/of een mes, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), toebehoorde(n),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming;
2.
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te [plaats 2] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
in/uit een woning aan de [adres 3] heeft weggenomen,
onder andere een of meerdere sieraden, aftershave, cash geld en/of een of meerdere bontjassen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te [plaats 2]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
een autoband van een personenauto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), te weten aan [slachtoffer 2] , toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 09 mei 2022 tot en met 20 mei 2022 te [plaats 3] , gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening,
in/uit een woning aan de [adres 4] , heeft weggenomen,
een Sonos One in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
Hij op of omstreeks 10 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
in/uit een woning aan de [adres 5] heeft weggenomen,
onder andere een Samsung Galaxy A20e en/of een Apple Ipad zilver in een zwart hoesje, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven ander(en) op of omstreeks 10 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 5] , heeft/hebben weggenomen, onder andere een Samsung Galaxy A20e en/of een Apple Ipad zilver in een zwart hoesje, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander dan aan die [verdachte] en/of die onbekend gebleven ander(en) toebehoorde(n),
terwijl die [verdachte] en/of zijn/haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 10 mei 2022 te
[plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door
- op straat voor de woning zijn mededader(s) op te wachten en/of
- op de uitkijk te staan en/of de omgeving in de gaten te houden en/of
- de weggenomen goederen aan/over te nemen van zijn mededader(s) en/of
- zijn mededader(s) te helpen met het verplaatsen van de weggenomen goederen;
6.
Hij in of omstreeks de periode van 05 mei 2022 tot en met 06 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk: Ford Focus) heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n)
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde (personen)auto heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
Hij in of omstreeks de periode van 05 mei 2022 tot en met 10 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk: Mazda 6) heeft weggenomen
airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde (personen)auto heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8.
Hij in of omstreeks de periode van 10 mei 2022 tot en met 11 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een brommobiel (merk: Aizam S9) heeft weggenomen
een TomTom, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk
geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde (personen)auto heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
in de zaak met parketnummer 05/137528-22
hij op of omstreeks 13 april 2022 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre
openlijk, te weten, bij/aan/op de Nieuwe Maat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 9]
door die [slachtoffer 9]
- een of meermalen op/tegen zijn rug, althans zijn lichaam, te schoppen en/of
- een of meermalen op/tegen zijn been, althans zijn lichaam, te schoppen en/of
- een of meermalen op/tegen zijn gezicht, althans zijn hoofd, te slaan en/of te stompen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 april 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 9] heeft mishandeld door die [slachtoffer 9]
- een of meermalen op/tegen zijn rug, althans zijn lichaam, te schoppen en/of
- een of meermalen op/tegen zijn been, althans zijn lichaam, te schoppen.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

In de zaak met parketnummer 05/124697-22 [1]
FEIT 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 26 en 27;
  • het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 264 en 265;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 10 september 2024.
FEIT 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat diefstal met inklimming wettig en overtuigen kan worden bewezen. De raadsman heeft bepleit dat onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van de diefstal van een of meerdere bontjassen te komen. Hij heeft de rechtbank gevraagd verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend, met uitzondering van het wegnemen van de bontjassen en het lostrekken of lossnijden van de draden in de meterkast. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering) en een overweging over de bontjassen en de braak in de meterkast.
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 142 t/m 148;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 10 september 2024.
Over de bontjassen en de braak in de meterkast overweegt de rechtbank het volgende. Uit het dossier blijkt dat één van de twee bontjassen later op een andere plek in het huis door aangeefster is teruggevonden. Uit het dossier is verder onvoldoende gebleken dat verdachte of zijn medeverdachte de andere bontjas heeft weggenomen. De bontjas is niet aangetroffen bij verdachte thuis (waar de overige gestolen goederen wel waren) en evenmin in de omgeving van het huis waar ingebroken was. Verdachte heeft verklaard dat hij en zijn medeverdachte een rugzak bij zich hadden om de gestolen spullen in te doen. Het is niet aannemelijk dat verdachte daarnaast, op de fiets met alleen een rugzak bij zich, een bontjas mee heeft kunnen nemen. De rechtbank spreekt verdachte daarom hiervan vrij. Ook blijkt uit het dossier onvoldoende dat verdachte of zijn medeverdachte de draden in de meterkast van het alarmsysteem en/of de stroom hebben losgetrokken of losgesneden. Het dossier bevat weliswaar een foto van de meterkast maar daarop is niet te zien dat iets vernield of losgetrokken is. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onderdeel dat ziet op braak. Verdachte heeft verklaard naar binnen te zijn gegaan via een open raam. Daarmee vindt de rechtbank inklimming wettig en overtuigend bewezen.
FEIT 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde feit. Zij heeft de rechtbank daarom gevraagd om verdachte hiervan vrij te spreken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte de autoband heeft vernield of dat hij betrokken was bij de vernieling van de autoband door de medeverdachte. De raadsman heeft de rechtbank daarom gevraagd verdachte vrij te spreken van de vernieling en ook het medeplegen ervan.
De beoordeling door de rechtbank
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat verdachte de autoband heeft vernield of dat hij betrokken was bij de vernieling van de autoband door de medeverdachte. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
FEIT 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich op 9 mei 2022 schuldig heeft gemaakt aan het onder 4 ten laste gelegde. Omdat niet is gebleken van braakschade, gaat de officier van justitie er van uit dat sprake is geweest van inklimming.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, met uitzondering van de bestanddelen braak en verbreking. Volgens de raadsman is sprake van inklimming.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend, met uitzondering van de bestanddelen braak en verbreking. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering) en een overweging over braak, verbreking en inklimming.
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 164 – 165;
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 49 en 86;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 10 september 2024.
Gelet op de verklaring van verdachte dat hij via een open deur de vakantiewoning binnen is gegaan en dat niet gebleken is van braak of verbreking uit de aangifte van [slachtoffer 3] , vindt de rechtbank de diefstal wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van braak, verbreking en/of inklimming omdat uit het dossier niet is gebleken dat daarvan sprake is geweest. Ten aanzien van de periode verklaart de rechtbank op of omstreeks 9 mei 2022 bewezen omdat [slachtoffer 3] op die datum de muziekbox voor het laatst heeft gezien en uit onderzoek aan de telefoon van verdachte is gebleken dat hij op 9 mei 2022 heeft gezocht naar het resetten van een Sonos muziekbox. [2]
FEIT 5
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 mei 2022 zijn [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een woning aan de [adres 5] in [plaats 1] binnen gegaan via een openstaande deur. [medeverdachte 4] en verdachte bleven buiten staan. Vooraf werd door verdachte en de medeverdachten overlegd wie de woning in zouden gaan. Verdachte en [medeverdachte 4] moesten de wacht houden.
Uit de woning werden onder andere een Samsung Galaxy A20e en een Apple iPad zilver in een zwart hoesje weggenomen. Verdachte heeft bij het weggaan een boormachine gedragen die ook uit de woning werd weggenomen. Verdachte heeft op zijn telefoon opgezocht hoe de Samsung en de iPad gereset moesten worden. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat geen sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking, waardoor verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. De raadsman is van mening dat wel sprake is van medeplichtigheid en vindt dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden.
De beoordeling door de rechtbank
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte voorafgaand aan de diefstal heeft overlegd met de medeverdachten over ieders rol, dat hij tijdens de diefstal buiten op de wacht stond, dat hij een deel van de buit (een boormachine) heeft gedragen en dat hij na de diefstal op zijn telefoon heeft opgezocht hoe de Samsung telefoon en de iPad gereset konden worden. Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat daarmee sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging.
Verdachte heeft verklaard dat zijn vrienden de woning binnen zijn gegaan via een openstaande deur. Ook aangeefster heeft verklaard dat de voordeur van haar woning open stond. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de bestanddelen braak, verbreking en inklimming.
FEIT 6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van de laptop uit de auto. Volgens de officier van justitie is geen sprake van braak of verbreking.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat sprake is van diefstal uit een auto, zonder braak of verbreking.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend, met uitzondering van de bestanddelen braak, verbreking en inklimming. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering). De rechtbank spreekt verdachte vrij van de bestanddelen braak, verbreking of inklimming.
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] , p. 195 en 196;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 10 september 2024.
FEIT 7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Gelet op het ontbreken van braakschade aan de auto, heeft de officier van justitie de rechtbank gevraagd verdachte gedeeltelijk vrij te spreken voor wat betreft de braak, verbreking en inklimming.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de diefstal wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hij heeft bepleit dat geen sprake is van braak, verbreking of inklimming.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend, met uitzondering van de bestanddelen braak, verbreking en inklimming. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering) en een overweging over de braak, verbreking en/of inklimming.
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7] , p. 205;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 10 september 2024.
Net als de officier van justitie en de verdediging vindt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat sprake is geweest van braak, verbreking of inklimming. Ook is niet gebleken dat verdachte de diefstal met een of meer anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
FEIT 8
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Zij heeft gewezen op de aangifte waaruit blijkt dat er schade te zien was op de brommobiel die zeer vermoedelijk was ontstaan door het forceren van de deuren. Om die reden is de officier van justitie van mening dat sprake is geweest van verbreking.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de diefstal wettig en overtuigend is bewezen. Hij heeft bepleit dat op basis van het enkele gegeven dat enkele krasjes op het portier zijn aangetroffen niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van braak of verbreking. Hij heeft de rechtbank daarom verzocht om verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrij te spreken.
De beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft dit feit bekend, met uitzondering van de bestanddelen braak en verbreking. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering) en een overweging over de bestanddelen braak en verbreking.
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] , p. 211;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 10 september 2024.
De rechtbank vindt dat niet bewezen is dat sprake was van braak, verbreking en/of inklimming. Verdachte heeft verklaard dat de deuren van de brommobiel niet afgesloten waren. Het enkele feit dat een aantal lichte krasjes op de portieren zijn aangetroffen is onvoldoende om aan te nemen dat de deuren van de brommobiel door verdachte en/of de medeverdachte zijn geforceerd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de braak, verbreking en/of inklimming.
Aangever [slachtoffer 8] heeft de auto op 10 mei 2022 geparkeerd. Op 11 mei 2022 constateerde hij dat de TomTom weg was. De rechtbank vindt daarom bewezen dat de diefstal is gepleegd op of omstreeks 10 mei 2022.
In de zaak met parketnummer 05/137528-22 [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde openlijk geweld. Zij heeft daarbij verwezen naar de aangifte waaruit blijkt dat [slachtoffer 9] (hierna: [slachtoffer 9] ) tegen zijn been is geschopt door degene die hem ook in de rug geschopt heeft en dat hij in zijn gezicht is gestompt. Verder blijkt ook uit de verklaring van verdachte dat hij met een groep was en dat door de groepsleden werd gescholden richting [slachtoffer 9] . Ook is er gefilmd door één van de groepsleden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat alleen het éénmaal trappen in de rug kan worden bewezen. Volgens de raadsman is niet bewezen dat sprake is van het plegen van geweld in vereniging. Uit het filmpje blijkt niet dat door anderen geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 9] . Bovendien is niemand anders van de groep destijds door de politie als verdachte aangemerkt. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken van het primair ten laste gelegde openlijk geweld. Hij is van mening dat de subsidiair ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De beoordeling door de rechtbank
Net als de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier onvoldoende volgt dat sprake is geweest van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet voldoende dat [slachtoffer 9] , naast de trap in zijn rug, ook tegen zijn been is geschopt of een vuistslag heeft gehad in zijn gezicht. De officier van justitie heeft het schelden van de groepsleden en het feit dat door een groepslid werd gefilmd aangehaald als argumenten om wel uit te gaan van het gezamenlijk handelen van de verschillende groepsleden. De rechtbank constateert echter dat het uitschelden van [slachtoffer 9] en het filmen van de confrontatie niet ten laste zijn gelegd. Hierdoor resteert in de bewezenverklaring slechts de trap in de rug, die door verdachte is bekend. De rechtbank vindt dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van het primair ten laste gelegde openlijk geweld en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Verdachte heeft de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering).
Bewijsmiddelen
  • het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 3 t/m 5;
  • de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 10 september 2024.

3.De bewezenverklaring

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
1.
hij, op
een ofmeerdere tijdstippen, in
of omstreeksde periode van 15 mei 2022 tot en met 18 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
(telkens) tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
in/uit een woning aan de [adres 2] , heeft weggenomen,
onder andere een laptop en
/ofeen Playstation en
/of een ofmeerdere sieraden en
/ofeen mes,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),toebehoorde
(n
),
terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak en
verbreking,inklimming;
2.
hij op
of omstreeks14 mei 2022 te [plaats 2] ,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
in/uit een woning aan de [adres 3] heeft weggenomen,
onder andere
een ofmeerdere sieraden, aftershave, cash geld
en/of een of meerdere bontjassen,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
),
terwijl verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van
braak, verbreking en/ofinklimming;
4.
hij op of omstreeks
de periode van9 mei 2022
tot en met 20 mei 2022te [plaats 3] , gemeente Oost Gelre, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
in/uit een woning aan de Parallelweg 10, heeft weggenomen,
een Sonos One
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 3] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op
of omstreeks10 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening,
in/uit een woning aan de [adres 5] heeft weggenomen,
onder andere een Samsung Galaxy A20e en
/ofeen Apple Ipad zilver in een zwart hoesje,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 4] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
6.
hij in
of omstreeksde periode van 05 mei 2022 tot en met 06 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een
of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk: Ford Focus) heeft weggenomen een laptop,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s)toebehoorde
(n)
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde (personen)auto heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
7.
hij in
of omstreeksde periode van 5 mei 2022 tot en met 10 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (personen)auto (merk: Mazda 6) heeft weggenomen
airpods,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 7] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde (personen)auto heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
8.
hij op of omstreeks
de periode van10 mei 2022
tot en met 11 mei 2022te [plaats 1] , gemeente Oost Gelre,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een brommobiel (merk: Aizam S9) heeft weggenomen een TomTom,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 8] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde
(n),
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde (personen)auto heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
in de zaak met parketnummer 05/137528-22, subsidiair
hij op
of omstreeks13 april 2022 te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen[slachtoffer 9] heeft mishandeld door die [slachtoffer 9]
-
een of meermalen op/tegen zijn rug,
althans zijn lichaam,te schoppen
en/of
- een of meermalen op/tegen zijn been, althans zijn lichaam, te schoppen.
De rechtbank heeft taal- of schrijffouten in de tenlastelegging verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn belang geschaad.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 05/124697-22
feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
feit 2:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming
feit 4, 5, 6 en 8:
diefstal door twee of meer verenigde personen
feit 7:
diefstal
in de zaak met parketnummer 05/137528-22
mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.

7.De motivering van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden zoals door de Raad en de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank erop gewezen dat veel tijd is verstreken voordat het Openbaar Ministerie de strafzaak tegen verdachte op zitting heeft gebracht. Ook heeft hij erop gewezen dat verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten nog maar 14 jaar oud was en dat hij destijds anders in het leven stond.
Gelet op de positieve ontwikkeling die verdachte sindsdien heeft doorgemaakt, vindt de raadsman het op dit moment niet meer passend om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Hij heeft voorgesteld de zaak af te doen met een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 3 of 4 maanden, als stok achter de deur. De raadsman is van mening dat een proeftijd van 3 jaar passend is in de situatie van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
  • het uittreksel Justitiële Documentatie van 1 augustus 2024 (het strafblad),
  • het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 11 juli 2024.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn stiefbroer in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere woninginbraken en een diefstal uit een auto. Daarnaast heeft hij zich in dezelfde periode samen met vrienden schuldig gemaakt aan nog een woninginbraak. Ook heeft verdachte een keer met een vriend en een keer alleen goederen weggenomen uit auto’s.
Bij één van de woninginbraken is schade toegebracht om binnen te komen. Bij de andere woninginbraken zijn verdachte en de mededaders naar binnen gegaan door niet afgesloten deuren en een raam. Door een woninginbraak wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de bewoner(s). Bewoners voelen zich na een woninginbraak vaak onveilig in hun eigen woning, terwijl een woning juist bij uitstek de plek is waar iemand zich veilig moeten kunnen voelen. Door woninginbraken en diefstallen in het algemeen nemen bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid bij de omwonenden en in de maatschappij toe. Ook veroorzaken diefstallen materiële schade en overlast. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een verstandelijk beperkte man. Verdachte was zich ervan bewust dat het slachtoffer verstandelijk beperkt was. Verdachte was samen met vrienden, de man was alleen. De man werd uitgescholden en kreeg van verdachte een trap in zijn rug. Hiervan werd door een vriend van verdachte een filmpje gemaakt. Uit het dossier maakt de rechtbank op dat het slachtoffer erg bang moet zijn geweest. Deze mishandeling van een kwetsbaar slachtoffer vindt de rechtbank een laffe daad en rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft over verdachte gerapporteerd. De Raad baseert zich daarbij ook op de Pro Justitia rapportage (door drs. J. Husmann, GZ- psycholoog) van 17 augustus 2023. Uit deze rapportage blijkt dat er sprake is van psychische problematiek in de vorm van ADHD en ODD. Ook blijkt sprake te zijn van zorgwekkende aspecten in de sociaal-emotionele ontwikkeling, die als bedreigend door kunnen werken op de persoonlijkheidsontwikkeling. Het totaal IQ van verdachte is beneden gemiddeld. De psycholoog adviseert om verdachte de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, verminderd toe te rekenen.
De Raad rapporteert dat verdachte na zijn aanhouding medio 2022 de verstrekkende gevolgen van zijn delictgedrag heeft ervaren. Het is verdachte gelukt om met vallen en opstaan een positief proces door te maken. Verdachte is niet teruggevallen in delictgedrag, hij is pro-socialer in zijn gedrag, zijn denken imponeert realistischer en hij kan reflecteren op zijn eigen gedrag. Verdachte heeft een toekomstperspectief waarin hij aan zichzelf werkt, binnen een stabiele woonomgeving, met goed contact met zijn moeder. Daarnaast richt verdachte zich op zijn school, sport en werk. De Raad vindt het van belang dat verdachte wordt gestimuleerd en ondersteund in de goede weg die hij is ingeslagen. Ten tijde van het opmaken van de rapportage van de Raad ging verdachte verhuizen naar een begeleid wonen voorziening. Ook ging hij starten met een nieuwe opleiding en was het van belang dat vervolg zou worden gegeven aan zijn psychologische behandeling. De Raad is van mening dat het advies van het NIFP verder moet worden opgevolgd door een forensisch ambulante behandeling in te zetten zodra het proces met betrekking tot wonen, opleiding en psychologische behandeling is afgerond. De Raad schat het recidiverisico in als hoog.
De Raad is van mening dat het opleggen van een onvoorwaardelijke straf pedagogisch gezien niet meer van toegevoegde waarde is. Een forse voorwaardelijke straf is niet nodig omdat verdachte intrinsiek gemotiveerd is om op het goede pad te blijven. Het is beschermend dat verdachte een goed contact heeft met zijn jeugdreclasseerder, die hem steunt en aanspreekt op zijn interne motivatie en lange termijndoelen. De Raad wil voorkomen dat verdachte status ontleent aan de oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie en wil het risico van een criminaliserend effect hiervan op verdachte voorkomen. De Raad vindt het van belang dat de focus gehouden wordt op de positieve ontwikkeling van verdachte en het werken aan een normaal leven met een positief toekomstperspectief.
De Raad adviseert de rechtbank om verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan hulpverlening die de jeugdreclassering noodzakelijk vindt. De Raad adviseert de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, locatie Doetinchem de opdracht te geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Het advies van de jeugdreclassering
De jeugdreclasseerder heeft tijdens de zitting bevestigd dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt in de afgelopen twee jaar. Het is van belang dat verdachte deze positieve lijn kan vasthouden en dat hij niet wordt overvraagd door hem een forse onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. De jeugdreclasseerder is van mening dat een voorwaardelijke werkstraf (in plaats van jeugddetentie) voldoende stok achter de deur is voor verdachte om zich aan de op te leggen voorwaarden te blijven houden.
De jeugdreclasseerder heeft aangegeven achter het advies van de Raad te staan, maar wel van mening te zijn dat forensisch ambulante behandeling op dit moment niet meer passend is voor verdachte. De jeugdreclasseerder zou graag zien dat de ambulante behandeling die in gang is gezet in het kader van het begeleid wonen, wordt gecontinueerd. Als voorwaarde kan dan worden geformuleerd dat verdachte moet meewerken aan de begeleiding van Bethy wonen in Doetinchem, ook als dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan ambulante behandeling. Hierbij is het wenselijk dat in de voorwaarde wordt opgenomen dat dit aan de orde is, voor zover de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt.
De straf
De rechtbank overweegt dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van aanzienlijke duur zou rechtvaardigen. In dit geval vindt de rechtbank het opleggen van jeugddetentie echter niet passend. De rechtbank houdt rekening met het advies van de psycholoog om verdachte het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen. Verdachte heeft sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis, gedurende een periode van ruim 2 jaar, geen nieuwe strafbare feiten meer gepleegd. Hij heeft zich in deze periode positief ontwikkeld, zich aan de gestelde voorwaarden gehouden en een goed contact opgebouwd met de jeugdreclasseerder. Ook de band tussen verdachte en zijn moeder is verbeterd. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte deze positieve lijn kan vasthouden. Zij zal daarom geen jeugddetentie, maar een werkstraf opleggen aan verdachte. Wel zal de rechtbank, anders dan door de raadsman bepleit, een gedeelte van deze werkstraf onvoorwaardelijk opleggen om recht te doen aan de ernst van de feiten.
De redelijke termijn
De rechtbank neemt in aanmerking dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn begint op het moment dat door de Nederlandse staat ten opzichte van de betrokkene een handeling is verricht waardoor deze in redelijkheid kan verwachten dat het Openbaar Ministerie strafvervolging tegen hem zal instellen in verband met de verdenking van een strafbaar feit. Bij jeugdzaken behoort de zaak in eerste aanleg binnen 16 maanden te zijn afgedaan.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Op 18 mei 2022 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. De beide eind processen-verbaal zijn afgerond op 12 januari 2023.
De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden en dat dit tijdsverloop een matiging van het op te leggen onvoorwaardelijke deel van de werkstraf van 20 uur tot gevolg moet hebben.
Conclusie
Alles afwegende legt de rechtbank een werkstraf van 160 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk aan verdachte op. Aan het voorwaardelijke deel van de werkstraf verbindt de rechtbank de voorwaarden die zijn geadviseerd door de Raad, met inachtneming van wat hierover is opgemerkt door de jeugdreclassering. De rechtbank stelt de proeftijd op 2 jaar.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 05/124697-22)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met het onder 2 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 25.955,92 aan materiële schade en € 750,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Over de materiële schade heeft de raadsman opgemerkt dat niet is komen vast te staan dat verdachte en de medeverdachte € 1.800,- aan contanten, een bontjas, pakken koffie en een ventilator hebben weggenomen. Hij heeft de rechtbank gevraagd dit deel van de vordering af te wijzen. Van de schade is € 20.000,- vergoed door Interpolis. Een deel van de sieraden zijn terug gegaan naar de benadeelde partij. Uit de vordering en de bijlagen wordt niet voldoende duidelijk welke sieraden weer terug zijn bij de benadeelde partij en wat al is vergoed door de verzekering. De sieraden zijn na de diefstal getaxeerd door een juwelier. De schatting van de waarde is gebaseerd op foto’s en/of omschrijvingen van de sieraden. De verdediging is van mening dat de taxatie door de juwelier onvoldoende duidelijk is, zodat niet zonder meer van de opgegeven waarde van de sieraden kan worden uitgegaan. Ten aanzien van de overige materiële schadeposten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Over de immateriële schade heeft de raadsman opgemerkt dat er juridisch gezien geen grond bestaat voor het vaststellen van een vergoeding aan smartengeld, omdat een deugdelijke onderbouwing van de aantasting in persoon ontbreekt. De verdediging heeft de rechtbank gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in het deel van de vordering dat ziet op de immateriële schade.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij heeft de volgende materiële schade gevorderd:
  • gestolen sieraden van € 42.816,-
  • bontjas, koffie, aftershave, tafelventilator, kandelaar en twee Zwitserse zakmessen van in totaal € 242,60;
  • contant geldbedrag van €1.810,-;
  • schade aan de woning (banden en elektra) van € 197,32;
  • vervanging sloten woning dochter van € 140,-.
Uit de bijlagen bij de vordering van de benadeelde partij is gebleken dat de verzekering de volledige schade van de bontjas, koffie, aftershave, tafelventilator, kandelaar, twee Zwitserse zakmessen, de schade aan de woning en de sloten heeft uitgekeerd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Ten aanzien van de gevorderde schade voor de sieraden overweegt de rechtbank dat de verzekering € 15.000,- heeft uitgekeerd. Daarnaast kan op basis van het dossier en de vordering met bijlagen niet exact worden vastgesteld welke sieraden teruggegeven zijn aan de benadeelde partij, op welke sieraden de uitkering van de verzekering ziet en hoe de taxatie van de sieraden door de juwelier tot stand is gekomen. Daarbij komt dat de verdediging dit deel van de vordering gemotiveerd heeft betwist. De rechtbank vindt dat nader onderzoek zou moeten plaatsvinden om de vordering goed te kunnen beoordelen, maar dit levert een onevenredige belasting van het strafproces op. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij kan de nog te vorderen schade aanbrengen in een civiele procedure.
Hetzelfde geldt voor het contante geldbedrag van € 1.810,-. Namens verdachte is betwist dat het om een dergelijke hoog bedrag ging; het zou een bedrag van rond de € 400,- betreffen. Uit het dossier en de bewezenverklaring volgt niet hoeveel contant geld is weggenomen uit de woning. De verzekering heeft een deel van het gevorderde bedrag vergoed, namelijk een bedrag van
€ 1.250,-. Ook naar de gevorderde contante geldbedragen dient nader onderzoek plaats te vinden. Zoals hiervoor al overwogen, levert dit een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij wordt daarom ook in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Concluderend zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade.
Immateriële schade
De benadeelde heeft daarnaast immateriële schade gevorderd omdat sprake zou zijn van een aantasting in de persoon op andere wijze. Van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo’n geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (ECLI:NL:HR:2019:793 en ECLI:NL:HR:2019:376).
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde niet meebrengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat benadeelde ten tijde van de inbraak niet thuis was en dat op basis van de vordering met bijlagen het bestaan van geestelijk letsel niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld. De rechtbank is verder van oordeel dat ook aan de andere gronden voor toewijzing van immateriële schade niet wordt voldaan. De rechtbank zal de vordering tot immateriële schade daarom afwijzen.
De rechtbank veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die zijn gemaakt in deze procedure en de kosten die mogelijk nog gemaakt worden, tot vandaag begroot op nul.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 9] (parketnummer 05/137528-22)
De benadeelde partij [slachtoffer 9] heeft in verband met het ten laste gelegde openlijk geweld, dan wel de ten laste gelegde mishandeling in vereniging een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert een door de rechtbank te bepalen bedrag aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen. Zij heeft zich voor wat betreft de hoogte van de schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag aan immateriële schadevergoeding toewijsbaar is. De raadsman heeft opgemerkt de toewijzing van een bedrag tussen de € 150,- en € 300,- passend te vinden en heeft zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van het dossier en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
De benadeelde partij is gelet op de aard en ernst van de normschending op andere wijze in zijn persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 300,- vaststellen.
Verdachte is wettelijke rente verschuldigd vanaf 13 april 2022.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel alleen ziet op het toegewezen bedrag. In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het bij parketnummer 05/124697-22 onder 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
een taakstraf, te weten
een werkstraf van 160 (honderdzestig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
bepaalt dat van die werkstraf 80 (tachtig) uren niet zullen worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaar onder de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en
stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
verblijft in een instelling voor begeleid of beschermd wonen, zoals Bethy wonen in Doetinchem of een soortgelijke instelling, door de jeugdreclassering te bepalen;
meewerkt aan de begeleiding van Bethy wonen in Doetinchem, ook als dat inhoudt dat verdachte moet meewerken aan ambulante behandeling, voor zover de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt;
geeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, locatie Doetinchem, de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
onder de voorwaarden dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, locatie Doetinchem, waaronder de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen;
 beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht, twee uren in mindering worden gebracht;
 heft het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis op.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 05/124697-22)
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding af.
 veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die zijn gemaakt in deze procedure en de kosten die mogelijk nog gemaakt worden, tot vandaag begroot op nul.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (parketnummer 05/137528-22)
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] , van een bedrag van € 300,- (driehonderd euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2022 tot de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 300,- (driehonderd euro) aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 april 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Davids (kinderrechter en voorzitter), mr. I.D. Jacobs en
mr. M.E. Allegro, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-
van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Noord en Oost-Gelderland, basisteam Achterhoek Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022218999, gesloten op 12 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 49.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 174, het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte [verdachte] , p. 314 t/m 316 en de verklaring van verdachte tijdens de terechtzitting van 10 september 2024.
4.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Noord en Oost-Gelderland, basisteam Achterhoek Oost, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022163747, gesloten op 12 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.