ECLI:NL:RBGEL:2024:6494

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
10792800 \ CV EXPL 23-8166
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens non-conformiteit en dwaling bij de verkoop van een woning met defecte vloerverwarming

In deze zaak vorderen de eisers, [eisers], schadevergoeding van de gedaagden, [gedaagden], vanwege de niet-functionerende vloerverwarming in de door hen aangekochte woning. De eisers stellen dat de woning niet voldoet aan de verwachtingen die zij op basis van de koopovereenkomst mochten hebben, en dat er sprake is van dwaling omdat de gedaagden onjuiste informatie hebben verstrekt over de vloerverwarming. De procedure begon met een tussenvonnis op 10 januari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 mei 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden in juni 2020 eigenaar zijn geworden van de woning en dat de eisers de woning in maart 2022 hebben gekocht. De koopovereenkomst bevatte bepalingen over de staat van de onroerende zaak, waarbij de verkoper niet aansprakelijk is voor gebreken die de koper bekend waren. De kantonrechter oordeelt dat de niet-functionerende vloerverwarming geen belemmering vormt voor normaal gebruik van de woning, aangezien er voldoende andere verwarmingsmogelijkheden zijn. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en de proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10792800 \ CV EXPL 23-8166
Vonnis van 10 juli 2024
in de zaak van

1.[eiseres sub 1] ,2. [eiser sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] , (vrouwelijk enkelvoud)
gemachtigde: mr. K. Eemten ,
tegen

1.[ged sub 1] ,2. [ged sub 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] , (mannelijk enkelvoud)
gemachtigde: mr. J. van Andel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 januari 2024 en de daarin genoemde processtukken
- de akte overlegging producties 20 en 21 van [eisers]
- de akte overlegging producties 3 t/m 10 van [gedaagden]
- de mondelinge behandeling van 21 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] is in juni 2020 eigenaar geworden van het perceel grond met woonhuis en verdere toebehoren, gelegen aan de [adres woning] (hierna: de woning). In de informatiebrochure die in 2020 door de toenmalige verkoper is opgesteld, wordt geen melding gemaakt van de aanwezigheid van vloerverwarming op de begane grond (productie 15 [eisers] ).
2.2.
In het voorjaar van 2022 heeft [gedaagden] de woning te koop aangeboden via een makelaar. Ten behoeve van de verkoop is een verkoopadvertentie opgesteld (hierna: de verkoopadvertentie, productie 1 [eisers] ). In de verkoopadvertentie is – onder meer – het volgende opgenomen:
“(…) De woning is volledig geïsoleerd, op elke verdieping van pvc vloeren voorzien en op de begane grond is tevens vloerverwarming aanwezig.
(…)
Begane grond:
(…) De gehele benedenverdieping is voorzien van vloerverwarming met een pvc vloer, optimaal genieten dus!
(…)
Bijzonderheden:
(…)
- pvc vloeren met vloerverwarming;”
2.3.
In een door [gedaagden] ingevulde “Vragenlijst voor de verkoop van een woning”, opgesteld door de NVM, (hierna ook: de vragenlijst, productie 13 [eisers] ) is onder meer het volgende opgenomen:

7. Installaties
(…)f. Heeft u vloerverwarming in de woning?
Ja [x]Nee [ ]
Zo ja, waar? :
Begane grond
(…)l. Zijn er gebreken aan de (technische) installaties? Ja [ ]
Nee [x]
Zo ja, welke? : “
2.4.
[eisers] heeft interesse getoond in de woning en de woning tweemaal bezichtigd.
2.5.
Op 3, althans 5 maart 2022 heeft [eisers] de woning van [gedaagden] gekocht voor een bedrag van € 450.100,00. De door partijen ondertekende koopovereenkomst (productie 2 [eisers] ), opgesteld volgens het “model koopovereenkomst voor een bestaande eengezinswoning (model 2021)” van de NVM, bevat onder meer de volgende bepalingen:

artikel 6 Staat van de onroerende zaak/Gebruik
6.1.
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze koopovereenkomst bevindt, derhalve met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, (…) zichtbare en onzichtbare gebreken (…). Koper aanvaardt deze staat.
(…)
6.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:
woonhuis(…)
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn. Gebreken die het normale gebruik belemmeren en die aan koper bekend of kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst komen voor rekening en risico van koper.
Voor gebreken die het normale gebruik belemmeren en die niet aan koper bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst is verkoper uitsluitend aansprakelijk voor de herstelkosten. Bij het vaststellen van de herstelkosten wordt rekening gehouden met de aftrek ‘nieuw voor oud’.
Verkoper is niet aansprakelijk voor overige (aanvullende) schade, tenzij verkoper een verwijt treft.”
2.6.
Bij akte van 11 november 2022 (productie 1 [gedaagden] ) is de woning aan [eisers] geleverd. In de leveringsakte is bepaald dat de woning geleverd wordt in de feitelijke staat waarin deze zich ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst bevond.
2.7.
Na de levering van de woning heeft [eisers] het volgende WhatsApp-bericht naar [gedaagden] gestuurd (productie 4 [eisers] ):
“[W]e wilden ook vragen of je even mee wilt kijken naar de vloerverwarming als je er toch bent want die kregen wij niet aan”.
Hierop heeft [gedaagden] als volgt gereageerd (productie 3 [gedaagden] ):
“Voor de vloerverwarming. Daar weet ik niet heel veel van, kan zeker wel even kijken voor jullie maar zoals we al zeiden, wij hebben hem nooit aangehad haha. Ik zal even kijken en anders misschien even een loodgieter die verstand van vloerverwarmingen heeft er naar laten kijken :)”
Weer later heeft [gedaagden] het volgende WhatsApp-bericht naar [eisers] gestuurd (productie 3 [gedaagden] ):
“Zoals we al eerder meerdere malen hebben vermeld over de vloerverwarming. Deze hebben wij nooit aangehad. We hebben hem alleen werkend gezien tijdens de inspectie toen wij het huis kochten. Omdat wij het allemaal veel te warm vonden hebben we deze letterlijk 2 jaar niet aangeraakt en weten we ook niet hoe die werkt. Dit was ook bij jullie bekend toen de bezichtigingen hadden / persoonlijk vertelt tijdens de 2de bezichtiging toen jij het voor het eerst kwam bekijken en ook bij de eind inspectie is dit vermeld. (…)”
2.8.
Op 28 november 2022 heeft [eisers] [gedaagden] in gebreke gesteld in verband met een defecte vloerverwarmingsinstallatie (productie 5 [eisers] ).
2.9.
De door [eisers] ingeschakelde aankoopmakelaar heeft op 7 december 2022 in een e-mail aan de door [gedaagden] ingeschakelde verkoopmakelaar geschreven (productie 3 [gedaagden] ):
“(…) Inderdaad geven zij aan dat de verkopers aangeven dat de vloerverwarming niet aan was geweest. Om die reden hebben we tijdens de inspectie gevraagd de warmtebronnen aan te zetten, en einde inspectie was het warm. Hiermee is een verkeerde aanname gewekt. Nu blijkt dat deze niet eens aangesloten is en de vermoedelijke aansluitkosten zijn 1000,00.”
2.10.
Bij brief van 24 januari 2023 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagden] een termijn van drie weken gesteld om de gebreken aan de vloerverwarming te verhelpen (productie 8 [eisers] ). Nadat [gedaagden] niet binnen de gestelde termijn is overgegaan tot het verhelpen van de gebreken aan de vloerverwarming, heeft de gemachtigde van [eisers] een omzettingsverklaring in de zin van artikel 6:87 BW uitgebracht (productie 9 [eisers] ).
2.11.
In opdracht van [eisers] heeft technisch [installatiebureau] (hierna: [installatiebureau] ) een offerte uitgebracht voor:
 het frezen van de vloerverwarming;
 het plaatsen van de nieuwe groepen verdeler 6-groeps;
 het inlopen van de vloerverwarming slang;
 het aansluiten van de groepenverdeler op de oude-installatie.
De kosten voor deze werkzaamheden bedragen € 5.072,74 (inclusief btw).
2.12.
[installatiebureau] heeft op 20 april 2023 in een e-mail aan [eisers] geschreven (productie 11 [eisers] ):
“Conform ons bezoek d.d. 29 maart j.l. zijn we tot de conclusie gekomen dat de vloerverwarmingsslangen in de vloer in zeer slechte staat zijn.
Wij hebben de vloerverwarming afgeperst en geconstateerd dat er een lekkages in zitten.
Gezien de slechte staat van de verdeler en de slangen is een lokale reparatie technisch niet mogelijk. Daarnaast hebben wij geconstateerd dat de verdeler lange tijd niet gebruik is.
Dit is zeer slecht voor de kunststof slangen.
Dus we kunnen niet anders dan de vloerverwarming in zijn geheel opnieuw te maken.”
2.13.
Bij e-mail van 27 juni 2023 heeft de gemachtigde van [gedaagden] bericht dat [gedaagden] niet zal voldoen aan de sommaties van [eisers] , omdat hij zijn verplichtingen is nagekomen en van non-conformiteit geen sprake is (productie 10 [gedaagden] ).
2.14.
Op enig moment is [eisers] in contact gekomen met de rechtsvoorganger van [gedaagden] , de heer [naam 1] . [naam 1] heeft de woning in 2020 verkocht en geleverd aan [gedaagden] Hij heeft in een niet gedateerd bericht aan [eisers] geschreven:
“Ik heb inderdaad in dit huis gewoond [de kantonrechter begrijp: de woning]. Echter toen wij hierin kwamen wonen werkte de vloerverwarming al niet meer. De bewoners hiervoor hebben mogelijk dit al dicht laten zetten.”

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagden] veroordeelt:
I. tot betaling van € 17.746,90, althans een goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2023, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele betaling,
II. tot betaling van € 933,27 aan buitengerechtelijke incassokosten, althans een goede justitie te bepalen bedrag,
III. in de proceskosten.
3.2.
Primair legt [eisers] aan haar vorderingen ten grondslag dat sprake is van non-conformiteit bij de levering van de woning en vordert zij vervangende schadevergoeding. De woning, meer in het bijzonder de vloerverwarming, bezit niet de eigenschappen die [eisers] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Subsidiair stelt [eisers] dat zij heeft gedwaald en legt zij nadeelcompensatie ten grondslag aan haar vordering.
3.3.
[gedaagden] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisers] , dan wel tot afwijzing van haar vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid [eisers]
4.1.
Aan zijn conclusie tot niet-ontvankelijkheid legt [gedaagden] ten grondslag dat de dagvaarding is uitgebracht op naam van [naam 2] en [naam 3] . Bij de akte van levering zijn partij: [naam 4] en [naam 5] . Dat zijn, zo meent [gedaagden] , andere personen.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. De vraag wie als eisende partij optreedt, vergt uitleg van het exploot waarmee de desbetreffende instantie wordt ingeleid. Ingevolge artikel 3:59 BW zijn de artikelen 3:33 en 3:35 BW op deze uitleg overeenkomstig van toepassing. In verband met de aard van het exploot van dagvaarding en de belangen van de wederpartij moeten echter strenge eisen worden gesteld aan de duidelijkheid van de formulering van het exploot en meer in het bijzonder aan de omschrijving van de identiteit van degene op wiens verzoek het wordt uitgebracht. [1] Ter zitting heeft [gedaagden] op vragen van de kantonrechter bevestigd dat [eisers] , die ook ter zitting is verschenen, de kopers van de woning waren. Daarmee is feitelijk al de grondslag onder het beroep op niet-ontvankelijkheid komen te vervallen. Aan [gedaagden] kan wel worden toegegeven dat [eisers] met meer precisie dan zij heeft gedaan de partijnamen had kunnen formuleren. Echter, het exploot van dagvaarding, gelezen in combinatie met de tevens overgelegde producties, maakt dat geen enkele twijfel kan bestaan over de identiteit van [eisers] en dat zij ook degene was die de woning van [gedaagden] heeft gekocht. Het beroep op niet-ontvankelijkheid faalt daarom.
Vergoedingsaanspraak [eisers]
4.3.
Het gaat in deze zaak in de kern om de vraag of [eisers] als koper van de woning recht heeft op enige vergoeding van [gedaagden] vanwege de omstandigheid dat de vloerverwarming in de woning niet functioneert en feitelijk is afgesloten. Bij deze beoordeling neemt de kantonrechter tot uitgangspunt dat de vloerverwarming, op het moment dat de koopovereenkomst tussen [eisers] en [gedaagden] tot stand kwam, al niet meer functioneerde.
De relevante beoordelingskaders
Non-conformiteit
4.4.
De primaire grondslag van [eisers] is gebaseerd op non-conformiteit. Daarvan is sprake als de woning niet de eigenschappen bezit die [eisers] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Non-conformiteit levert een tekortkoming in de nakoming op, op grond waarvan de schuldenaar verplicht is de schade die de schuldeiser daardoor lijdt te vergoeden (artikel 6:74 lid 1 BW).
4.5.
De wettelijke regeling van (non-)conformiteit houdt in dat een afgeleverde zaak aan de overeenkomst dient te beantwoorden en dat dit niet het geval is indien de zaak, mede gelet op de aard ervan en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien (artikel 7:17 BW).
4.6.
Partijen zijn van deze wettelijke regeling (van regelend recht) afgeweken in de artikelen 6.1 en 6.3 van de volgens het NVM-model opgestelde koopovereenkomst. De bepalingen van de koopovereenkomst wijken in die zin af van de wettelijke regeling dat afgesproken is dat het verkochte de feitelijke eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van het verkochte als woonhuis nodig zijn, behoudens voor zover deze aan [eisers] bekend of kenbaar waren op het moment van het tot stand komen van de overeenkomst, en dat [gedaagden] niet instaat voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn.
4.7.
Voor de uitleg van het begrip ‘
normaal gebruik als woonhuis’als bedoeld in artikel 6.3 van de koopovereenkomst sluiten beide partijen aan bij hetgeen daaronder naar gangbaar spraakgebruik wordt verstaan. Dit komt erop neer dat in de woning gewoond moet kunnen worden op een voldoende veilige manier, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder dat het woongenot wezenlijk wordt aangetast. Bij het gerechtvaardigd verwachtingspatroon van [eisers] over het normaal gebruik speelt in het onderhavige geval een rol dat de woning is gebouwd in 1993. Bij de koop van een woning van deze leeftijd (circa 30 jaar) zal de koper rekening moeten houden met slijtage, verouderde materialen en verouderde installaties, ook al was dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet direct zichtbaar.
4.8.
Indien de aanwezigheid van het gebrek niet in de weg staat aan normaal gebruik van de zaak, kan toch sprake zijn van non-conformiteit als de koper op grond van uitdrukkelijke mededelingen van de verkoper meer mocht verwachten dan hetgeen naar objectieve maatstaven voor normaal gebruik van de gekochte woning nodig is. Ook bij non-conformiteit geldt dat een verkoper die een op hem rustende mededelingsplicht heeft geschonden, in beginsel niet aan de koper kan tegenwerpen dat hij te weinig onderzoek heeft gedaan.
Dwaling
4.9.
In artikel 6:228 lid 1 BW is – onder meer – bepaald dat een overeenkomst die tot stand is gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten vernietigbaar is:
a. indien de dwaling is te wijten aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten,
b. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten.
4.10.
De vernietiging kan niet worden gebaseerd op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven (artikel 6:228 lid 2 BW). De in het verkeer geldende opvattingen kunnen meebrengen dat de dwaling voor rekening van de dwalende behoort te blijven indien hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan om een onjuiste voorstelling van zaken te voorkomen. Het is echter vaste jurisprudentie dat de redelijkheid en billijkheid zich er in beginsel tegen verzetten dat een partij op wie een mededelingsplicht rust ter afwering van een beroep op dwaling aanvoert dat de dwalende het ontstaan van de onjuiste voorstelling (mede) aan zichzelf heeft te wijten. Als het beroep op dwaling succesvol is, kan de rechter op verlangen van een van de partijen de gevolgen van de overeenkomst wijzigen ter opheffing van het nadeel dat de tot vernietiging bevoegde bij instandhouding van de overeenkomst lijdt (6:230 lid 2 BW).
Vloerverwarming non-conform?
4.11.
De kantonrechter overweegt dat [eisers] de grondslag van de vordering heeft gebaseerd op artikel 7:17 BW, waarbij zij ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de in de koopovereenkomst opgenomen afwijkende regeling. Ter zitting heeft de kantonrechter met partijen besproken in hoeverre sprake is van non-conformiteit in het licht van de tussen partijen overeengekomen regeling die is opgenomen in de artikelen 6.1 en 6.3 van de koopovereenkomst.
4.12.
[eisers] heeft ter zitting verklaard dat de woning niet normaal gebruikt kan worden, omdat de vloerverwarming niet functioneert. Daarentegen heeft zij ook ter zitting verklaard dat op de begane grond twee werkende radiatoren aanwezig zijn, die voorzien in voldoende warmteafgifte om de begane grond van de woning te verwarmen. Dit laatste is ook door [gedaagden] ter zitting bevestigd. [gedaagden] heeft verklaard dat die twee radiatoren voldoende waren voor de begane grond. Gezien het voorgaande, is de kantonrechter van oordeel dat de niet functionerende vloerwarming geen non-conformiteit oplevert in de zin van de artikelen 6.1 en 6.3 van de koopovereenkomst. Hiertoe is redengevend dat de niet functionerende vloerverwarming geen belemmering van het normale gebruik van de woning oplevert. Niet kan worden gezegd dat hierdoor niet voldoende veilig, met een redelijke mate van duurzaamheid en zonder een wezenlijke aantasting van het woongenot in de woning gewoond kan worden. Integendeel zelfs, uit de eigen verklaring van [eisers] volgt dat de woning voldoende warm gestookt kan worden via de aanwezige radiatoren.
4.13.
De kantonrechter is verder van oordeel dat [eisers] op grond van mededelingen van [gedaagden] niet meer mocht verwachten dan hetgeen naar objectieve maatstaven voor normaal gebruik van de gekochte woning nodig is. De primaire grondslag kan de vorderingen van [eisers] dan ook niet dragen.
Heeft [eisers] gedwaald?
4.14.
Aangezien het beroep op non-conformiteit niet slaagt, moet de kantonrechter beoordelen of het (subsidiaire) beroep van [eisers] op dwaling alsnog leidt tot een betalingsverplichting van [gedaagden] [eisers] beoogt met dit beroep (de gevolgen van de) koopovereenkomst zo te wijzigen dat de koopprijs wordt verminderd met de herstelkosten van de niet functionerende vloerverwarming.
4.15.
Ter zitting heeft [eisers] haar beroep op dwaling verruimd. Concreet verwijt zij dat [gedaagden] bekend was met de niet functionerende vloerverwarming en daarover onjuiste inlichtingen heeft verstrekt en informatie heeft achtergehouden. [eisers] onderbouwt haar stellingen door te wijzen op de inhoud van de verkoopadvertentie en de vragenlijst. [gedaagden] heeft de onjuiste inlichting verstrekt dat een functionerende vloerverwarming aanwezig is op de begane grond. Tijdens de bezichtigingen die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de sluiting van de koopovereenkomst, heeft [gedaagden] enkel gemeld dat hij de vloerverwarming zelf niet heeft gebruikt. Het had, zo stelt [eisers] , op de weg van [gedaagden] gelegen om daarbij ook te melden dat de vloerverwarming niet functioneerde.
4.16.
De kantonrechter overweegt als volgt. Met [gedaagden] is de kantonrechter van oordeel dat hij geen mededelingsplicht heeft geschonden. Gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] , staat niet vast dat [gedaagden] voor het sluiten van de koopovereenkomst wist dat de vloerverwarming niet functioneerde. [eisers] heeft die stelling ook onvoldoende onderbouwd, zodat nadere bewijslevering niet aan de orde is. Daarbij heeft [eisers] ook geen relevant bewijsaanbod gedaan.
4.17.
De kantonrechter is echter wel van oordeel dat [gedaagden] foutieve informatie over de vloerverwarming heeft verstrekt, waardoor bij [eisers] , voorafgaand aan het sluiten van de koopovereenkomst een onjuiste voorstelling van zaken is ontstaan. De informatie die [gedaagden] heeft verstrekt via de verkoopadvertentie en de vragenlijst kan namelijk niet anders worden begrepen dan dat sprake is van een functionerende vloerverwarming. Dat volgt met name uit deze mededeling die is opgenomen in de verkoopadvertentie: “
de gehele benedenverdieping is voorzien van vloerverwarming met een pvc vloer,optimaal genieten dus![onderstreping kantonrechter]” De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden] meer terughoudendheid had moeten betrachten, als hij niet uit eigen ervaring kan verklaren over de werking van de vloerverwarming. Hierbij betrekt de kantonrechter ook de omstandigheid dat de partij die de woning aan [gedaagden] heeft verkocht niet heeft geadverteerd met vloerverwarming en onweersproken heeft verklaard dat de vloerverwarming reeds was afgekoppeld.
4.18.
Voor een geslaagd beroep op dwaling is echter vereist dat tussen de dwaling en het aangaan van de overeenkomst causaal verband bestaat. [eisers] stelt dat zij een lagere prijs voor de woning had betaald, indien zij had geweten dat de vloerverwarming niet zou functioneren. [gedaagden] betwist dat causaal verband.
4.19.
De kantonrechter overweegt dat de koper bij voldoende betwisting aannemelijk moet maken dat hij zonder de dwaling de overeenkomst, of een of meer door hem aan te wijzen onderdelen daarvan, niet of niet onder dezelfde voorwaarden zou hebben gesloten. [2] De kantonrechter is van oordeel dat [eisers] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij zonder de onjuiste voorstelling van zaken de overeenkomst onder andere voorwaarden zou hebben gesloten. [eisers] heeft namelijk niet weersproken dat reeds na de eerste bezichtiging van de woning een bod is uitgebracht zonder dat daarbij enig voorbehoud is gemaakt. Aangezien de woning normaal gebruikt kan worden, in die zin dat de begane grond behaaglijk warm wordt ook gedurende de wintermaanden, is onvoldoende aannemelijk dat de niet functionerende vloerverwarming invloed heeft gehad op de aankoopbeslissing van [eisers] . Gelet hierop zal de kantonrechter ook de op dwaling gebaseerde vorderingen van [eisers] afwijzen.
Slotsom en proceskosten
4.20.
Gezien het voorgaande wijst de kantonrechter de vorderingen van [eisers] af.
4.21.
Aangezien [gedaagden] een ongegrond niet-ontvankelijkheidsverweer heeft gevoerd, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2024.
51588 / 46409

Voetnoten

1.Vgl. HR 22 oktober 2004, NJ 2006/202 (Brink/ABN AMRO), rov. 3.4 onder c.
2.Vgl. HR 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1046, rov. 3.6.3 en de daar genoemde jurisprudentie.