ECLI:NL:RBGEL:2024:6420

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
23 september 2024
Zaaknummer
10455803
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschil over de verwijdering van een pruimenboom en snoeien van een boswilg

In deze zaak, die voor de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een burenconflict tussen [eiser] en [gedaagde] over de aanwezigheid van een pruimenboom en een boswilg in de tuin van [gedaagde]. [eiser] stelt dat de pruimenboom te dicht bij de erfgrens staat en vordert de verwijdering ervan, evenals het snoeien van de boswilg. [gedaagde] betwist deze vorderingen en stelt in reconventie dat [eiser] schade heeft veroorzaakt door zware takken in haar tuin te gooien. De mondelinge behandeling vond plaats op 26 maart 2024, waarbij partijen overeenkwamen om het kadaster in te schakelen voor het vaststellen van de erfgrens. De kantonrechter oordeelt dat de pruimenboom inderdaad binnen de verboden afstand van 50 cm van de erfgrens staat en moet worden verwijderd, ondanks de emotionele waarde die de boom voor [gedaagde] heeft. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie worden afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [eiser] schade heeft veroorzaakt. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] gedeeltelijk toe en legt een dwangsom op voor de verwijdering van de pruimenboom. De vorderingen met betrekking tot de boswilg worden afgewezen, omdat [eiser] zelf bevoegd is om de overhangende takken te snoeien na aanmaning. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10455803 \ CV EXPL 23-2659
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: thans mr. J.G. Oolderink-Olthof.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 augustus 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft op 26 maart 2024 plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat zij zelf het kadaster vragen om de erfgrens vast te stellen. Partijen hebben zich beide bij akte uitgelaten over de kadastrale bevindingen en de gevolgen daarvan voor hun vorderingen en verweren.
1.3.
Ten slotte is bepaald dat dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn buren van elkaar. In de tuin van [gedaagde] staan
een pruimenboom en een boswilg. [eiser] stelt overlast te ervaren van deze bomen. De boswilg heeft overhangende takken die zorgen voor minder zonlicht in zijn tuin. Ook ervaart hij (veel) overlast door afvallend blad, zaden en zaadlijsten. De pruimenboom zorgt voor afvallende vruchten en schaduw op zijn vlonder. Bovendien staat volgens [eiser] de pruimenboom te dicht bij de erfgrens. [eiser] vordert – kort samengevat - in conventie dat de pruimenboom door [gedaagde] moet worden verwijderd en dat zij de boswilg tweemaal per jaar moet snoeien. [gedaagde] stelt in reconventie dat [eiser] zware takken over bij haar de schutting heeft gegooid waardoor zij schade heeft geleden. Zij vordert vergoeding van deze schade. Ook vordert [gedaagde] een verklaring voor recht dat de pruimenboom niet te dicht bij de erfgrens staat en dat zij de eigenaar is van een strook grond en dat [eiser] de beschoeiing die haar daar heeft geplaatst moet aanpassen dan wel verwijderen. De kantonrechter zal de vorderingen [eiser] (gedeeltelijk) toewijzen. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zullen worden afgewezen. De kantonrechter legt hieronder uit waarom.

3.De beoordeling

In conventie
De pruimenboom
3.1.
[eiser] baseert zijn vordering om de pruimenboom te verwijderen op artikel 5:42 BW. Uit artikel 5:42 lid 1 BW blijkt dat het niet geoorloofd is om binnen de in lid 2 bepaalde afstand van de grenslijn van eens anders erf bomen, heesters of heggen te hebben, tenzij de eigenaar daartoe toestemming heeft gegeven of dat erf een openbare weg of een openbaar water is. Uit artikel 5:42 lid 2 BW volgt dat de in de lid 1 bedoelde afstand voor bomen twee meter bedraagt te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom, tenzij ingevolge een vordering of plaatselijke gewoonte een kleine afstand is toegelaten. Deze uitzondering doet zich hier voor. In Arnhem geldt namelijk in afwijking van de wettelijke regeling dat een boom zich niet binnen 50 cm van de grenslijn mag bevinden. Het kadaster heeft onderzoek verricht en hieruit blijkt dat de pruimenboom zich binnen een afstand van 50 cm van de grenslijn bevindt. Alhoewel [gedaagde] dit eerder in de procedure heeft betwist, is zij thans ook van oordeel dat de pruimenboom is geplaatst binnen de zogeheten verboden zone van artikel 5:42 BW. De pruimenboom dient in beginsel dan ook te worden verwijderd.
3.2.
[gedaagde] beroept zich op artikel 3:13 BW en stelt dat [eiser] misbruik maakt van zijn bevoegdheid door zijn eigendomsrechten uit te oefenen. Voorts beroept [gedaagde] zich erop dat het verwijderen van de boom in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. De pruimenboom heeft voor haar een grote emotionele waarde omdat de boom is geplant ter nagedachtenis aan haar overleden kindje. Volgens [gedaagde] is de pruimenboom inmiddels gesnoeid en heeft [eiser] geen belang (meer) bij het verwijderen van de boom. [eiser] betwist dat de pruimenboom zodanig is gesnoeid dat hij daarvan geen hinder meer van ondervindt.
3.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Nu [gedaagde] stelt dat [eiser] misbruik maakt van zijn bevoegdheid zal zij dit ook moeten aantonen. De kantonrechter is van oordeel dat zij hierin niet is geslaagd. Aangezien sprake is van een onrechtmatige toestand doordat de pruimenboom zich binnen 50 cm van de erfgrens bevindt en [eiser] stelt dat hij hinder ervaart door vallende vruchten en verminderde lichtinval. Dat [eiser] verwijdering van de pruimenboom vordert om zo een einde te maken aan de door hem ervaren hinder en om de onrechtmatige toestand op te heffen, lijkt te zijn ingegeven door de wens [eiser] om vrij zijn eigendomsrecht te kunnen uitoefenen. Van misbruik van bevoegdheid dan wel strijd met de redelijkheid en billijkheid is dan ook geen sprake. Het beroep op artikel 3:13 BW en op artikel 6:248 lid 2 BW wordt dan ook verworpen.
3.4.
Ten slotte heeft [gedaagde] verklaard dat zij met [eiser] heeft afgesproken dat in ruil voor het rooien van drie andere bomen in haar tuin, de pruimenboom mocht blijven staan. Dit wordt door [eiser] betwist. Gelet op de betwisting van [eiser] is het nu aan [gedaagde] om aan te tonen dat partijen deze afspraak hebben gemaakt. Immers gemaakte afspraken moeten worden nagekomen. [gedaagde] heeft hiervoor echter te weinig gesteld. Het bestaan van zo’n afspraak is dan ook niet vast komen te staan. Dit betekent dat deze stelling van [gedaagde] zal worden gepasseerd.
3.5.
Op basis van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat de pruimenboom, ondanks de emotionele waarde voor [gedaagde] , binnen één maand na betekening van dit vonnis zal moeten worden verwijderd. Tegen de door [eiser] gevorderde dwangsom heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. De gevorderde dwangsom komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. De kantonrechter zal de dwangsom wel maximeren zoals opgenomen in de beslissing.
De vervangende machtiging
3.6.
[eiser] vordert indien [gedaagde] de pruimenboom niet verwijderd én het maximum aan dwangsommen heeft verbeurd om een vervangende machtiging om zelf de pruimenboom te verwijderen. Nu de rechtsgrond voor deze vordering ontbreekt, zal de kantonrechter deze vordering afwijzen.
De boswilg
3.7.
[eiser] vordert dat [gedaagde] de boswilg snoeit en dat zij dit in de toekomst twee keer per jaar blijft doen op straffe van een dwangsom. Indien [gedaagde] hieraan geen gehoor geeft en het maximale bedrag aan dwangsommen is bereikt, vordert hij vervangende toestemming om de boswilg zelf te snoeien. [gedaagde] voert verweer.
3.8.
Op grond van artikel 5:44 BW kan iemand de eigenaar van een aangrenzend perceel aanmanen om de vanaf dat perceel overhangende takken te verwijderen. Indien de eigenaar van het aangrenzende perceel dat vervolgens niet doet, kan de eigenaar van het perceel waar de takken boven hangen de takken zelf verwijderen en zich toe-eigenen. Anders dan het standpunt van [eiser] , is de kantonrechter van oordeel dat dit artikel geen grondslag biedt om [gedaagde] te gebieden de overhangende takken te snoeien. Hiertoe is het volgende redengevend. Uit het bepaalde in artikel 5:44 BW volgt niet dat het hebben van een boom met overhangende takken zonder meer onrechtmatig is, noch dat de eigenaar van de boom gedwongen kan worden om die takken te verwijderen. Dit wetsartikel geeft slechts de nabuur het recht om zelf die takken weg te snoeien, indien hij eerst de eigenaar daartoe heeft aangemaand om dat te doen en die eigenaar dit nalaat. Dat sprake is van zodanige omstandigheden dat de boswilg zorgt voor een onrechtmatige toestand, is de kantonrechter niet gebleken. Ook is het de kantonrechter niet gebleken dat [eiser] de takken niet zelf kan snoeien of dat daarmee buitenproportionele kosten zijn gemoeid. Het beroep van [eiser] op het oordeel van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het arrest van 8 februari 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:935) gaat dan ook niet op.
3.9.
[eiser] is op grond van artikel 5:44 BW dan ook enkel gerechtigd om zelf tot snoeien over te gaan en zich de takken toe te eigenen als [gedaagde] ondanks aanmaning weigert de takken te snoeien. De vorderingen met betrekking tot het snoeien van de boswilg zullen dan ook worden afgewezen. Ook de door [eiser] gevorderde machtiging om zelf de boswilg te snoeien als [gedaagde] dit nalaat en het maximum aan dwangsommen is bereikt, zal worden afgewezen, nu artikel 5:44 BW [eiser] reeds de bevoegdheid toekent om na aanmaning de overhangende takken van de boswilg te verwijderen. Nu de vorderingen met betrekking tot het snoeien van de boswilg worden afgewezen zal er ook geen dwangsom worden opgelegd.
Betaling van de kosten
3.10.
[eiser] stelt dat hij kosten heeft gemaakt ter vaststelling van zijn schade en aansprakelijkheid. Hij heeft op eigen kosten snoeiadvies laten opstellen. Volgens [eiser] komen deze kosten voor vergoeding in aanmerking. Het gaat om een bedrag van in totaal € 411,40.
3.11.
Op grond van artikel 6:96 lid 2 BW komt als vermogensschade onder meer voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. Het door [eiser] overgelegde rapport van [bedrijf 1] van 16 juni 2021 bevat echter alleen scenario’s om de boswilg te snoeien, maar zegt niets over eventuele schade of aansprakelijkheid. Het beroep op artikel 6:96 lid 2 BW slaagt daarom niet. De vordering wordt daarom afgewezen.
In reconventie
Verklaring voor recht
3.12.
[gedaagde] vordert in reconventie om voor recht te verklaren dat haar bomen en/of heesters en planten niet te dicht bij de erfgrens staan. De kantonrechter wijst deze vordering af nu in conventie al is geoordeeld dat de pruimenboom te dicht bij de erfgrens staat. Ook is in conventie al geoordeeld dat het beroep op misbruik van recht dan wel de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet slaagt.
Schadevergoeding op te maken bij staat
3.13.
[gedaagde] stelt dat [eiser] door zware takken in haar tuin te gooien schade heeft veroorzaakt. Ter onderbouwing van haar stelling heeft zij een aantal foto’s overgelegd. Ook vordert zij verwijzing naar een schadestaatprocedure om de hoogte van de schade te laten vaststellen. [eiser] betwist dat hij schade heeft veroorzaakt. De kantonrechter is van oordeel dat uit de foto’s niet blijkt dat de schade is veroorzaakt door [eiser] . Het feit dat [gedaagde] naar eigen zeggen na het constateren van de schade de wijkagent heeft gebeld maakt dit niet anders. Immers de wijkagent heeft ook niet gezien dat [eiser] de schade heeft veroorzaakt. Nu niet vaststaat dat [eiser] de schade heeft veroorzaakt, zal de vordering worden afgewezen. De vordering tot verwijzing naar de schadestaatprocedure treft hetzelfde lot.
Strook grond en de beschoeiing
3.14.
[gedaagde] vordert in reconventie om voor recht te verklaren dat zij eigenaar is van een strook grond (van circa 12,5 centimeter). Daarnaast vordert zij dat [eiser] dient over te gaan tot het aanpassen van de beschoeiing, dan wel zodanig te verwijderen dat deze zich niet meer bevindt op grond van [gedaagde] een en ander op straffe van een dwangsom van € 500 per dag tot een maximum van € 5.000,00.
3.15.
De kantonrechter overweegt als volgt. [gedaagde] vordert het aanpassen dan wel verwijderen van de beschoeiing. Zij heeft haar vordering naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende onderbouwd. Het is niet duidelijk wat er mankeert aan de beschoeiing en waarom deze vervangen dan wel verwijderd moet worden. De juridische grondslag waarop de vordering is gebaseerd ontbreekt eveneens. De vordering om voor recht te verklaren dat zij eigenaar is van de strook grond van circa 12,5 centimeter zal ook worden afgewezen nu [gedaagde] hiervoor, gelet op de betwisting van [eiser] , onvoldoende rechtsfeiten heeft gesteld.
De kosten in conventie en reconventie
3.16.
Partijen worden over en weer (deels) in het ongelijk gesteld. Daarom dienen zij allebei hun eigen proceskosten te dragen.

4.Slotopmerking

4.1.
De kantonrechter heeft tijdens de mondelinge behandeling gepoogd partijen nader tot elkaar te brengen. Dat is niet gelukt. Ook is het de kantonrechter gebleken dat partijen na de kadastrale meting geprobeerd hebben hun geschil onderling te beslechten. Ondanks dat partijen het over een aantal zaken eens zijn, werpen zij allebei nadere voorwaarden op die het geschil alleen maar verder compliceren. Aangezien partijen elkaars buren zijn geeft de kantonrechter partijen in overweging om alsnog – eventueel met behulp van mediation – hun onderlinge geschillen te beslechten.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen één maand na betekening van het te wijzen vonnis over te gaan tot het verwijderen van de pruimenboom in de achtertuin, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 2.500,00,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie
5.4.
wijst de vorderingen af;
in conventie en reconventie
5.5.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.D.R. Joppe en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.
61389