ECLI:NL:RBGEL:2024:6321

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
C/05/434644 / HA RK 24-60
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoeker wegens niet-tijdige betaling griffierecht in heropeningsprocedure vereffening

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Rozenbeek, had een verzoek ingediend tot heropening van de vereffening van een besloten vennootschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is betaald. De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat verzoeker het griffierecht niet binnen de voorgeschreven termijn van vier weken na indiening van het verzoekschrift heeft voldaan, zoals vereist door de Wet griffierechten burgerlijke zaken. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat mr. Rozenbeek, als ervaren advocaat, op de hoogte had moeten zijn van deze termijn en de gevolgen van een overschrijding daarvan. Er zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Bovendien heeft verzoeker niet alle vereiste stukken overgelegd, waaronder een actueel KvK-uittreksel van de vennootschap. De rechtbank concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 4 september 2024.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rekestnummer: C/05/434644 / HA RK 24-60
Beschikking van 4 september 2024
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. M.S. Rozenbeek te Haarlem.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het e-mailbericht van 26 januari 2024 van mr. Rozenbeek aan de rechtbank, met als bijlage een verzoek van de heer [verzoeker] tot heropening van de vereffening van nagenoemde vennootschap;
  • het e-mailbericht van 30 januari 2024 van de rechtbank aan mr. Rozenbeek;
  • het e-mailbericht van 30 januari 2024 van mr. Rozenbeek aan de rechtbank;
  • het e-mailbericht van 1 februari 2024 van de rechtbank aan mr. Rozenbeek;
  • het e-mailbericht van 27 maart 2024 van de rechtbank aan mr. Rozenbeek;
  • de brief van 2 april 2024 van mr. Rozenbeek aan de rechtbank, met 3 bijlagen;
  • de brief van 16 april 2024 van de rechtbank aan mr. Rozenbeek;
  • de brief van 1 mei 2024 van de rechtbank aan mr. Rozenbeek;
  • het e-mailbericht van 13 juni 2024 van mr. Rozenbeek aan de rechtbank, met 1 bijlage;
  • het e-mailbericht van 14 juni 2024 van de rechtbank aan mr. Rozenbeek;
  • de brief van 17 juli 2024 van de rechtbank aan mr. Rozenbeek;
  • het e-mailbericht van 25 juli 2024 van mr. Rozenbeek aan de rechtbank.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift strekt tot heropening van de vereffening van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [de vennootschap] , bij oprichting gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: de vennootschap), ex artikel 2:23c lid 1 BW.
2.2.
Bij brief van 16 april 2024 heeft de rechtbank aan mr. Rozenbeek medegedeeld dat het verzoekschrift op 15 april 2024 is ingeschreven. Tevens is vermeld dat het verzoekschrift niet voldoet aan de vereisten zoals vermeld in het procesreglement. De rechtbank heeft mr. Rozenbeek verzocht om het verzoekschrift binnen twee weken na dagtekening van de brief aan te vullen en gevraagd om de volgende stukken te verstrekken:
  • een actueel KvK-uittreksel;
  • een kopie van de laatste statuten.
2.3.
Bij brief van 1 mei 2024 heeft de rechtbank mr. Rozenbeek bericht nog geen reactie te hebben ontvangen op de brief van 16 april 2024 en hem in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 15 mei 2024 de gevraagde stukken te overleggen.
2.4.
Bij e-mail van 13 juni 2024 heeft mr. Rozenbeek statuten van de vennootschap overgelegd.
2.5.
Bij brief van 17 juli 2024 heeft de rechtbank mr. Rozenbeek, kort gezegd, onder verwijzing naar artikel 282a Rv, erop geattendeerd dat het verschuldigde griffierecht niet tijdig is ontvangen en dat dit in beginsel ertoe leidt dat verzoeker in zijn verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank heeft mr. Rozenbeek gedurende twee weken in de gelegenheid gesteld om daarop schriftelijk te reageren.
2.6.
Bij e-mail van 25 juli 2024 heeft mr. Rozenbeek de rechtbank bericht dat het griffiegeld op 13 juni 2024 van zijn rekening is afgeschreven en verzocht een en ander na te zien.
2.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat voor de indiening van het verzoekschrift griffierecht is verschuldigd. Verzoeker heeft het verschuldigde griffierecht niet binnen vier weken na indiening van het verzoekschrift betaald, zoals is voorgeschreven in artikel 3 lid 4 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken. Een advocaat dient op grond van zijn/haar deskundigheid en kennis ten aanzien van de procedure op de hoogte te zijn van de in genoemd wetsartikel genoemde termijn en van de verstrekkende gevolgen die de wet verbindt aan overschrijding daarvan. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Mr. Rozenbeek had, teneinde te zorgen voor tijdige betaling van het griffierecht, tijdig actie kunnen en moeten ondernemen om in het bezit te komen van de voor de betaling benodigde gegevens (Hoge Raad 10 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU5603). Voorts zijn geen feiten of omstandigheden gesteld of gebleken op grond waarvan geoordeeld dient te worden dat niet-ontvankelijkverklaring, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, zoals bedoeld in artikel 282a lid 4 Rv. Bij het voorgaande komt dat mr. Rozenbeek niet alle op grond van het procesreglement vereiste stukken heeft overgelegd (actueel KvK-uittreksel van de vennootschap), nog daargelaten dat de statuten van de vennootschap niet tijdig zijn overgelegd. In het midden kan dan ook blijven of het verzoekschrift overigens aan de wettelijke vereisten voldoet.
2.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 4 september 2024.