Uitspraak
RECHTBANK Gelderland
1.[eis in conv/verw in reconv sub 1] ,
[eis in conv/verw in reconv sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
- het bouwjaar van de woning 2004 is,
- en er een gastenverblijf is,
“(…)
woning bekeken.
Achter de vraag: “Wat is het bouwjaar?” staat: “1958”.
Achter de vraag: “Zijn er grote verbouwingen of uitbreidingen geweest?” staat:
“nee”.
Achter de vraag “Wie heeft de gebruiksoppervlakten gemeten?” staat: “Taxateur”
In het rapport staat dat de gebruiksoppervlakten zijn gemeten volgens de BBMI en dat de taxateur de fundering van de woning niet heeft gekeurd.
€ 1.541,-- aan buitengerechtelijke kosten alsmede de kosten van deze procedure.
Indien zij had geweten dat:
- de woning niet dateert van 2004 maar van 1958
- het gebruiksoppervlak/woonoppervlak substantieel kleiner zou zijn
- de woning is geregistreerd als recreatiewoning waarin permanente bewoning is toegestaan, waardoor de woning alleen tegen een hogere rente te financieren is, en
- de woning zeker € 65.000,-- minder waard moet worden geacht,
[eisers in conv/verw in reconv] heeft zijn mededelingsplicht geschonden.
Voor zover [eisers in conv/verw in reconv] bewust verkeerde inlichtingen heeft verstrekt (onder meer) ten aanzien van de fundering, bepaalde muren en de bestemming van de woning, is tevens sprake van bedrog.
Zij is geen buitengerechtelijke kosten verschuldigd omdat zij de overeenkomst al eerder had vernietigd dan wel ontbonden. De buitengerechtelijke kosten zijn niet nader onderbouwd.
Zij verzoekt subsidiair de kosten en rente te matigen naar een symbolisch bedrag.
a. voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen is vernietigd, althans is ontbonden,
Daarnaast voert zij het volgende aan.
[ged in conv/eis in reconv] heeft ten onrechte de buitengerechtelijke vernietiging / ontbinding van de overeenkomst ingeroepen.
4.De beoordeling
1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
a. indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
[eisers in conv/verw in reconv] heeft ter zitting niet kunnen aangeven of de oude fundering in 2004 helemaal is gesloopt dan wel of de nieuwe funderering vast zit aan de oorspronkelijke fundering.
De door [ged in conv/eis in reconv] ingeschakelde taxateur heeft geen onderzoek gedaan naar de fundering. Dit komt voor rekening en risico van [ged in conv/eis in reconv] . De rechtbank kan dan ook niet tot het oordeel komen dat de woning over een oppervlakte van 40m² rust op een fundering uit 1958.
Dit betekent dat op zijn minst aannemelijk is dat [ged in conv/eis in reconv] de woning van [eisers in conv/verw in reconv] voor een marktconforme prijs heeft gekocht en de taxateur van [ged in conv/eis in reconv] de woning voor een te laag bedrag heeft gewaardeerd. Feiten waaruit blijkt dat de, voor de tweede maal gerealiseerde, verkoopprijs niet de waarde van de woning vertegenwoordigt (anders dan het taxatierapportvan de taxateur van [ged in conv/eis in reconv] , dat daartoe niet volstaat) zijn door [ged in conv/eis in reconv] niet gesteld. Onder deze omstandigheden heeft [ged in conv/eis in reconv] dus niet gedwaald over de waarde van de door haar gekochte woning, nog daargelaten of aan de overige voorwaarden voor een succesvol beroep op dwaling is voldaan.
Dit betekent dat er in zoverre geen sprake is van een overeenkomst die bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten. Dit staat aan een geslaagd beroep op dwaling in de weg.
Dit betekent dat de op die grond gebaseerd buitengerechtelijke vernietiging van de koopovereenkomst door [ged in conv/eis in reconv] rechtens geen effect heeft.
Een andere zaak dan is overeengekomen of een zaak van een andere soort, beantwoordt evenmin aan de overeenkomst. Hetzelfde geldt indien het afgeleverde in getal, maat of gewicht van het overeengekomene afwijkt, aldus het derde lid van dit wetsartikel.
In artikel 11 lid 2 van de koopovereenkomst is sprake van een boetebeding als bedoeld in artikel 6:91 BW, dat wil zeggen een beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekort schiet, gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 27 april 2007 (ECLI:NL:HR:2007:AZ6638) overwogen dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, waarbij niet alleen zal moeten worden gelet op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen. In zijn arrest van 13 juli 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BW4986) heeft de Hoge Raad daaraan toegevoegd dat de omstandigheden van het geval uiteindelijk beslissend zijn en niets de rechter verhindert om in dat verband gewicht toe te kennen aan de hoedanigheid van partijen.
€ 300.000,--. Het betreft de woning gelegen aan de [adres 1] alsmede de woning gelegen aan de [adres 2] . Zijn dochter kon een hypotheek krijgen van
€ 230.000,--.Indien de levering aan [ged in conv/eis in reconv] was doorgegaan had hij € 70.000,-- moeten bijdragen aan de aanschaf van een van de woningen die zijn dochter op het oog had.
Na de geslaagde verkoop van de bungalow aan een derde, heeft zijn dochter een andere woning kunnen kopen voor een bedrag van € 335.000,--. Hij heeft daardoor € 35.000,-- meer moeten bijdragen in de aankoop van de woning van zijn dochter dan het geval zou zijn geweest indien [ged in conv/eis in reconv] de woning had afgenomen, aldus [eisers in conv/verw in reconv]
Niet aannemelijk is dat de dochter van [eisers in conv/verw in reconv] indien [ged in conv/eis in reconv] de woning wel in augustus 2023 zou hebben afgenomen er wel in zou zijn geslaagd om een van beide woningen zoals hier vermeld voor een bedrag van € 300.000,-- te kopen. Immers, tussen partijen is niet in geschil dat de woningmarkt in Utrecht in 2023 was verhit en dat aspirant kopers toen veelal (in aanzienlijke mate) boven de vraagprijs moesten bieden om voor de woning in aanmerking te komen. Dit betekent dat [eisers in conv/verw in reconv] in het geval dat zijn dochter met succes een van beide woningen zou hebben kunnen kopen, hij aanzienlijk meer dan een bedrag van € 70.000,-- zou moeten hebben bijdragen in de aankoop van de woning. Bij deze stand van zaken is de stelling van [eisers in conv/verw in reconv] dat hij, zonder te tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [ged in conv/eis in reconv] en de ontbinding, € 35.000,00 minder had hoeven bijdragen aan de koopsom van de nieuwe woning van zijn dochter, onvoldoende onderbouwd. Dit nog daargelaten of een eventuele hogere bijdrage in de koopsom van de woning van de dochter als eigen schade van [eisers in conv/verw in reconv] kan worden beschouwd, hetgeen door [ged in conv/eis in reconv] eveneens is betwist. Bij de beoordeling wordt met dit deel van de gestelde schade van [eisers in conv/verw in reconv] daarom geen rekening gehouden.
€ 975,00 toe.
€ 139,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)