ECLI:NL:RBGEL:2024:6183
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontuchtpleging met minderjarig kind na onvoldoende bewijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 5 juli 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn minderjarig kind. De tenlastelegging omvatte verschillende seksuele handelingen die de verdachte zou hebben gepleegd tussen 1 augustus 2014 en 16 april 2018. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 56 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de aangifte van het slachtoffer, de dochter van de verdachte, beoordeeld en geconcludeerd dat deze onvoldoende werd ondersteund door ander bewijs. De rechtbank benadrukte dat in zedenzaken vaak alleen de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte voorhanden zijn, en dat er naast de verklaring van het slachtoffer ook steunbewijs nodig is voor een bewezenverklaring. In dit geval was er onvoldoende overlap tussen de verklaringen van het slachtoffer en haar zus, die ook getuige was van enkele gebeurtenissen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de zus niet als steunbewijs kon dienen, waardoor de aangifte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten draagt.