ECLI:NL:RBGEL:2024:6165

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
9 september 2024
Zaaknummer
10989910
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen tot indexatie van pensioen door werkgever op basis van pensioenreglement

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en zijn werkgever, Bidfood B.V., over de indexatie van pensioen. De eiser vorderde dat Bidfood gehouden zou zijn om zijn pensioen vanaf 1 januari 2016 te indexeren, gelijk aan de verhogingen van het AHOLD Pensioenfonds. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de eiser geen recht heeft op de gevorderde indexatie. De beslissing is gebaseerd op het pensioenreglement van 10 november 2015, waarin is bepaald dat de jaarlijkse indexering afhankelijk is van de beschikbare middelen en de discretionaire bevoegdheid van de werkgever. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bestemmingsreserve voor indexatie is opgeheven en dat de dekkingsgraad van de pensioenvoorziening onvoldoende is om indexatie te rechtvaardigen. De eiser werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 408,00 aan salaris voor de gemachtigden en € 102,00 aan nakosten. De uitspraak is openbaar gedaan en de kantonrechter heeft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10989910 \ CV EXPL 24-2340
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 13 augustus 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.R.V.L. Kicken CPL
tegen
BIDFOOD B.V.,
te Ede,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Bidfood,
gemachtigden: mr. K. van Baarle en prof. mr. drs. M. Heemskerk EPP CFP®.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 22 mei 2024.
1.2.
Op 13 augustus 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

2.De beslissing

De kantonrechter,
2.1.
wijst de vorderingen af,
2.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van Bidfood, vastgesteld op € 408,00 aan salaris voor de gemachtigden en € 102,00 aan nakosten, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
2.3.
verklaart de onder 2.2. bedoelde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
3.2.
[eiser] heeft bij dagvaarding het volgende gevorderd:
a. voor recht te verklaren dat Bidfood vanaf 1 januari 2016 gehouden is en blijft tot het faciliteren van de indexatie/toeslagverlening van de door [eiser] tot 15 juli 2012 opgebouwde pensioenaanspraken bij Zwitserleven conform en gelijk aan de verhogingen van het AHOLD Pensioenfonds, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen maatstaf;
b. Bidfood te veroordelen tot nakoming, facilitering en financiering van de onder a. bedoelde indexatieafspraken en wel met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,00 per dag na betekening van dit vonnis dat Bidfood niet aan het vonnis voldoet;
c. Bidfood te veroordelen in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en – voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen voornoemde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf deze termijn, alsmede de nakosten.
3.3.
Voor de verhouding tussen [eiser] en Bidfood is bepalend het pensioenreglement van 10 november 2015. Voor wat betreft de jaarlijkse indexering is in artikel 10 van het pensioenreglement een voorwaardelijk recht op toeslagen voor pensioengerechtigden opgenomen. Daarin is bepaald onder
(2) Ambitiedat op pensioenrechten en pensioenaanspraken van pensioengerechtigden in beginsel jaarlijks toeslagen worden verleend. Voorts is bepaald dat de pensioenuitvoerder evenwel jaarlijks beslist op basis van het geldende pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Onder
(3) Beschikbare middelenis bepaald dat voor de voorwaardelijke toeslagverlening door werkgever een bestemmingsreserve is gevormd waarbij de jaarlijkse dotatie aan de bestemmingsreserve jaarlijks door de werkgever wordt bepaald. Tot slot is onder
(4) Maximeringbepaald dat de toeslagverlening maximaal gelijk is aan de prijsindex.
3.4.
Uit het pensioenreglement blijkt niet dat de indexering van het pensioen bij Zwitserleven gelijke tred dient te houden met de jaarlijkse verhogingen bij het AHOLD Pensioenfonds. De enkele omstandigheid dat destijds bij het onderbrengen van de pensioenaanspraken van [eiser] bij Zwitserleven een aan het AHOLD Pensioen gelijkwaardige pensioenvoorziening werd nagestreefd, betekent niet dat daarmee ook de uitvoering van de pensioenregeling, althans de (mate van) indexatie gelijk dient te zijn. Dat is toegezegd dat de pensioenregeling bij Zwitserleven gelijk zou zijn aan die van het AHOLD Pensioenfonds, zoals [eiser] in punt 45 en 46 van de dagvaarding stelt, blijkt niet uit de stukken. Sterker nog, in de presentatie en de brochure (productie 5 en 6) wordt gesproken over een gelijkwaardige pensioenvoorziening en worden ook al verschillen benoemd. De pensioenregeling bij Zwitserleven is tot stand gekomen na toestemming van de vakorganisaties en de ondernemingsraad en dat van gelijkwaardigheid sprake was, is destijds niet door [eiser] bestreden. Reeds op die grond kan het onder a. (primair) en b. gevorderde niet worden toegewezen.
3.5.
Voor zover [eiser] (subsidiair) vordert een verklaring voor recht te geven op basis van een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen maatstaf wordt ook die vordering afgewezen. De maatstaf is gegeven in artikel 10 van het pensioenreglement. Die maatstaf houdt in dat de ambitie is te indexeren, en de beslissing daartoe jaarlijks wordt genomen, aan de hand van het pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst. Doordat de bestemmingsreserve waaruit de indexering (toeslagen) gefinancierd moest worden, is opgeheven en het resterende budget elders is ondergebracht, is door Bidfood in overleg met Zwitserleven feitelijk besloten niet meer tot indexering over te gaan, zoals [naam 1] namens Bidfood tijdens de mondelinge behandeling ook heeft erkend. Die beslissing lijkt ook bevestigd te zijn met het addendum van 11 april 2016, waarin is opgenomen dat pensioengerechtigden, in de categorie waartoe [eiser] behoort, geen recht hebben op toeslagen. Bidfood heeft verklaard dat ten onrechte in het addendum is opgenomen dat geen recht op toeslagen meer zou bestaan en zij daaraan ook geen uitvoering heeft gegeven. Dat laatste blijkt uit de omstandigheid dat zij feitelijk in 2016, nadat het addendum tot stand is gekomen ook nog eenmaal heeft geïndexeerd, namelijk met 0,42%, aldus Bidfood.
Wat daar ook van zij; het opheffen van de bestemmingsreserve voor de indexering/toeslagen kan niet leiden tot een rechtens afdwingbare vordering van [eiser] jegens Bidfood om tot (financiering van) indexering over te gaan. Immers, onbetwist staat vast dat uit de actuariële berekeningen van Zwitserleven blijkt dat de bestemmingsreserve, die in of omstreeks 2016 een dekkingsgraad van ongeveer 88% had, nimmer meer zodanig zou kunnen groeien dat deze tot indexering zou kunnen leiden. Met andere woorden; ook als de bestemmingsreserve niet was opgeheven zou [eiser] geen aanspraak op indexering hebben kunnen maken gelet op de (te) lage dekkingsgraad. Dat bij handhaving van de bestemmingsreserve door de hoge rente inmiddels wel weer kapitaal beschikbaar zou zijn voor indexering, zoals [eiser] in punt 29 van de dagvaarding stelt, is in het licht van de gemotiveerde betwisting hiervan onderbouwd met de brieven van Zwitserleven van 20 april 2016 en 3 mei 2024 (productie 2 en 1 bij de conclusie van antwoord) onvoldoende onderbouwd. Uit het voorgaande volgt dat de beslissing van Bidfood en Zwitserleven om de bestemmingsreserve op te heffen geen nadelige gevolgen voor [eiser] heeft gehad, noch daargelaten dat deze beslissing tot de discretionaire bevoegdheid van Bidfood behoorde. Dat in de presentatie en de brochure (productie 5 en 6 bij de dagvaarding) is toegezegd dat de werkgever een extra premie betaalt om meer zekerheid te bieden voor het en deze volgens de presentatie naar schatting ca. 1% van de loonsom zou gaan bedragen, maakt dit niet anders. Noch daargelaten dat [eiser] hierop jegens Bidfood geen aanspraak kan maken omdat deze toezegging geen onderdeel is van de pensioenovereenkomst, en overigens ook niet van de uitvoeringsovereenkomst, is niet gebleken dat als Bidfood dit wel had gedaan, er wel geïndexeerd had kunnen worden.
3.6.
De omstandigheid dat mogelijk de bij het AHOLD pensioenfonds en/of het bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen ondergebrachte pensioenen wel tot jaarlijkse indexering leidt/leiden, maakt gelet op het hiervoor onder 3.4. overwogene evenmin dat [eiser] daarop jegens Bidfood aanspraak kan maken. Dat aan de vrijstelling van de verplichte deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds voor de Groothandel in Levensmiddelen waarschijnlijk de voorwaarde is gesteld ‘gelijkwaardigheid’ doet daar niet aan af. Immers, dit betekent niet dat de indexatie gelijk dient te zijn.
3.7.
De enkele omstandigheid dat Bidfood feitelijk heeft besloten dat niet meer tot indexering over te gaan omdat de bestemmingsreserve daartoe nimmer meer voldoende middelen beschikbaar zou hebben, kan, gelet op de discretionaire bevoegdheid die Bidfood in artikel 10 van het pensioenreglement is gegeven, en de omstandigheid dat uit de actuariële gegevens van Zwitserlevende bestemmingsreserve nimmer meer voldoende financiële middelen zou genereren ook niet tot een rechtens afdwingbare aanspraak voor [eiser] leiden middels het beroep op goed werkgeverschap. Bovendien kan niet rechtens meer worden toegewezen dan hetgeen waar [eiser] op grond van het pensioenreglement recht op heeft. Nu het pensioenreglement uitgaat van de beschikbare middelen en deze er niet zijn en het gegeven dat [eiser] gelet op de lage dekkingsgraad bij Zwitserleven ook in geval de bestemmingsreserve niet was opgeheven geen aanspraak op indexering zou kunnen maken, kan de werkgever niet verplicht worden desondanks tot indexering over te gaan. Hetzelfde geldt voor het beroep op de redelijkheid en billijkheid.
3.8.
[eiser] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.
De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris, zijnde € 102,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. E.W. de Groot, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken 13 augustus 2024.