ECLI:NL:RBGEL:2024:6028

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
119002-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiding van brandstichting met gevaar voor goederen en personen

Op 4 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van brandstichting. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van materialen die bestemd waren voor brandstichting in de periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 in Rossum. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen had samengewerkt om een caravan in brand te steken tijdens de jaarwisseling, wat een ernstig gevaar voor de omgeving met zich meebracht. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een onrechtmatige doorzoeking van de woning van de verdachte, waardoor bewijsmateriaal dat tijdens deze doorzoeking was verkregen, werd uitgesloten van het bewijs. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden op, met een proeftijd van 3 jaren, en een taakstraf van 140 uren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was na de bewijsuitsluiting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/119002-23
Datum uitspraak : 4 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. K. Lans, advocaat in IJmuiden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 te Rossum,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar
de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten brandstichting (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht)
in/aan een auto of caravan,
opzettelijk
- 3, althans één of meer olievaten
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , in elk geval een
ander dan verdachte,
in of omstreeks de periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 te Rossum,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar
de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten brandstichting (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht)
in/aan een auto of caravan,
tot en/of bij het plegen van voorgenoemd misdrijf verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in of omstreeks de periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 te Rossum,
althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is
geweest, door opzettelijk voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
- 3, althans één of meer olievaten
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2
hij of omstreeks 31 december 2022 te Rossum, althans in Nederland,
één of meer wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te
weten
- een gaspistool van het merk Walther, model PP, kaliber 9 mm P.A.K., en/of
- een gasrevolver van het merk Smith & Wesson, model Chiefs Special, kaliber RK 9
mm, en/of
- een gaspistool van het merk Glock, model 17, Gen 5, en/of
- een massavergrendelingssysteem van een stengun/pistool mitrailleur,
zijnde één of meer vuurwapens in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
3
hij of omstreeks 31 december 2022 te Rossum, althans in Nederland,
één of meer wapens van categorie I, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te
weten
een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een
ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen
geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk
- een airsoftpistool R1, en/of
- een airsoftpistool Spider xtra, en/of
- een airsoftpistool Tippman Rental,
zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door
vuur of door middel van ontploffing, en/of
- een gasdrukfles of CO2-tank ten behoeve van die en/of andere airsoftpistolen,
voorhanden heeft gehad;
4
hij of omstreeks 31 december 2022 te Rossum, althans in Nederland,
munitie in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 83 , althans één of meer knalpatronen van het kaliber 9mm RK, met opschrift
Walther 9mm RK op de hulsbodem, en/of
- 79 , althans één of meer pyrotechnische patronen van het merk Zink-Feuerwerk,
en/of
- 62 , althans één of meer knalpatronen van het kaliber 9mm, met opschrift UMA
9mm PAK op de hulsbodem,
voorhanden heeft/hebben gehad;
5
hij op of omstreeks 31 december 2022 te Rossum, in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
- 5 stuks, althans één of meer stuks handfakkels,
in elk geval professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik,
voorhanden heeft gehad.

2.De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting

Ten aanzien van feit 2 t/m 5
Het verweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat de wijze van binnentreden (het verbreken van de deur) en het niet vooraf legitimeren en meedelen van het doel van binnentreden in strijd is met de wet, omdat nergens uit is gebleken dat sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid. Ook het doorzoeken van de woning van [verdachte] was onrechtmatig, omdat slechts een machtiging tot binnentreden ter aanhouding en doorzoeking op grond van artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) was afgegeven door de hulpofficier van justitie, terwijl uit het dossier niet valt af te leiden waarop het redelijk vermoeden is gebaseerd dat sprake was van aanwezigheid van wapens in de woning. Er is sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op het huisrecht van [verdachte] , zijnde een onherstelbaar vormverzuim, zodat alles wat in de woning in beslag is genomen, moet worden uitgesloten van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er, waar het gaat om binnentreden ter aanhouding, geen sprake is van een probleem. Dat is anders wat betreft de doorzoeking. Als er (mede) is gezocht op basis van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zonder een machtiging van de rechter-commissaris, dan is dat inderdaad onrechtmatig.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de wijze van binnentreden van de woning rechtmatig is geweest. In onderhavig geval is de voordeur geforceerd met een verbrekingsmiddel, waarna verbalisanten zonder toestemming van verdachte de woning zijn binnengegaan en [verdachte] hebben aangehouden. De verbalisanten hebben zich daarbij niet vooraf gelegitimeerd en niet vooraf het doel van binnentreden vermeld aan [verdachte] . Dit is in strijd met artikel 1, eerste lid, van de Algemene wet op het binnentreden (hierna: Awbi). In het dossier staat vermeld dat dit zo is gegaan in verband met de uitzonderlijke omstandigheid waarin de aanhouding van verdachte zou moeten geschieden. Er zijn echter geen uitzonderlijke omstandigheden geverbaliseerd waaruit de rechtbank kan afleiden dat het in deze situatie noodzakelijk was om zonder toestemming de woning binnen te treden door verbreking van de voordeur en naleving van artikel 1, eerste lid, Awbi niet kon worden gevergd. De wijze van binnentreden van de woning is daarmee onrechtmatig geweest.
Daarnaast ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of het doorzoeken van de woning rechtmatig was. Voor zover de doorzoeking is gegrond op artikel 49 van de WWM, moet worden beoordeeld of de verbalisanten redelijkerwijs het vermoeden konden hebben dat zich in de woning wapens en/of munitie bevond(en). De rechtbank constateert dat niet uit het dossier blijkt waarop dit redelijke vermoeden is gebaseerd en ook overigens uit het dossier niet blijkt van enige omstandigheid die het aannemen van een redelijk vermoeden rechtvaardigt. Dit betekent dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor doorzoeking op grond van artikel 49 WWM. Van [verdachte] is na zijn aanhouding uitlevering gevorderd van onder meer wapens, waarop [verdachte] verklaarde dat hij op zijn slaapkamer een aantal alarmpistolen heeft. Uit het dossier blijkt echter niet duidelijk op welk moment hij dit heeft verklaard -naar zijn zeggen heeft hij deze uitlating pas gedaan toen hij in het politievoertuig zat-, zodat de rechtbank niet kan vaststellen of deze verklaring vóór aanvang van de doorzoeking is gedaan. Deze verklaring kan daarom niet bijdragen aan het ontstaan van een redelijk vermoeden in de zin van artikel 49 WWM. In het proces-verbaal van bevindingen
(p. 88) is nog vermeld dat de woning is doorzocht “ter inbeslagname van vuurwerk dan wel goederen bestemd om een explosief te maken”. Bij een redelijk vermoeden van aanwezigheid van vuurwerk biedt artikel 49 WWM echter geen grondslag voor doorzoeking, terwijl van omstandigheden die een redelijk vermoeden rechtvaardigen dat zich in de woning explosieven bevonden (als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie II, sub 7, van de WWM) niet blijkt uit het procesdossier. Voor zover de woning is doorzocht in verband met de verdenking van brandstichting/het teweegbrengen van een ontploffing (artikel 157 Sr) mocht de politie de woning van [verdachte] evenmin doorzoeken, omdat de daarvoor noodzakelijke machtiging van de rechter-commissaris ontbrak. [verdachte] heeft geen toestemming gegeven voor de doorzoeking.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat zowel met betrekking tot het binnentreden als het doorzoeken van de woning sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Het op onrechtmatige wijze binnentreden en doorzoeken van de woning van [verdachte] zijn schendingen van een fundamenteel recht, namelijk het recht op privacy/huisrecht. Dit is ook het geschonden belang. Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een ernstige schending.
De rechtbank moet beoordelen wat voor gevolgen dienen te worden verbonden aan deze onherstelbare vormverzuimen. Bij het doorzoeken van de woning is bewijsmateriaal gevonden. De rechtbank is, gelet op de aard en ernst van de vormverzuimen, van oordeel dat dit bewijsmateriaal onder zodanige omstandigheden is verkregen dat het niet mag worden gebruikt om een strafrechtelijke veroordeling van verdachte te verkrijgen. Toepassing van bewijsuitsluiting acht de rechtbank noodzakelijk als middel om toekomstige vergelijkbare vormverzuimen die onrechtmatige bewijsgaring tot gevolg hebben te voorkomen en een krachtige stimulans te laten bestaan tot het handelen in overeenstemming met de voorgeschreven normen. Op grond van het voorgaande kan dan ook niet worden volstaan met strafvermindering als reactie op het vormverzuim. De rechtbank sluit het bij de doorzoeking van de woning gevonden materiaal daarom uit van het bewijs.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Bij de jaarwisseling van 2021/2022 heeft op het Dorpsplein in Beesd een caravan in brand gestaan, die was geprepareerd met olie en autobanden. Op de camerabeelden van het incident is te zien dat de caravan het dorpsplein op werd gereden. Meerdere personen renden vervolgens naar de caravan en waren rondom de caravan bezig. Door een hevige ontploffing vlogen delen van de caravan meters over het plein en stond vervolgens de gehele caravan in brand. Het plein is rondom omgeven met woningen, een supermarkt en diverse winkels. [2] De brandweer en de politie trokken zich terug, omdat zij werden bekogeld met vuurwerk. Er werd vanaf een grote afstand een mortier gegooid richting de brandweer en de politie. De mortier kwam onder een politieauto en ontplofte. Bij dit incident heeft een beveiliger een grote brandwond opgelopen.
[verdachte] maakte deel uit van de vorenbedoelde groep personen. [3]
In januari 2022 werden in de WhatsAppgroep “ [aanduiding Whatsapp groep] ” meerdere filmpjes gedeeld over branden en vuur, onder andere van het Dorpsplein in Beesd. Deze groep had dertien deelnemers, waaronder [verdachte] onder de naam “ [verdachte] ” [4] en zijn medeverdachten [medeverdachte 3] (onder de naam “ [medeverdachte 3] ”) en [medeverdachte 2] (onder de naam “ [medeverdachte 2] ”) [5] , verder te noemen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft algehele vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe kort gezegd aangevoerd dat geen sprake is geweest van (het medeplegen van) een strafbare voorbereiding. Daarnaast is geen sprake van dubbel (voorwaardelijk) opzet. Ook is de bijdrage van [verdachte] niet van voldoende gewicht om te komen tot medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
In de “ [aanduiding Whatsapp groep] ” zijn de volgende berichten aangetroffen:
14 januari 2022:
[medeverdachte 3] : “Eey moet k nog betalen voor die caravan opt plein”
[naam 1] : “Zal ik ff tikkie sturen”
[medeverdachte 2] : “Tikkie Derin dan”
18-19 maart 2022:
[medeverdachte 3] : “Vant jaar alleen maar olie”
[medeverdachte 2] : “En baaaand”
[medeverdachte 2] : “Aleen niet op het laatste moment dingen regelen want dan sta je na uurtje alweer lucht te dekken”
[verdachte] : “Gooi [medeverdachte 1] in de ap”
[verdachte] : “Hij wou mss ook wel een schel er in aan steken”
[medeverdachte 2] : “ [medeverdachte 1] ik hoor dat je een wrak hebt staan”
[verdachte] : “Die zal ook goed Brande”
[medeverdachte 2] : “Ja zeet tie (...) Olie erin beste en band”
[medeverdachte 1] : “Nee man niet in de fik”
[verdachte] : “Wel shel er in”
3-4 oktober 2022:
[medeverdachte 2] : “Gas Derop godverrrr”
[medeverdachte 2] : “Ben ik de enige die zo zot is op banddddd”
[medeverdachte 3] : “Zoo 1 gaat wel ja”
[verdachte] : “Stoke met die bande”
[medeverdachte 2] : “Jaaa en appt ook: Heb ook 400 liter verlopen olie”
[verdachte] : “Lekker maat”
[medeverdachte 2] : “Alleen dat zit in een ibc dus moet ff vat regelen of vatten want die kutzooi is zwaar (...) maar [verdachte] had jij nog gebracht ivoor die vatten”
[verdachte] : “Is geregeld ik mag er een me neme rest wordt trug gestuurd voor statiegeld”
[medeverdachte 3] : “Ik zal ook is kijken op de zaak heb nog wel een olievat over alleen kan geen deksel op”
[medeverdachte 2] : “Maken we wel wat op”
[medeverdachte 3] : “Neem ik em mee”
6 oktober 2022:
[verdachte] stuurt een foto.
[naam 2] : “Een ton gewonnen”
[verdachte] : “Zekker”
[verdachte] : “210 l dus kan zat olie in stoke met die handel”
15 oktober 2022:
[verdachte] : “Maar snel ff caravan regelen en klaar maken voor ouwd en nieuw. Stoke Gvd”
[medeverdachte 2] : “Waar wil je die zo lang zetten”
[verdachte] : “Kan mss wel bij me ouders”
[medeverdachte 2] : “Goeie, regelen dan”
[medeverdachte 2] : “Auto is ook leuk. Maar we moeten wel al wat gaan regelen en doen hè homos want we willen allemaal vooraan staan maar dan ist zorgen dat we ook niet in de kou staan. Ik zal de vrouw gek makn dat de achter tuin vol met banden komt te liggen onder een zeil want ik hou er van”
5-6 december 2022:
[medeverdachte 2] : “Ja toch heerlijk maar gaan we caravan kopen of wat. Want hoor dat de plannen gewijzigd zijn. Bij deze meld ik me overal voor aan als het om rottig heid gaat”
[medeverdachte 1] : “Ik sluit aan. Ik hoor wel wat het kost.”
[verdachte] : “Dat dus. Waneer olie op halen maat.”
[medeverdachte 2] : “Heb je vatten dan kunnen we van de week wel ff rijden”
[verdachte] : “Ja die weet ik te staan die moeten we ff weg halen. Maar heb er zozo 1 in de loods staan van 200 liter.”
[medeverdachte 2] : “Goeie, dus ik ken ik [naam 3] appen”
[medeverdachte 2] : stuurt een foto van een advertentie voor een tweedehands caravan die voor € 50,- te koop staat.
[medeverdachte 3] : “Geen geld rijd die wel?”
[medeverdachte 2] : stuurt een link naar een advertentie voor een tweedehands caravan. [6]
In de telefoon van [medeverdachte 2] zijn de volgende berichten aangetroffen:
3-4 oktober 2022:
[naam 3] : “Alle banden met een witte streep erop mag je ophalen”
[medeverdachte 2] : “Jij maakt me maandag compleet [naam 3] heerlijk ik hou er van. Ik ga met neus overleggen wanneer we ze ff ophalen.”
[naam 3] : “We hebben ook nog ongeveer 400 liter verlopen olie. Maar die zit in een ibc dus moet je zelf een vat meenemen”
[medeverdachte 2] : “Wordt geregeld hahaha”
15 oktober 2022:
[verdachte] : “Maar snel ff caravan regelen en klaar maken voor ouwd en nieuw. Stoke Gvd”
[medeverdachte 2] : “Waar wil je die zo lang zetten”
[verdachte] : “Kan mss wel bij me ouders”
[medeverdachte 2] : “Goeie, regelen dan”
[naam 4] : “Hebben hele camper toch”
[medeverdachte 2] : “Daar zit wat in”
[medeverdachte 2] : “Auto is ook leuk”
[medeverdachte 2] : “Maar we moeten wel al wat gaan regelen”
24 oktober 2022:
[medeverdachte 2] : “Hé ik moet vatten hebben met deksel. Deze week moet ik olie halen”
[verdachte] : “In de loods staat een groot vat”
22 november 2022:
Door [medeverdachte 3] werd een video geplaatst. De verbalisant beschrijft dat deze video het afsteken van een vuurpijl betrof. Over dit filmpje is een conversatie, die als volgt ging:
[medeverdachte 3] : “Leuke voetzoeker”
[medeverdachte 2] : “Onder de politie auto vast plakken”
[medeverdachte 1] : “kk dik”
6 december 2022:
[verdachte] : “Maar heb er zozo 1 in de loods staan van 200 liter”
[medeverdachte 2] : “Goeie, dus ik ken [naam 3] appen”
[verdachte] : “Ja zekker maat als wij ff in de avond een keer die tonne weg halen”
[medeverdachte 2] : “Ik ben vanavond loodsmoeten ff wat maken dus ken die tonnen wel aan de kant zetten”
11 december 2022:
[naam 3] : “Mocht je tijd hebben voor wa bandjes”
[medeverdachte 2] : “Jaa want heb een leeg ibc vat eindelijk me ouders zijn nu bij ons (...) hierna ga ik na de neus toe en dan komen we morgen denk langs”
12 december 2022:
[medeverdachte 2] : “Ik kom langs vanmiddag maat met een leeg ibc vat”
[medeverdachte 2] : stuurt twee video’s. Op één van de filmpjes is een doos met vuurwerk Shells te zien en op een ander filmpje een Shell die in een buis werd gedaan en werd afgestoken.
[medeverdachte 2] : “Hier word ik blij van” en “We kunnen vooruit 600l”. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij deelnemer is van de Whatsappgroep “ [aanduiding Whatsapp groep] ”. Op de vraag waarom in de app werd gesproken over caravans en caravan advertenties werden gedeeld, verklaarde hij dat ze die dan op het plein zetten en in de fik steken. Dat is elk jaar en traditie van heel Beesd. [8]
Op 31 december 2022 zijn [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden. In de loods in Beesd die werd gehuurd door [verdachte] zijn drie vaten met daarin naar alle waarschijnlijkheid afgewerkte olie aangetroffen. [9] Bij [medeverdachte 2] zijn achterin zijn grijze Caddy meerdere houten blokken, aanmaakhout en een grote zwarte ton (een oliedrum) aangetroffen. [10] In zijn achtertuin zijn vijf autobanden aangetroffen. [11] In de auto van [medeverdachte 3] werden 15 autobanden aangetroffen. Daarop zei [medeverdachte 3] : “dat is toch niet strafbaar?”, en zijn vriendin: “maar het is toch traditie dit mag toch?”. [12]
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen voor brandstichting in de zin van artikel 157 Sr is vereist dat kan worden bewezen dat de voorbereider opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad. Voor strafbare voorbereiding van brandstichting is voorts vereist dat het opzet van de voorbereider eveneens is gericht op het in artikel 157 Sr omschreven gevaar, in die zin dat dit opzet betrekking moet hebben op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van bedoelde voorwerpen en/of stoffen voor de door artikel 157 Sr beschermde rechtsgoederen (vgl. HR 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4230).
Uit de bewijsmiddelen blijkt de rechtbank het volgende.
Bij de jaarwisseling van 2021/2022 heeft op het Dorpsplein in Beesd een caravan in brand gestaan, die was geprepareerd met olie en autobanden. Daarover werden berichten gestuurd in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ”, waaronder berichten over een tikkie voor de in brand gestoken caravan. Uit de berichten in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ” blijkt dat gedurende 2022 door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] herhaaldelijk gesproken wordt over het regelen van een caravan, olie(vaten) en autobanden en dat die in brand gestoken moeten worden. [verdachte] appt dat de caravan geregeld en klaargemaakt moet worden voor oud en nieuw en dat hij olievaten nodig heeft om vanuit het IBC vat olie in over te hevelen. [medeverdachte 3] appt dat hij op de zaak een olievat heeft, maar dat daar geen deksel op zit. [medeverdachte 2] appt dat ze daar wel wat op maken, waarop [medeverdachte 3] appt dat hij dat olievat dan meeneemt. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 3] de oliedrum heeft meegenomen en aan [medeverdachte 2] heeft gegeven, bij wie deze in de auto is aangetroffen. Uit de chats volgt verder meermaals dat het de bedoeling was dat de caravan, banden en olie ‘gestookt’ gaan worden. Vervolgens worden op 31 december 2022 bij [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gezamenlijk olie, olievaten, autobanden, houten blokken en aanmaakhout aangetroffen. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat ze elk jaar een caravan op het plein in brand steken. Dat is traditie van heel Beesd. Ook de vriendin van [medeverdachte 3] heeft gezegd dat ‘het traditie is en toch mag?’. Zij verklaarde dit bij het aantreffen van de autobanden, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat ze doelde op het stichten van brand door het in brand steken van de aangetroffen autobanden tijdens de jaarwisseling.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt van voorbereiding van brandstichting in of aan een caravan op het Dorpsplein in Beesd in de nacht van 31 december 2022 op 1 januari 2023 (met oud en nieuw). [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben immers opzettelijk gezamenlijk (olie)vaten, aanmaakhout en autobanden verworven en/of voorhanden gehad, die blijkens de chatberichten, de verklaring van [medeverdachte 1] en de opmerking van de vriendin van [medeverdachte 3] bestemd waren voor deze brandstichting. Het feit dat [verdachte] ook betrokken was bij de incidenten tijdens oud en nieuw 2021-2022, alsook [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , gelet op chatberichten van 14 januari 2022, geeft naar het oordeel van de rechtbank steun aan de conclusie dat opnieuw eenzelfde brandstichting werd voorbereid. Dat het opzet van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (op zijn minst in voorwaardelijke zin) mede was gericht op het veroorzaken van naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel blijkt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer uit de aard en het moment van de voorgenomen brandstichting. Het plan was immers om op het door woningen en winkels omgeven Dorpsplein in Beesd tijdens de jaarwisseling, een moment waarop ook daar veel mensen op straat zijn, een caravan, met (daarin) olie, aanmaakhout en autobanden, in brand te steken.
Daarbij is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , waarbij ieder van hen een bijdrage van voldoende gewicht aan de voorbereiding heeft geleverd. Immers stuurden [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verspreid over 2022 meerdere berichten in de groepsapp over het regelen van goederen ten behoeve van de voorgenomen brandstichting, hebben zij daarbij samengewerkt en hun handelingen op elkaar afgestemd en werden bij hen vervolgens aan de voorgenomen brandstichting te koppelen goederen aangetroffen.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van voorbereiding van brandstichting in dan wel aan een caravan.
Ten aanzien van de feiten 2 tot en met 4
Alle goederen genoemd onder de feiten 2 tot en met 4 waarvan [verdachte] het voorhanden hebben wordt verweten, worden om voormelde redenen uitgesloten van het bewijs. Nu er na bewijsuitsluiting wettig en overtuigend bewijs in het dossier ontbreekt om tot een bewezenverklaring van het onder de feiten 2 tot en met 4 tenlastegelegde te kunnen komen, zal [verdachte] hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 5
Er zijn bij [verdachte] vijf fakkels aangetroffen, drie in de woning en twee in een auto die voor de woning geparkeerd stond. De in de woning aangetroffen fakkels worden om voormelde redenen uitgesloten van het bewijs. Er zijn echter geen onregelmatigheden gesteld of anderszins gebleken met betrekking tot de doorzoeking van de auto, zodat geen reden bestaat om de aldaar aangetroffen fakkels uit te sluiten van het bewijs. Ten aanzien van deze fakkels geldt het navolgende.
Bekennende verdachte
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal bevindingen, p. 88-89;
- het proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, p. 212-213;
- de verklaring van [verdachte] afgelegd ter terechtzitting.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
primair
hij in
of omstreeksde periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 te Rossum,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
ter voorbereiding van het met anderen
of een anderte plegen misdrijf waarop naar
de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten brandstichting (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht)
in/aan een
auto ofcaravan,
opzettelijk
- 3
, althans één of meerolievaten
heeft
/hebbenverworven en
/ofvoorhanden heeft
/hebbengehad,
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
5.
hij op
of omstreeks31 december 2022 te Rossum,
in elk geval in Nederland,
al dan nietopzettelijk,
-
5 stuks, althans één of meer stukshandfakkels,
in elk geval professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik,
voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Medeplegen van voorbereiding van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van feit 5:
Overtreding van een voorschrift (artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit), gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van de feiten

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 primair betoogd dat sprake is van vrijwillige terugtred door [verdachte] en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is van vrijwillige terugtred, omdat deze niet is gebleken uit gedragingen van [verdachte] en de voor de brandstichting bestemde goederen op 31 december 2022 nog bij hem zijn aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b Sr slechts sprake is indien de gedragingen van verdachte de conclusie rechtvaardigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn. Of dit het geval is hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de vraag of de voorbereider vrijwillig is teruggetreden komt daarom belang toe aan de mate waarin hij zich uit eigen wil heeft ingespannen om de voltooiing van het beoogde misdrijf, in dit geval: de brandstichting, te voorkomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tussen 12 december 2022 en 31 december 2022 is er geen contact meer geweest in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ”, terwijl de brandstichting tijdens de jaarwisseling had moeten plaatsvinden en er gedurende het jaar 2022 op meerdere momenten contact hierover heeft plaatsgevonden. Hieruit volgt volgens de verdediging dat men afscheid had genomen van het plan om brand te stichten. De rechtbank deelt deze gevolgtrekking niet. Op 12 december 2022 is [naam 4] (beheerder van de “ [aanduiding Whatsapp groep] ”) aangehouden en is de politie op de hoogte geraakt van deze groepsapp. Het stoppen van het versturen van berichten in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ” kan hierdoor, gelet op de context waarbinnen dat is gebeurd, worden verklaard en vormt daarom geen aanwijzing dat [verdachte] vrijwillig is teruggetreden.
Daarnaast blijkt uit de berichten in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ” dat ook buiten deze groepsapp om over de voorgenomen brandstichting werd gesproken en dat [verdachte] en [medeverdachte 2] met elkaar en met anderen in persoon afspraken, onder meer om banden en olievaten op te halen. Daaruit blijkt dat ook buiten deze groepsapp om voorbereidingen werden getroffen voor de brandstichting, zodat het ontbreken van berichten na 12 december 2022 niet voldoende is om aan te nemen dat [verdachte] vrijwillig was teruggetreden.
Ook zijn de goederen die bestemd waren voor de voorbereide brandstichting tijdens de jaarwisseling op 31 december 2022 aangetroffen bij [verdachte] . Hij heeft dus tot zeer kort voor het moment van de beoogde brandstichting geen afstand gedaan van de hiervoor bestemde goederen, wat een contra-indicatie is voor vrijwillig terugtreden.
Indien [verdachte] uitsluitend de innerlijke drang heeft gevoeld om niet verder te gaan met de (voorbereiding van de) brandstichting, zonder daaraan op voor derden kenbare wijze uiting te geven, is dat in het licht van voormelde omstandigheden niet voldoende voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred.
De rechtbank concludeert dat geen sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van feit 1 primair uitsluiten, betekent dit dat dat feit strafbaar is. Datzelfde geldt voor het onder 2 bewezenverklaarde feit.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om aan verdachte op te leggen een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, de persoonlijke omstandigheden van cliënt, zijn blanco documentatie en het feit dat dit een wat oudere zaak betreft. Zij heeft in overweging gegeven dat cliënt in staat in om een taakstraf te verrichten en dat hieraan een voorwaardelijk strafdeel gekoppeld kan worden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor brandstichting. Hij heeft in een groepsapp gedurende 2022 meermaals contact gehad met anderen over onder meer het verzamelen van goederen om de brandstichting bij de jaarwisseling in Beesd mogelijk te maken en daartoe met zijn medeverdachten samengewerkt. Zelf had verdachte honderden liters afgewerkte olie en drie olievaten onder zich in zijn loods. Dit is een ernstig feit. Het in brand steken van een caravan met banden en honderden liters olie leidt naar algemene ervaringsregels tot een grote, onvoorspelbare en moeilijk te blussen brand. De door verdachte beoogde brandstichting zou daarom, indien uitgevoerd, tot een zeer gevaarlijke situatie hebben geleid, zowel voor (nietsvermoedende) omstanders die op het dorpsplein in Beesd de jaarwisseling vierden als voor de omliggende woningen en winkels. Ook voor de tijdens de jaarwisseling toch al drukbezette noodhulpdiensten, zoals de brandweer en de politie, zou het tot een zeer gevaarlijke situatie hebben geleid. Het is niet aan het handelen van verdachte te danken dat deze brandstichting uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. Daarnaast heeft verdachte handfakkels voorhanden gehad. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij door zijn handelen ernstig gevaar voor personen en goederen zou veroorzaken, te meer nu verdachte door zijn betrokkenheid bij het incident tijdens de voorgaande jaarwisseling en de daaraan in de media bestede aandacht moet hebben geweten van de ernstige risico’s. Hij heeft kennelijk voor lief genomen dat het opnieuw mis zou kunnen gaan en zelfs tot letsel zou kunnen leiden bij anderen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 6 mei 2024. Hieruit blijkt dat het niet mogelijk is om te beoordelen welke criminogene factoren een rol hebben gespeeld bij het tenlastegelegde. De omgang met negatieve sociale contacten speelt een rol, maar op welke wijze is onduidelijk voor de reclassering. Er is geen sprake van een delictpatroon en verdachte lijkt momenteel zijn leven voldoende op orde te hebben. Toezicht en interventies worden niet geadviseerd op basis van de beschikbare informatie.
Ondanks de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (op dit moment) niet (langer) passend is. Wel acht de rechtbank een zogenoemde ‘stok achter de deur’ van belang om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zal zij aan verdachte een taakstraf opleggen van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis. De rechtbank legt een lagere taakstraf op dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de feiten 2 tot en met 4.

9.De beoordeling van het beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen worden onttrokken aan het verkeer, omdat de wapens en het vuurwerk verboden zijn.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Vooropgesteld wordt dat verdachte geen afstand heeft gedaan van de in beslag genomen goederen.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen, die bij verdachte zijn aangetroffen en aan hem toebehoren, moeten, voor zover dat nog niet is gebeurd, worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de WWM, voor zover het betreft de vuurwapens en de munitie, en de Wet milieubeheer en het Vuurwerkbesluit, voor zover het betreft het vuurwerk:
in beslag genomen goed
goednummer
het vuurwapen (alarmpistool, Walther)
PL0600-2022590550-2892019
het vuurwapen (alarmrevolver Smith & Wesson)
PL0600-2022590550-2892020
de munitie (knalpatroon Walther, 14 stuks)
PL0600-2022590550-2892023
de munitie (kogelpatroon Uma, 12 stuks)
PL0600-2022590550-2892024
de munitie (knalpatroon knatterpatrone, 9 stuks)
PL0600-2022590550-2892029
het vuurwapen (geluiddemper)
PL0600-2022590550-2892030
het vuurwerk (fakkel, 3 stuks)
PL0600-2022590550-2892025
het vuurwerk (fakkel, 2 stuks)
PL0600-2022590550-2892028
het vuurwerk (explosief, 3 stuks)
PL0600-2022590550-2892031
het vuurwapen (alarmpistool Glock)
PL0600-2022590550-2892041
de munitie (knalpatroon, Zink Feurwerk, 70 stuks)
PL0600-2022590550-2892053
de munitie (knalpatroon, Walther, 69 stuks)
PL0600-2022590550-2892055
de munitie (kogelpatroon, Umarex, 50 stuks)
PL0600-2022590550-2892057
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen, die bij verdachte zijn aangetroffen en aan hem toebehoren, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan:
in beslag genomen goed
goednummer
de vaten met vermoedelijk afgewerkte olie, 2 stuks
PL0600-2022590550-2892027
de container met vermoedelijk afgewerkte olie
PL0600-2022590550-2892038

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 46, 47, 57, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
Beslissing ten aanzien van het beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
het vuurwapen (alarmpistool, Walther)
PL0600-2022590550-2892019
het vuurwapen (alarmrevolver Smith & Wesson)
PL0600-2022590550-2892020
de munitie (knalpatroon Walther, 14 stuks)
PL0600-2022590550-2892023
de munitie (kogelpatroon Uma, 12 stuks)
PL0600-2022590550-2892024
de munitie (knalpatroon knatterpatrone, 9 stuks)
PL0600-2022590550-2892029
het vuurwapen (geluiddemper)
PL0600-2022590550-2892030
het vuurwerk (fakkel, 3 stuks)
PL0600-2022590550-2892025
het vuurwerk (fakkel, 2 stuks)
PL0600-2022590550-2892028
het vuurwerk (explosief, 3 stuks)
PL0600-2022590550-2892031
het vuurwapen (alarmpistool Glock)
PL0600-2022590550-2892041
de munitie (knalpatroon, Zink Feurwerk, 70 stuks)
PL0600-2022590550-2892053
de munitie (knalpatroon, Walther, 69 stuks)
PL0600-2022590550-2892055
de munitie (kogelpatroon, Umarex, 50 stuks)
PL0600-2022590550-2892057
 verklaart verbeurd:
de vaten met vermoedelijk afgewerkte olie, 2 stuks
PL0600-2022590550-2892027
de container met vermoedelijk afgewerkte olie
PL0600-2022590550-2892038
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en
mr. S.A. van den Toorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2024.
mr. B de Rooij is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022590550, gesloten op 31 mei 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen (PL0600 2022590550), p. 24.
3.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2024.
4.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2024.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
6.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, p. 31-43.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 72-79.
8.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 518-519.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 90.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 282-283, en Kennisgeving van inbeslagneming, p. 429
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 285, en Kennisgeving van inbeslagneming, p. 427.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 524, en Kennisgeving van inbeslagneming (PL0600-2022590550-93).