ECLI:NL:RBGEL:2024:6027

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 september 2024
Zaaknummer
118995-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van brandstichting met gevaar voor personen en goederen tijdens de jaarwisseling

Op 4 juni 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de voorbereiding van brandstichting. De verdachte, geboren in 1990, werd samen met medeverdachten beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van voorwerpen die bestemd waren voor brandstichting in de nacht van 31 december 2022 op 1 januari 2023 op het Dorpsplein in Beesd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de voorbereiding van brandstichting, waarbij de verdachte betrokken was bij het verzamelen van olie, autobanden en aanmaakhout. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk handelingen had verricht die gericht waren op het veroorzaken van gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vrijwillige terugtred, maar de rechtbank verwierp dit argument. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden en een taakstraf van 140 uren, met een proeftijd van 3 jaar. Tevens werd een zwarte oliedrum en aanmaakhout verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/118995-23
Datum uitspraak : 4 juni 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. K. Lans, advocaat in IJmuiden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 te Haaften,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar
de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten brandstichting (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht)
in/aan een auto of caravan,
opzettelijk
- 5, althans één of meer autobanden, en/of
- aanmaakhout, en/of
- 1 ( leeg), althans één of meer oliedrum of olievat,
heeft/hebben verworven en/of voorhanden heeft/hebben gehad,
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] , in elk geval een ander
dan verdachte,
in of omstreeks de periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 te Haaften,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter voorbereiding van het met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar
de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten brandstichting (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht)
in/aan een auto of caravan,
tot en/of bij het plegen van voorgenoemd misdrijf verdachte,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in of omstreeks de periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 te Haaften,
althans in Nederland,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft en/of behulpzaam is
geweest, door opzettelijk voor die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
- 5, althans één of meer autobanden, en/of
- aanmaakhout, en/of
- 1 ( leeg), althans één of meer oliedrum of olievat,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2022 te Haaften, in elk geval in Nederland,
al dan niet opzettelijk,
- 190 stuks, althans één of meer stuks cobra(‘s), en/of
- 142 stuks, althans één of meer stuks shells/mortierbommen, en/of
- 2 stuks, althans één of meer stuks lawinepijl(en), en/of
- 18 stuks, althans één of meer stuks knalvuurwerk met P1 gevaarsaspecten,
in elk geval professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik,
voorhanden heeft gehad.

2.De verweren strekkende tot bewijsuitsluiting

Ten aanzien van feit 2
Het verweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het binnentreden ter aanhouding, waarvoor [verdachte] anders dan in het dossier staat geen toestemming heeft gegeven, en het doorzoeken van de woning van [verdachte] , waarvoor hij evenmin toestemming heeft gegeven, onrechtmatig was, omdat zich in het dossier slechts een machtiging tot binnentreden ter aanhouding en doorzoeking op grond van artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie (WWM) bevindt, afgegeven door de hulpofficier van justitie. Uit het dossier valt echter niet af te leiden waarop het redelijk vermoeden is gebaseerd dat sprake zou zijn van aanwezigheid van wapens in de woning. Er is sprake van een ongerechtvaardigde inbreuk op het huisrecht van [verdachte] , zijnde een onherstelbaar vormverzuim, zodat alles wat in de woning in beslag is genomen, moet worden uitgesloten van het bewijs.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er, waar het gaat om binnentreden ter aanhouding, geen sprake is van een probleem. Dat is anders wat betreft de doorzoeking. Als er (mede) is gezocht op basis van artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zonder een machtiging van de rechter-commissaris, dan is dat inderdaad onrechtmatig. Voorstelbaar is wel, aldus de officier van justitie, dat is gedacht “We zien explosieven, dan WWM, dan zoeken”.
Beoordeling door de rechtbank
Blijkens het Proces-verbaal van ‘binnentreden in woning’ is na binnentreden van de woning van [verdachte] , wat met zijn toestemming heeft plaatsgevonden, direct een grote hoeveelheid, mogelijk illegaal, vuurwerk aangetroffen (p. 404). Blijkens datzelfde proces-verbaal, alsook het proces-verbaal van aanhouding (p. 401), is de woning van [verdachte] vervolgens doorzocht op grond van de WWM “voor de aanwezigheid van mogelijke explosieven dan wel zwaar (illegaal) vuurwerk”. [verdachte] heeft geen toestemming gegeven voor de doorzoeking. De rechtbank is van oordeel dat de WWM, specifiek artikel 49, in dit geval geen bevoegdheid bood tot doorzoeking van de woning. De aangetroffen dozen met (mogelijk illegaal) vuurwerk, rechtvaardigden niet een redelijk vermoeden dat in de woning ook explosieven aanwezig waren (als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie II, sub 7, van de WWM). Van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kon worden vermoed dat zich wapens of munitie in de woning bevonden, blijkt voorts uit het procesdossier niet. Artikel 49 van de WWM biedt tot slot geen grondslag voor doorzoeking van een woning wegens een (hier wel aanwezig) redelijk vermoeden van aanwezigheid van zwaar (mogelijk illegaal) vuurwerk. De door de hulpofficier van justitie afgegeven machtiging tot binnentreden en doorzoeking zag, naast artikel 49 van de WWM, ook op artikel 157 Sr. Ook op die grond mocht de woning van [verdachte] echter niet worden doorzocht, omdat de daarvoor noodzakelijke machtiging van de rechter-commissaris ontbrak.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat met betrekking tot het doorzoeken van de woning sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank merkt in dit verband nog op dat zij geen reden ziet om eraan te twijfelen dat de woning, zoals is geverbaliseerd, met toestemming van [verdachte] is binnengetreden.
Het op onrechtmatige wijze doorzoeken van de woning van [verdachte] levert een schending op van een fundamenteel recht, namelijk het recht op privacy/huisrecht. Dit is ook het geschonden belang. Uit het voorgaande volgt dat sprake is van een ernstige schending.
De rechtbank moet beoordelen wat voor gevolgen dienen te worden verbonden aan dit onherstelbare vormverzuim. Bij het doorzoeken van de woning is bewijsmateriaal gevonden. De rechtbank is, gelet op de aard en ernst van het vormverzuim, van oordeel dat dit bewijsmateriaal onder zodanige omstandigheden is verkregen dat het niet mag worden gebruikt om een strafrechtelijke veroordeling van verdachte te verkrijgen. Toepassing van bewijsuitsluiting acht de rechtbank noodzakelijk als middel om toekomstige vergelijkbare vormverzuimen die onrechtmatige bewijsgaring tot gevolg hebben te voorkomen en een krachtige stimulans te laten bestaan tot het handelen in overeenstemming met de voorgeschreven normen. Op grond van het voorgaande kan dan ook niet worden volstaan met strafvermindering als reactie op het vormverzuim. De rechtbank sluit het bij de doorzoeking van de woning gevonden materiaal daarom uit van het bewijs.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Bij de jaarwisseling van 2021/2022 heeft op het Dorpsplein in Beesd een caravan in brand gestaan, die was geprepareerd met olie en autobanden. Op de camerabeelden van het incident is te zien dat de caravan het dorpsplein op werd gereden. Meerdere personen renden vervolgens naar de caravan en waren rondom de caravan bezig. Door een hevige ontploffing vlogen delen van de caravan meters over het plein en stond vervolgens de gehele caravan in brand. Het plein is rondom omgeven met woningen, een supermarkt en diverse winkels. [2] De brandweer en de politie trokken zich terug, omdat zij werden bekogeld met vuurwerk. Er werd vanaf een grote afstand een mortier gegooid richting de brandweer en de politie. De mortier kwam onder een politieauto en ontplofte. Bij dit incident heeft een beveiliger een grote brandwond opgelopen.
[verdachte] maakte deel uit van de vorenbedoelde groep personen. [3]
In januari 2022 werden in de WhatsAppgroep “ [aanduiding Whatsapp groep] ” meerdere filmpjes gedeeld over branden en vuur, onder andere van het Marktplein in Beesd. Deze groep had dertien deelnemers, waaronder [verdachte] onder de naam “ [verdachte] ”, [4] [medeverdachte 2] (onder de naam “ [medeverdachte 2] ”) en [medeverdachte 3] (onder de naam “ [medeverdachte 3] ”) [5] , verder te noemen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] .
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft algehele vrijspraak bepleit. Zij heeft hiertoe kort gezegd aangevoerd dat geen sprake is geweest van (het medeplegen van) een strafbare voorbereiding. Daarnaast is geen sprake van dubbel (voorwaardelijk) opzet. Ook is de bijdrage van [verdachte] niet van voldoende gewicht om te komen tot medeplegen.
Beoordeling door de rechtbank
In de “ [aanduiding Whatsapp groep] ” zijn de volgende berichten aangetroffen:
14 januari 2022:
[medeverdachte 3] : “Eey moet k nog betalen voor die caravan opt plein”
[naam 1] : “Zal ik ff tikkie sturen”
[verdachte] : “Tikkie Derin dan”
18-19 maart 2022:
[medeverdachte 3] : “Vant jaar alleen maar olie”
[verdachte] : “En baaaand”
[verdachte] : “Aleen niet op het laatste moment dingen regelen want dan sta je na uurtje alweer lucht te dekken”
[medeverdachte 2] : “Gooi [medeverdachte 1] in de ap”
[medeverdachte 2] : “Hij wou mss ook wel een schel er in aan steken”
[verdachte] : “ [medeverdachte 1] ik hoor dat je een wrak hebt staan”
[medeverdachte 2] : “Die zal ook goed Brande”
[verdachte] : “Ja zeet tie (...) Olie erin beste en band”
[medeverdachte 1] : “Nee man niet in de fik”
[medeverdachte 2] : “Wel shel er in”
3-4 oktober 2022:
[verdachte] : “Gas Derop godverrrr”
[verdachte] : “Ben ik de enige die zo zot is op banddddd”
[medeverdachte 3] : “Zoo 1 gaat wel ja”
[medeverdachte 2] : “Stoke met die bande”
[verdachte] : “Jaaa en appt ook: Heb ook 400 liter verlopen olie”
[medeverdachte 2] : “Lekker maat”
[verdachte] : “Alleen dat zit in een ibc dus moet ff vat regelen of vatten want die kutzooi is zwaar (...) maar [medeverdachte 2] had jij nog gebracht ivoor die vatten”
[medeverdachte 2] : “Is geregeld ik mag er een me neme rest wordt trug gestuurd voor statiegeld”
[medeverdachte 3] : “Ik zal ook is kijken op de zaak heb nog wel een olievat over alleen kan geen deksel op”
[verdachte] : “Maken we wel wat op”
[medeverdachte 3] : “Neem ik em mee”
6 oktober 2022:
[medeverdachte 2] stuurt een foto.
[naam 2] : “Een ton gewonnen”
[medeverdachte 2] : “Zekker”
[medeverdachte 2] : “210 l dus kan zat olie in stoke met die handel”
15 oktober 2022:
[medeverdachte 2] : “Maar snel ff caravan regelen en klaar maken voor ouwd en nieuw. Stoke Gvd”
[verdachte] : “Waar wil je die zo lang zetten”
[medeverdachte 2] : “Kan mss wel bij me ouders”
[verdachte] : “Goeie, regelen dan”
[verdachte] : “Auto is ook leuk. Maar we moeten wel al wat gaan regelen en doen hè homos want we willen allemaal vooraan staan maar dan ist zorgen dat we ook niet in de kou staan. Ik zal de vrouw gek makn dat de achter tuin vol met banden komt te liggen onder een zeil want ik hou er van”
5-6 december 2022:
[verdachte] : “Ja toch heerlijk maar gaan we caravan kopen of wat. Want hoor dat de plannen gewijzigd zijn. Bij deze meld ik me overal voor aan als het om rottig heid gaat”
[medeverdachte 1] : “Ik sluit aan. Ik hoor wel wat het kost.”
[medeverdachte 2] : “Dat dus. Waneer olie op halen maat.”
[verdachte] : “Heb je vatten dan kunnen we van de week wel ff rijden”
[medeverdachte 2] : “Ja die weet ik te staan die moeten we ff weg halen. Maar heb er zozo 1 in de loods staan van 200 liter.”
[verdachte] : “Goeie, dus ik ken ik [naam 3] appen”
[verdachte] : stuurt een foto van een advertentie voor een tweedehands caravan die voor € 50,- te koop staat.
[medeverdachte 3] : “Geen geld rijd die wel?”
[verdachte] : stuurt een link naar een advertentie voor een tweedehands caravan. [6]
In de telefoon van [verdachte] zijn de volgende berichten aangetroffen:
3-4 oktober 2022:
[naam 3] : “Alle banden met een witte streep erop mag je ophalen”
[verdachte] : “Jij maakt me maandag compleet [naam 3] heerlijk ik hou er van. Ik ga met neus overleggen wanneer we ze ff ophalen.”
[naam 3] : “We hebben ook nog ongeveer 400 liter verlopen olie. Maar die zit in een ibc dus moet je zelf een vat meenemen”
[verdachte] : “Wordt geregeld hahaha”
15 oktober 2022:
[medeverdachte 2] : “Maar snel ff caravan regelen en klaar maken voor ouwd en nieuw. Stoke Gvd”
[verdachte] : “Waar wil je die zo lang zetten”
[medeverdachte 2] : “Kan mss wel bij me ouders”
[verdachte] : “Goeie, regelen dan”
[naam 4] : “Hebben hele camper toch”
[verdachte] : “Daar zit wat in”
[verdachte] : “Auto is ook leuk”
[verdachte] : “Maar we moeten wel al wat gaan regelen”
24 oktober 2022:
[verdachte] : “Hé ik moet vatten hebben met deksel. Deze week moet ik olie halen”
[medeverdachte 2] : “In de loods staat een groot vat”
22 november 2022:
Door [medeverdachte 3] werd een video geplaatst. De verbalisant beschrijft dat deze video het afsteken van een vuurpijl betrof. Over dit filmpje is een conversatie, die als volgt ging:
[medeverdachte 3] : “Leuke voetzoeker”
[verdachte] : “Onder de politie auto vast plakken”
[medeverdachte 1] : “kk dik”
6 december 2022:
[medeverdachte 2] : “Maar heb er zozo 1 in de loods staan van 200 liter”
[verdachte] : “Goeie, dus ik ken [naam 3] appen”
[medeverdachte 2] : “Ja zekker maat als wij ff in de avond een keer die tonne weg halen”
[verdachte] : “Ik ben vanavond loodsmoeten ff wat maken dus ken die tonnen wel aan de kant zetten”
11 december 2022:
[naam 3] : “Mocht je tijd hebben voor wa bandjes”
[verdachte] : “Jaa want heb een leeg ibc vat eindelijk me ouders zijn nu bij ons (...) hierna ga ik na de neus toe en dan komen we morgen denk langs”
12 december 2022:
[verdachte] : “Ik kom langs vanmiddag maat met een leeg ibc vat”
[verdachte] : stuurt twee video’s. Op één van de filmpjes is een doos met vuurwerk Shells te zien en op een ander filmpje een Shell die in een buis werd gedaan en werd afgestoken.
[verdachte] : “Hier word ik blij van” en “We kunnen vooruit 600l”. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij deelnemer is van de Whatsappgroep “ [aanduiding Whatsapp groep] ”. Op de vraag waarom in de app werd gesproken over caravans en caravan advertenties werden gedeeld, verklaarde hij dat ze die dan op het plein zetten en in de fik steken. Dat is elk jaar en traditie van heel Beesd. [8]
Op 31 december 2022 zijn [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangehouden. In de loods in Beesd die werd gehuurd door [medeverdachte 2] zijn drie vaten met daarin naar alle waarschijnlijkheid afgewerkte olie aangetroffen. [9] Bij [verdachte] zijn achterin zijn grijze caddy meerdere houten blokken, aanmaakhout en een grote zwarte ton (een oliedrum) aangetroffen. [10] In zijn achtertuin zijn vijf autobanden aangetroffen. [11] In de auto van [medeverdachte 3] werden 15 autobanden aangetroffen. Daarop zei [medeverdachte 3] : “dat is toch niet strafbaar?”, en zijn vriendin: “maar het is toch traditie dit mag toch?”. [12]
De rechtbank overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen voor brandstichting in de zin van artikel 157 Sr is vereist dat kan worden bewezen dat de voorbereider opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad. Voor strafbare voorbereiding van brandstichting is voorts vereist dat het opzet van de voorbereider eveneens is gericht op het in artikel 157 Sr omschreven gevaar, in die zin dat dit opzet betrekking moet hebben op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar van bedoelde voorwerpen en/of stoffen voor de door artikel 157 Sr beschermde rechtsgoederen (vgl. HR 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW4230).
Uit de bewijsmiddelen blijkt de rechtbank het volgende.
Bij de jaarwisseling van 2021/2022 heeft op het Dorpsplein in Beesd een caravan in brand gestaan, die was geprepareerd met olie en autobanden. Daarover werden berichten gestuurd in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ”, waaronder berichten over een tikkie voor de in brand gestoken caravan. Uit de berichten in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ” blijkt dat gedurende 2022 door [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] herhaaldelijk gesproken wordt over het regelen van een caravan, olie(vaten) en autobanden en dat die in brand gestoken moeten worden. [medeverdachte 2] appt dat de caravan geregeld en klaargemaakt moet worden voor oud en nieuw en dat hij olievaten nodig heeft om vanuit het IBC vat olie in over te hevelen. [medeverdachte 3] appt dat hij op de zaak een olievat heeft, maar dat daar geen deksel op zit. [verdachte] appt dat ze daar wel wat op maken, waarop [medeverdachte 3] appt dat hij dat olievat dan meeneemt. De rechtbank leidt hieruit af dat [medeverdachte 3] de oliedrum heeft meegenomen en aan [verdachte] heeft gegeven, bij wie deze in de auto is aangetroffen. Uit de chats volgt verder meermaals dat het de bedoeling was dat de caravan, banden en olie ‘gestookt’ gaan worden. Vervolgens worden op 31 december 2022 bij [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] gezamenlijk olie, olievaten, autobanden, houten blokken en aanmaakhout aangetroffen. Verder heeft [medeverdachte 1] verklaard dat ze elk jaar een caravan op het plein in brand steken. Dat is traditie van heel Beesd. Ook de vriendin van [medeverdachte 3] heeft gezegd dat ‘het traditie is en toch mag?’. Zij verklaarde dit bij het aantreffen van de autobanden, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat ze doelde op het stichten van brand door het in brand steken van de aangetroffen autobanden tijdens de jaarwisseling.
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande blijkt van voorbereiding van brandstichting in of aan een caravan op het Dorpsplein in Beesd in de nacht van 31 december 2022 op 1 januari 2023 (met oud en nieuw). [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben immers opzettelijk gezamenlijk (olie)vaten, aanmaakhout en autobanden verworven en/of voorhanden gehad, die blijkens de chatberichten, de verklaring van [medeverdachte 1] en de opmerking van de vriendin van [medeverdachte 3] bestemd waren voor deze brandstichting. Het feit dat [verdachte] ook betrokken was bij de incidenten tijdens oud en nieuw 2021-2022, alsook [medeverdachte 3] , gelet op de chatberichten van 14 januari 2022, geeft naar het oordeel van de rechtbank steun aan de conclusie dat opnieuw eenzelfde brandstichting werd voorbereid. Dat het opzet van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (op zijn minst in voorwaardelijke zin) mede was gericht op het veroorzaken van naar algemene ervaringsregels voorzienbaar gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel blijkt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer uit de aard en het moment van de voorgenomen brandstichting. Het plan was immers om op het door woningen en winkels omgeven Dorpsplein in Beesd tijdens de jaarwisseling, een moment waarop ook daar veel mensen op straat zijn, een caravan, met (daarin) olie, aanmaakhout en autobanden, in brand te steken.
Daarbij is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , waarbij ieder van hen een bijdrage van voldoende gewicht aan de voorbereiding heeft geleverd. Immers stuurden [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verspreid over 2022 meerdere berichten in de groepsapp over het regelen van goederen ten behoeve van de voorgenomen brandstichting, hebben zij daarbij samengewerkt en hun handelingen op elkaar afgestemd en werden bij hen vervolgens aan de voorgenomen brandstichting te koppelen goederen zijn aangetroffen.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde medeplegen van voorbereiding van brandstichting in dan wel aan een caravan.
Ten aanzien van feit 2
De goederen genoemd onder feit 2 waarvan [verdachte] het voorhanden hebben wordt verweten, worden om voormelde redenen uitgesloten van het bewijs. Nu er na bewijsuitsluiting wettig en overtuigend bewijs in het dossier ontbreekt om tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde te kunnen komen, zal [verdachte] hiervan worden vrijgesproken.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
primair
hij in
of omstreeksde periode van 3 oktober 2022 tot 31 december 2022 te Haaften,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,
ter voorbereiding van het met anderen
of een anderte plegen misdrijf waarop naar
de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te
weten brandstichting (als bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht)
in/aan een
auto ofcaravan,
opzettelijk
- 5
, althans één of meerautobanden, en
/of
- aanmaakhout, en
/of
- 1 ( leeg)
, althans één of meeroliedrum
of olievat,
heeft/hebben verworven en/ofvoorhanden heeft
/hebbengehad,
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Medeplegen van voorbereiding van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van het feit

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 primair betoogd dat sprake is van vrijwillige terugtred door [verdachte] en dat hij daarom moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat geen sprake is van vrijwillige terugtred, omdat deze niet is gebleken uit gedragingen van [verdachte] en de voor de brandstichting bestemde goederen op 31 december 2022 nog bij hem zijn aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b Sr slechts sprake is, indien de gedragingen van verdachte de conclusie rechtvaardigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn. Of dit het geval is hangt – mede gelet op de aard van het misdrijf – af van de concrete omstandigheden van het geval. Bij de vraag of de voorbereider vrijwillig is teruggetreden komt daarom belang toe aan de mate waarin hij/zij zich uit eigen wil heeft ingespannen om de voltooiing van het beoogde misdrijf, in dit geval: de brandstichting, te voorkomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Tussen 12 december 2022 en 31 december 2022 is er geen contact meer geweest in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ”, terwijl de brandstichting tijdens de jaarwisseling had moeten plaatsvinden en er gedurende het jaar 2022 op meerdere momenten contact hierover heeft plaatsgevonden. Hieruit volgt volgens de verdediging dat men afscheid had genomen van het plan om brand te stichten. De rechtbank deelt deze gevolgtrekking niet. Op 12 december 2022 is [naam 4] (beheerder van de “ [aanduiding Whatsapp groep] ”) aangehouden en is de politie op de hoogte geraakt van deze groepsapp. Het stoppen van het versturen van berichten in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ” kan hierdoor, gelet op de context waarbinnen dat is gebeurd, worden verklaard en vormt daarom geen aanwijzing dat [verdachte] vrijwillig is teruggetreden.
Daarnaast blijkt uit de berichten in de “ [aanduiding Whatsapp groep] ” dat ook buiten deze groepsapp om over de voorgenomen brandstichting werd gesproken en dat [medeverdachte 2] en [verdachte] met elkaar en met anderen in persoon afspraken, onder meer om banden en olievaten op te halen. Daaruit blijkt dat ook buiten deze groepsapp om voorbereidingen werden getroffen voor de brandstichting, zodat het ontbreken van berichten na 12 december 2022 niet voldoende is om aan te nemen dat [verdachte] vrijwillig was teruggetreden.
Ook zijn de goederen die bestemd waren voor de voorbereide brandstichting tijdens de jaarwisseling op 31 december 2022 aangetroffen bij [verdachte] . Hij heeft dus tot zeer kort voor het moment van de beoogde brandstichting geen afstand gedaan van de hiervoor bestemde goederen, wat een contra-indicatie is voor vrijwillig terugtreden.
Indien [verdachte] uitsluitend de innerlijke drang heeft gevoeld om niet verder te gaan met de (voorbereiding van de) brandstichting, zonder daaraan op voor derden kenbare wijze uiting te geven, is dat in het licht van voormelde omstandigheden niet voldoende voor een geslaagd beroep op vrijwillige terugtred.
De rechtbank concludeert dat geen sprake is geweest van vrijwillige terugtred. Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten, betekent dit dat het feit strafbaar is.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast verzoekt de officier van justitie om aan verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van cliënt en omdat hij besef heeft gekregen van de consequenties van het voorhanden hebben van verboden vuurwerk. De raadsvrouw heeft bepleit dat kan worden volstaan met een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor brandstichting. Hij heeft in een groepsapp gedurende 2022 meermaals contact gehad met anderen over onder meer het verzamelen van goederen om de brandstichting bij de jaarwisseling in Beesd mogelijk te maken en daartoe met zijn medeverdachten samengewerkt. Zelf had verdachte vijf autobanden, aanmaakhout en een oliedrum onder zich. Dit is een ernstig feit. Het in brand steken van een caravan met banden en honderden liters olie leidt naar algemene ervaringsregels tot een grote, onvoorspelbare en moeilijk te blussen brand. De door verdachte beoogde brandstichting zou daarom, indien uitgevoerd, tot een zeer gevaarlijke situatie hebben geleid, zowel voor (nietsvermoedende) omstanders die op het dorpsplein in Beesd de jaarwisseling vierden als voor de omliggende woningen en winkels. Ook voor de tijdens de jaarwisseling toch al drukbezette noodhulpdiensten, zoals de brandweer en de politie, zou het tot een zeer gevaarlijke situatie hebben geleid. Het is niet aan het handelen van verdachte te danken dat deze brandstichting uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij door zijn handelen ernstig gevaar voor personen en goederen zou veroorzaken, te meer nu verdachte door zijn betrokkenheid bij het incident tijdens de voorgaande jaarwisseling en de daaraan in de media bestede aandacht moet hebben geweten van de ernstige risico’s. Hij heeft kennelijk voor lief genomen dat het opnieuw mis zou kunnen gaan en zelfs tot letsel zou kunnen leiden bij anderen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 8 april 2024. Hieruit volgt dat geen sprake is van een delictpatroon. Verdachte heeft een stabiel leven op het gebied van partnerrelatie, werk en inkomen. Deze zaken zijn, net als de relatie met zijn ouders, beschermende factoren. Er is sprake van zelfinzicht en probleembesef. Verdachte is minder impulsief, is zelfredzaam en heeft hulpbronnen waar hij, indien nodig, een beroep op doet. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag. De reclassering ziet geen redenen voor het adviseren van bijzondere voorwaarden.
Ondanks de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (op dit moment) niet (langer) passend is. Wel acht de rechtbank een zogenoemde ‘stok achter de deur’ van belang om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zal zij aan verdachte een taakstraf opleggen van 140 uren, te vervangen door 70 dagen hechtenis. De rechtbank legt een voorwaardelijke gevangenisstraf van minder lange duur en een lagere taakstraf op dan door de officier van justitie geëist, omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van feit 2.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank stelt voorop dat [verdachte] blijkens de diverse afstandsverklaringen in het dossier van nagenoeg alle in beslag genomen en hem toebehorende goederen afstand heeft gedaan. De rechtbank kan op basis van het dossier evenwel niet vaststellen of [verdachte] ook afstand heeft gedaan van de onder hem in beslag genomen zwarte oliedrum en het aanmaakhout (goednummer: PL0600-2022590550-2275165).
Over dit beslag over weegt de rechtbank als volgt.
De voormelde in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerpen, die bij [verdachte] zijn aangetroffen en aan hem toebehoren, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 46, 47 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
beslissing ten aanzien van het beslag
 verklaart verbeurd de zwarte oliedrum en het aanmaakhout (goednummer: PL0600-2022590550-2275165).
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en
mr. S.A. van den Toorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 juni 2024.
mr. B. de Rooij is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022590550, gesloten op 31 mei 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen (PL0600 2022590550), p. 24.
3.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2024.
4.De verklaring van [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 7 mei 2024.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
6.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen, p. 31-43.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 72-79.
8.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 518-519.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 90.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 282-283, en Kennisgeving van inbeslagneming, p. 429
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 285, en Kennisgeving van inbeslagneming, p. 427.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 524, en Kennisgeving van inbeslagneming (PL0600-2022590550-93).