In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Nederlandse Rondhout Combinatie B.V. (NRC) en een gedaagde partij over de uitleg van een overeenkomst betreffende het vellen van bomen en de inkoop van hout. De partijen hadden een overeenkomst gesloten waarbij NRC 89 fijnsparren en 177 eiken zou omzagen op het landgoed van de gedaagde. De opbrengst van het hout zou in mindering komen op de kosten van de werkzaamheden. Er ontstond echter onduidelijkheid over de uitleg van bedragen die NRC in een WhatsApp-bericht op 14 maart 2022 had verstrekt aan de gedaagde. NRC stelde dat de koopprijs van het hout al in de kosten was verrekend, terwijl de gedaagde aanvoerde dat er nog een redelijke koopprijs in mindering moest worden gebracht.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de bedragen uit het WhatsApp-bericht moest begrijpen als inclusief de koopsom voor het hout. De rechter paste de Haviltex-maatstaf toe, waarbij de bedoeling van partijen en de omstandigheden van het geval centraal stonden. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat de kosten en de koopsom apart moesten worden behandeld. De kantonrechter wees de vordering van NRC toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.640,27, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die op € 1.314,54 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.