ECLI:NL:RBGEL:2024:6006

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
3 september 2024
Zaaknummer
10934669 / CV EXPL 24-589
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van een overeenkomst over het vellen van bomen en de inkoop van hout met betrekking tot de toepassing van art. 7:4 BW

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Nederlandse Rondhout Combinatie B.V. (NRC) en een gedaagde partij over de uitleg van een overeenkomst betreffende het vellen van bomen en de inkoop van hout. De partijen hadden een overeenkomst gesloten waarbij NRC 89 fijnsparren en 177 eiken zou omzagen op het landgoed van de gedaagde. De opbrengst van het hout zou in mindering komen op de kosten van de werkzaamheden. Er ontstond echter onduidelijkheid over de uitleg van bedragen die NRC in een WhatsApp-bericht op 14 maart 2022 had verstrekt aan de gedaagde. NRC stelde dat de koopprijs van het hout al in de kosten was verrekend, terwijl de gedaagde aanvoerde dat er nog een redelijke koopprijs in mindering moest worden gebracht.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de bedragen uit het WhatsApp-bericht moest begrijpen als inclusief de koopsom voor het hout. De rechter paste de Haviltex-maatstaf toe, waarbij de bedoeling van partijen en de omstandigheden van het geval centraal stonden. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet voldoende had onderbouwd dat de kosten en de koopsom apart moesten worden behandeld. De kantonrechter wees de vordering van NRC toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 4.640,27, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, die op € 1.314,54 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Nijmegen
Zaaknummer: 10934669 \ CV EXPL 24-589
Vonnis van 30 augustus 2024
in de zaak van
NEDERLANDSE RONDHOUT COMBINATIE B.V.,
te Apeldoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: NRC,
gemachtigde: mr. D.L.A. van Voskuilen,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. S.J. Snellenburg.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 12 april 2024
- de mondelinge behandeling van 20 augustus 2024, waarvan aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De zaak in het kort

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan NRC 89 fijnsparren en 177 eiken zou omzagen op het landgoed van [gedaagde] . Het hout dat verkocht kon worden, zou NRC inkopen. Het resterende hout zou worden geklepeld en op het landgoed achterblijven. Partijen hebben afgesproken dat de opbrengst van het hout in mindering strekt op de kosten van de werkzaamheden. Zij verschillen van mening over de uitleg van bedragen uit een prijsopgave die NRC op 14 maart 2022 via WhatsApp heeft verstrekt aan [gedaagde] . NRC stelt dat de koop van het hout daarin al was verwerkt, terwijl [gedaagde] aanvoert dat daarop nog een redelijke koopprijs in mindering moest worden gebracht.
2.2.
De kantonrechter geeft NRC gelijk. Dit betekent dat [gedaagde] de bedragen moet betalen die in het WhatsApp-bericht worden genoemd. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

3.1.
De afspraken die partijen hebben gemaakt, moeten worden uitgelegd aan de hand van de zogenoemde Haviltex-maatstaf. Hierbij zijn de bewoordingen van die afspraken op zichzelf niet doorslaggevend. Het komt aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en wat zij over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Bij deze uitleg moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
De bedragen uit het WhatsApp-bericht van 14 maart 2022 moeten worden betaald
3.2.
Partijen zijn het erover eens dat de koopsom van het hout zou worden verrekend met de kosten van het kappen en afvoeren van het hout. Vast staat ook dat [gedaagde] op 18 februari 2022 tijdens een rondgang op het landgoed aan [naam 1] van NRC heeft gevraagd om de werkzaamheden zoveel als mogelijk kostenneutraal uit te voeren en dat het ook bespreekbaar was als de kosten beperkt zouden blijven. Tijdens deze rondgang heeft NRC een inschatting van de omvang van de werkzaamheden gemaakt. Hierna heeft [gedaagde] op 14 maart 2022 via WhatsApp aan [naam 1] gevraagd of hij een idee heeft “wat de kosten zijn voor het totale project.” [naam 1] heeft hierop het volgende geantwoord:
“Ik zal morgen even een overzicht mailen qua kosten. (…) Kosten voor het weg
halen van de gebleste bomen zal € 1.750,- zijn. Dit is dan inclusief 1 dag klepelen. Als je langer wilt klepelen kost dat € 1.500 per dag.”
3.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] dit bericht, ook al wordt hierin alleen gesproken over ‘kosten’, zo moest begrijpen dat de koopsom van het hout al in mindering was gebracht op de werkelijke (bruto-)kosten. Om te kunnen beoordelen of het mogelijk was om de werkzaamheden ‘kostenneutraal’ uit te voeren, moest NRC namelijk, zoals zij stelt, vooraf een (globale) inschatting maken van de opbrengst van het hout. In het WhatsApp-bericht wordt niet ingegaan op het verzoek van [gedaagde] om de werkzaamheden kostenneutraal uit te voeren. [gedaagde] heeft niet voldoende gemotiveerd toegelicht dat op een ander moment (positief) is gereageerd op zijn verzoek om met gesloten beurzen te werken. Tegen deze achtergrond moest [gedaagde] uit het WhatsApp-bericht begrijpen dat er (netto-)kosten verbonden waren aan de werkzaamheden. Als NRC het mogelijk achtte om met gesloten beurzen te werken, zou zij geen bedragen hebben genoemd.
3.4.
Uit de omvang van de genoemde bedragen van € 1.750,- en € 1.500,- en de verhouding tussen deze bedragen volgt vervolgens dat de opbrengst van het hout al in het eerstgenoemde bedrag was verdisconteerd. Het bedrag van € 1.750,- is immers inclusief één dag klepelen, terwijl het bedrag van € 1.500,- uitsluitend ziet op één extra dag klepelen. In de lezing van [gedaagde] zouden de bruto-kosten van alle andere werkzaamheden (buiten het klepelen) dus € 250,- zijn en zouden de bruto-kosten daartoe ook beperkt blijven indien hij geen opdracht zou geven voor de extra dag klepelen. In die uitleg zou de opbrengst van het hout daarop nog in mindering strekken. Deze uitleg kan, omdat [gedaagde] moest begrijpen dat kostenneutraal werken niet mogelijk werd geacht door NRC en gezien de omvang van de werkzaamheden, niet als juist worden aanvaard. NRC heeft namelijk onweersproken naar voren gebracht dat er in de loop van ongeveer twee maanden in totaal 15 dagen zijn gewerkt, waarbij 267 bomen zijn geveld met behulp van een mobiele kraan, medewerkers met een motorzaag, een hoogwerker en een uitrijmachine. Als [gedaagde] ervan uitging dat de opbrengst van het hout (later) nog in mindering zou strekken op de genoemde bedragen, moesten de genoemde bedragen minst genomen vraagtekens oproepen en ligt het voor de hand dat hij hierover vragen zou hebben gesteld aan NRC. Dit is niet gebeurd.
3.5.
Op de zitting hebben partijen gediscussieerd over de specificatie die NRC op 12 augustus 2022 aan [gedaagde] heeft gestuurd. Op dat moment waren de werkzaamheden op het landgoed al afgerond. Volgens de begeleidende e-mail staan de ‘werkelijke kosten’ in de linkerkolom en ‘het voorstel met de verrekening van de hout inkoop’ in de rechterkolom. In de linkerkolom staan onder meer de bedragen van € 1.750,- (‘vellen en uitrijden’) en € 1.500,- (‘klepelen’) die in het WhatsApp-bericht van 14 maart 2022 worden genoemd. In de rechterkolom staat onder meer een post van € 7.875,- (‘volume rondhout aantal m3’) onder het kopje ‘aankoop’ en posten van € 6.125,- (‘vellen’) en € 3.500,- (‘uitrijden’) onder het kopje ‘kosten’. Beide kolommen sluiten op hetzelfde bedrag, namelijk de € 5.233,58 incl. btw die NRC in deze procedure in hoofdsom vordert.
3.6.
Over deze specificatie stelt NRC dat [gedaagde] eerst na het uitvoeren van de werkzaamheden heeft verzocht om zowel een kostenpost als een koopprijs te vermelden op de factuur. Volgens NRC is de specificatie zo vormgegeven dat onder de streep in beide kolommen hetzelfde totaalbedrag stond als waarover partijen overeenstemming hadden bereikt. De bedragen in de rechterkolom zijn achteraf met dat doel ‘bedacht’. De posten die in de rechterkolom zijn opgenomen, reflecteren niet de daadwerkelijke bruto-kosten maar zijn achteraf afgestemd op de post ‘aankoop’ om op hetzelfde totaalbedrag uit te komen als zonder uitsplitsing, aldus NRC. Gezien deze toelichting, die [gedaagde] niet heeft betwist, biedt de specificatie steun voor het oordeel dat de bedragen in het WhatsApp-bericht van 14 maart 2022 de ‘werkelijke kosten’ zijn die moesten worden betaald door [gedaagde] .
3.7.
Nu de koopsom voor het hout is verdisconteerd in de bedragen uit het WhatsApp-bericht van 22 maart 2022 treft het beroep van [gedaagde] op art. 7:4 BW geen doel. In dit artikel is bepaald dat, wanneer de koop is gesloten zonder dat de prijs is bepaald, de koper een redelijke prijs is verschuldigd. Deze bepaling ziet op het geval dat partijen zich niet hebben bekommerd om de prijs. [1] Dit geval doet zich hier niet voor, ook niet als in aanmerking wordt genomen dat in het WhatsApp-bericht geen afzonderlijk bedrag voor de koopsom wordt genoemd. Dit neemt immers niet weg dat een prijs is
bepaald(door NRC) en in mindering is gebracht op de bruto-kosten. Het voorgaande betekent verder dat onbesproken kan blijven of een prijs van € 22,50 per m3 (ongeacht de houtsoort), die in de specificatie wordt gehanteerd, een redelijke of reële inkoopprijs is.
3.8.
De bedragen uit het WhatsApp-bericht van € 1.750,- en € 1.500,- zullen dan ook worden toegewezen, aangezien niet in geschil is dat NRC één dag extra heeft geklepeld. De gevorderde 21% btw over deze bedragen wordt afgewezen. Het WhatsApp-bericht, waarin volgens NRC de bedragen staan die [gedaagde] moest betalen, vermeldt niet dat het gaat om bedragen exclusief btw, zodat [gedaagde] daarop niet bedacht behoefde te zijn. Hij gaf de opdracht immers als particulier en mocht er daarom van uitgaan dat de genoemde bedragen inclusief btw waren. Dat het gaat om bedragen exclusief btw staat wel in de e-mail van 13 april 2022, de specificatie van 12 augustus 2022 en de factuur van 31 oktober 2022, maar die zijn allemaal verzonden na de totstandkoming van de overeenkomst.
De kosten van de extra werkzaamheden moeten worden betaald
3.9.
Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat de kosten voor de extra werkzaamheden moeten worden betaald. Het gaat om € 850,- voor het inpakken van beuken en € 650,- voor het vellen van extra eiken. Deze bedragen zullen dus worden toegewezen, vermeerderd met 21% btw. In de e-mail van 13 april 2022, die [gedaagde] heeft ontvangen voorafgaand aan het uitvoeren van deze extra werkzaamheden, staat dat het ging om “prijzen ex btw.”
De kosten voor de stuk gereden lamp worden verrekend
3.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten van een stuk gereden lamp (€ 424,73) in mindering strekken op de vordering van NRC en daarmee moeten worden verrekend.
Geen vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten
3.11.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten die NRC vordert, wordt afgewezen. De opdracht aan NRC is, anders dan zij stelt, gegeven door [gedaagde] als eigenaar van het landgoed. De schuldenaar is dus een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Dit betekent dat aan [gedaagde] een aanmaning moest worden verstuurd die voldoet aan de eisen van art. 6:96 lid 6 BW. In de aanmaning van 21 juni 2023 is echter geen betalingstermijn van veertien dagen gegeven die ingaat op de dag na ontvangst van de aanmaning door [gedaagde] , maar een betalingstermijn van “14 dagen na heden.” Hiermee voldoet de aanmaning niet aan de eisen van art. 6:96 lid 6 BW. [2]
Slotsom en proceskosten
3.12.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- Weghalen gebleste bomen
- Extra dag klepelen
1.750,00
1.500,00
- Inpakken beuken plus btw
- Vellen extra eiken plus btw
1.028,50
786,50
+
totaal
5.065,00
- Stuk gereden lamp
424,73
-/-
Totaal
4.640,27
3.13.
De wettelijke rente wordt toegewezen met ingang van 7 november 2022, omdat NRC onweersproken heeft gesteld dat het verzuim op die dag is ingetreden (art. 6:119 BW).
3.14.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van NRC worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2,00 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.314,54
3.15.
Dit vonnis wordt, zoals NRC vordert, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan NRC te betalen een bedrag van € 4.640,27, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 7 november 2022 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van NRC begroot op € 1.314,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.A.L. van de Sande en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2024.
62375

Voetnoten

1.HR 10 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3839.
2.HR 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.