2.10.Partijen zijn overeengekomen in onderling overleg een deskundigenrapport op te laten stellen. Op 2 juni 2020 heeft [arts 5], neuroloog, een expertise verricht. In zijn rapport van 23 november 2020 is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
Vraagstelling
1a. Op 2-6-2014 is patiënt om 23.19 gezien op de SEH met als klachten: hoofdpijn, nekpijn sinds enkele dagen en sinds 1 dag een aangezichtsverlamming links. (...)
Een aantal klachten en de context maken dat dit niet een gewone IPAV is. Hoofdpijn en nekpijn zijn geen gewone klachten bij een IPAV en de context van behandeling met immunosuppressiva maakt dat men aan andere diagnosen zou moeten denken. (...)
Dat er de avond van het SEH-bezoek niet onmiddellijk liquor-onderzoek [lumbaalpunctie,
rb.] heeft plaatsgevonden is nog wel te begrijpen en kan niet als onzorgvuldig handelen worden benoemd. Wat wel onzorgvuldig is, is dat de follow up is overgelaten aan een KNO-arts en de MDL-arts. Voor beide specialismen geldt dat zij onvoldoende expertise hebben in de DD van hersenzenuwuitval bij iemand die immunosuppressiva gebruikt. Patiënt had in de dagen na het SEH-bezoek herbeoordeeld moeten worden door een neuroloog en dan had de drempel voor liquoronderzoek in deze context laag moeten liggen omdat er heel goed een infectieuze oorzaak ten grondslag van de facialisparese had kunnen liggen. Men had dan ook vast kunnen vaststellen dat hij na het SEH-bezoek niet verbeterd was, er tekenen van algemene malaise met koorts waren en de facialisparese mogelijk zelfs verslechterde. (...)
Van belang is nog te vermelden dat de familie van de patiënt (medici met neurologische contacten) bij het SEH-bezoek op 2-6 en wederom bij de opname van 18-6 heeft aangedrongen op liquoronderzoek.
1b. Een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot had in juni 2014 bij een aspecifieke presentatie (hoofdpijn, nekpijn) van een facialisparese en in de context van behandeling met immunosuppressiva, en bij verslechtering van de facialisparese en klachten van malaise (persisterende hoofdpijn, rillerig, spierpijn) in de twee weken na presentatie op de SEH, moeten overgaan tot het verrichten van een lumbaalpunctie om een infectieuze oorzaak uit te sluiten.
1c. Op 1-9-2014 heeft hij zich gepresenteerd op de SEH met de volgende klachten: sinds 2 weken aanvalsgewijze tintelingen, uitvalsverschijnselen in de rechter lichaamshelft, en spraakstoornissen. (...) Er wordt een voorstel gedaan tot opname en patiënt en familie willen dat liever poliklinisch doen. Ook dat vind ik vreemd.
Correctie: de familie heeft aangedrongen op snelle diagnostiek, maar hen werd verteld dat de opname de mri niet zou vervroegen en dat er dus feitelijk niet veel zou gebeuren; daarop hebben zij besloten thuis af te wachten. Ook daarna op 2 september is door de partner nogmaals aangedrongen op een snelle mri-scan.En vreemd is dat er niet door de dienstdoenden van de afdeling neurologie is aangedrongen op de opname en onmiddellijke diagnostiek.
Bij een patiënt van 26 jaar die behandeld wordt met immunosuppressiva en die zich presenteert met fokale neurologische verschijnselen dient onmiddellijk diagnostiek te worden verricht. In de DD staan verschillende behandelbare aandoeningen. Haast is geboden. Dat betekent een CT-scan onmiddellijk, en bij afwijkingen kort daarop een mri-scan van de hersenen, of onmiddellijk een mri-scan van de hersenen. Het is duidelijk dat de dienstdoende neuroloog ook snel diagnostiek wilde, maar toch akkoord is gegaan met de wens van de familie om de mri poliklinisch te doen.
Correctie: zie boven. De familie heeft aangedrongen op snelle diagnostiek middels mri.
Het handelen is niet onzorgvuldig, maar is niet snel en daadkrachtig genoeg.
1d. Hoofdpijn, nekpijn en hersenzenuwuitval is, ook zonder koorts en zonder tekenen van meningeale prikkeling, voldoende en zeker bij iemand die met immunosuppressiva wordt behandeld, om aan een meningitis te denken. En denken aan betekent liquoronderzoek doen. De betrokken arts heeft hier in strijd met de professionele standaard gehandeld.
1g. (...) Bij het derde SEH-bezoek op 1-9-2014 was er een goede reden om patiënt direct op te nemen en nadere diagnostiek (na beeldvorming liquoronderzoek) te doen; dat was op 3-9-2014 op de poli niet anders.
1h. Een vasculopathie door een VZV-infectie is een bekende complicatie van deze infectie. Deze vasculopathie kan tot herseninfarcten leiden. Hierover bestaan geen uiteenlopende meningen. (...)
5. Het is onzeker of nader diagnostisch onderzoek (lumbaalpunctie) de diagnose virale meningitis had bevestigd. Het is onzeker of indien er een meningitis was gediagnosticeerd, het zou gaan om een VZV-meningitis. Het is onzeker of behandeling daarvan het in september opgetreden herseninfarct had kunnen voorkomen. Dat de neurologische ziekten van juni en september met elkaar te maken hebben ligt misschien voor de hand maar dat is niet te bewijzen. Een causale relatie tussen een VZV-meningitis in juni (die niet is vastgesteld) en een herseninfarct in september (bij aanwijzingen voor een VZV-infectie in de liquorruimte) is niet te bewijzen.
6. Hoe groot de kans was op het herseninfarct bij adequaat behandelen van een VZV-meningitis bij een immuungecompromitteerde patiënt is niet aan te geven. Deze gegevens zijn niet te vinden in de literatuur (...).
Aanvulling: een VZV-meningitis bij een immuungecompromitteerde patient dient tenminste twee weken intraveneus behandeld te worden met antivirale medicatie; daarna wordt vaak besloten om een onderhoudsbehandeling met antivirale medicatie te geven ter voorkoming van bv een vasculopathie met als gevolg een herseninfarct. Dit is expert opinion. Gerandomiseerde studies zijn er niet.
Of de ziekte in juni 2014 te maken heeft met het herseninfarct in september 2014 is onzeker. Of, als in juni 2014 een VZV-meningitis de oorzaak was van de aangezichtsverlamming, een behandeling met antivirale middelen de vasculopathie en het herseninfarct had kunnen voorkomen, is onzeker. Ook is onzeker of de diagnose vasculopathie eerder had kunnen worden gesteld en of een eerdere behandeling met antivirale middelen het herseninfarct had kunnen voorkomen.
Over de behandeling van deze complicaties van een VZV-infectie is slechts expert opinion
beschikbaar. Er zijn geen clinical trials gedaan bij VZV-meningitis, er zijn geen follow-up studies bekend na een VZV-meningitis, en een vasculopathie wordt pas gediagnosticeerd als het herseninfarct is ontstaan. Ook over deze zeldzame complicatie zijn geen studies bekend.
Dat de gebeurtenissen in juni en september 2014 wel met elkaar te maken hebben is een hypothese. In deze hypothese is de aangezichtsverlamming in juni veroorzaakt door een VZV-meningitis. Deze is onbehandeld gebleven en heeft een chronische VZV-infectie veroorzaakt of onderhouden. Deze heeft uiteindelijk geleid tot een vasculopathie in de hersenen met een herseninfarct tot gevolg.
De experts stellen wel dat bij immuungecompromitteerde patiënten hersenzenuwuitval, meningitis en vasculopathie door VZV met antivirale middelen (intraveneus) moeten worden behandeld.
Ondanks alle bovengenoemde onzekerheden is de manier waarop de neurologische problemen in juni en september 2014 zijn geanalyseerd en vervolgd niet geheel adequaat. Men mag verwachten dat bij een jonge patiënt die wordt behandeld met immunosuppresiva en zich presenteert met hoofdpijn, nekpijn en hersenzenuwuitval en later met aanvalsgewijze uitvalsverschijnselen, men onmiddellijk overgaat tot nader onderzoek en "er bovenop zit". Men heeft te gemakkelijk afgezien van aanvullend onderzoek. De familie heeft op verschillende momenten daar op aangedrongen. Dat heeft niet tot een verandering van het beleid geleid. Ook is het vangnet van de follow-up onvoldoende gebruikt. De follow-up is overgelaten aan andere specialismen. Dat is incorrect.
Of het beloop anders had kunnen zijn en of het herseninfarct voorkomen had kunnen worden blijft onzeker, maar de analyse en het vervolgbeleid door de afdeling neurologie zowel in juni als in september 2014 hadden nauwkeuriger en daadkrachtiger gekund.
Aanscherping: gekund kan vervangen worden door gemoeten.